uittreksel uit het wetboek van strafvordering
DNA-ONDERZOEK.
Art. 44ter.[1 Voor de toepassing van dit Wetboek, wordt verstaan onder :
1° [5 DNA-profiel: een alfanumerieke code die specifiek is voor ieder individu en die wordt bepaald op basis van sequenties van het genetische erfgoed;]5
[5 1° /1. Y-STR profiel: een alfanumerieke code die specifiek is voor mannen behorende tot eenzelfde vaderlijn en die bepaald wordt op basis van genetische sequenties gelegen op het mannelijk Y-chromosoom;
1° /2. mtDNA-profiel: een alfanumerieke code die specifiek is voor individuen behorende tot eenzelfde moederlijn en die bepaald wordt op specifieke plaatsen van het circulaire genoom aanwezig in de mitochondriën;]5
2° referentiestaal : de haarwortels, de wangslijmvlies- of bloedcellen genomen op een persoon om zijn DNA-profiel op te stellen;
3° vergelijking van DNA-profielen : de vergelijking van genetische profielen van aangetroffen sporen met genetische profielen verkregen van referentiestalen of hun onderlinge vergelijkingen;
[5 3° /1. familiale zoeking: de opsporing van de biologische vader, moeder, zonen, dochters, broers of zussen van de bron van een niet-geïdentificeerd DNA-profiel van een aangetroffen spoor aan de hand van een vergelijking van dit DNA-profiel met de DNA-profielen van referentiestalen opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken "Criminalistiek" en "Veroordeelden";]5
4° laboratorium : DNA-onderzoekslaboratorium dat aan de door de Koning bepaalde erkenningsvoorwaarden voldoet;
5° nationale DNA-gegevensbanken : de nationale DNA-gegevensbanken [2 [4 "Criminalistiek", "Veroordeelden", "Vermiste personen" en "Intervenanten"]4]2, die het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie beheert;
6° beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken : de persoon verantwoordelijk voor het beheer van de nationale DNA-gegevensbanken binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;
7° buitenlandse DNA-gegevensbanken : de DNA-gegevensbanken opgericht en beheerd door andere Staten van de Europese Unie en door landen waarmee een verdrag is afgesloten dat in de uitwisseling van DNA-profielen voorziet met het oog op de strafprocedure [6 of teneinde onbekende overledenen direct of indirect te kunnen identificeren of om de opsporing van vermiste personen te vergemakkelijken]6;
[6 7° /1. internationale DNA-gegevensbanken: de DNA-gegevensbanken opgericht en beheerd door Europese of internationale publiekrechtelijke organisaties met het oog op de strafprocedure of teneinde onbekende overledenen direct of indirect te kunnen identificeren of om de opsporing van vermiste personen te vergemakkelijken, en die aangewezen worden door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de evaluatiecommissie voor het DNA-onderzoek;]6
8° DNA-codenummer : het unieke referentienummer toegekend door de nationale cel waardoor het mogelijk is om een DNA-profiel in verband te brengen met de naam van een persoon.]1
[2 9° vermiste persoon : persoon van wie de vermissing als onrustwekkend wordt beschouwd door de procureur des Konings.]2
[3 10° een verwante van een vermiste persoon : een bloedverwant in opgaande lijn, een bloedverwant in neergaande lijn, de andere biologische ouder van een kind, een bloedverwant in de zijlijn.]3
----------
(1)<W 2011-11-07/16, art. 2, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2014 (zie KB 2013-07-17/29, art. 36)>
(2)<W 2013-12-21/59, art. 2, 076; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-07-2017 (zie W 2015-06-28/01, art. 2)>
(3)<W 2017-04-09/09, art. 2, 089; Inwerkingtreding : 14-05-2017>
(4)<W 2017-05-17/03, art. 2, 090; Inwerkingtreding : 10-06-2017>
(5)<W 2024-03-07/01, art. 2,a,b,c, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
(6)<W 2024-03-07/01, art. 2,d,e, 120; Inwerkingtreding : 24-03-2024>
Art. 44quater.[1 § 1. De procureur des Konings kan, bij een met redenen omklede beslissing, een deskundige verbonden aan een laboratorium aanwijzen, om :
1° het DNA-profiel op te stellen van de aangetroffen sporen,
2° in voorkomend geval, de DNA-profielen van de aangetroffen sporen onderling te vergelijken.
De deskundige zorgt ervoor dat hij een voldoende groot deel van het staal bewaart om een tegenonderzoek mogelijk te maken. Blijkt dat onmogelijk te zijn, dan maakt hij daarvan melding in zijn verslag.
Wanneer de deskundige erin slaagt een voldoende groot deel van het aangetroffen spoor te bewaren om een tegenonderzoek mogelijk te maken, zorgt hij ervoor dat het gedurende maximaal dertig jaar wordt bewaard, [3 tenzij de bevoegde magistraat bij een met redenen omklede beslissing een andere bewaartermijn beveelt, die niet langer kan zijn dan veertig jaar, behalve wanneer het gaat om de strafbare feiten bedoeld in artikel 21bis van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering]3.
[2 In voorkomend geval deelt de procureur des Konings de deskundige mee dat het gaat om sporen van vermiste personen of van ongeïdentificeerde stoffelijke resten waarvan het DNA-profiel opgeslagen zal worden in de DNA-gegevensbank "Vermiste personen".]2
§ 2. De deskundige zendt een met redenen omkleed verslag over de uitvoering van zijn opdracht over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en van de overtuigingsstukken.
De procureur des Konings kan evenwel een bijkomende onderzoekstermijn toestaan op een met redenen omkleed verzoek van de deskundige.
§ 3. Binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag en behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige ambtshalve de verkregen DNA-profielen over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de toepassing van [2 artikel 5quater, §§ 1, 3, 4 en 5]2 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Hij zendt eveneens de volgende gegevens over :
1° het notitienummer van het strafdossier;
2° de naam en de gegevens van de magistraat belast met het strafdossier;
3° de naam en de gegevens van het laboratorium waar de DNA-profielen werden opgesteld, alsook de referenties van het deskundigendossier en van de DNA-profielen;
4° de biologische aard van de onderzochte stalen;
5° het geslacht van de persoon waarvan het DNA-profiel is opgesteld;
6° in voorkomend geval, het positieve verband tussen de verkregen DNA-profielen;
7° in voorkomend geval, het DNA-codenummer.]1
[3 § 4. De procureur des Konings kan, bij een met redenen omklede beslissing, de deskundige bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, vorderen om het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel op te stellen van de aangetroffen sporen, met specificatie van de omstandigheden van het dossier die deze analyse verantwoorden.
Wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken als bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, 8°, 9° of 10°, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, vordert de procureur des Konings systematisch de deskundige bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, om het Y-STR-profiel van de aangetroffen sporen op te stellen.
De paragrafen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de in deze paragraaf bedoelde maatregelen.]3
[3 § 5. Wanneer het DNA-profiel van een aangetroffen spoor als bedoeld in paragraaf 1 niet-geïdentificeerd blijft na de vergelijkingen van DNA-profielen bedoeld in artikel 44quinquies, § 1, tweede lid, 3°, en in de artikelen 5quater, § 1, en 8 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, kan de procureur des Konings in het belang van het onderzoek en bij een met redenen omklede beslissing bevelen dat een DNA-onderzoek plaatsvindt dat gericht is op het vaststellen van de haarkleur, de oogkleur, de leeftijd en de biogeografische oorsprong van de onbekende bron van het aangetroffen spoor, met als doel de directe of indirecte identificatie van deze bron te vergemakkelijken.
De motivering weerspiegelt de proportionaliteit met inachtneming van de persoonlijke levenssfeer en de subsidiariteit ten opzichte van elke andere onderzoeksdaad.
De paragrafen 2 en 3 zijn in voorkomend geval van overeenkomstige toepassing op het DNA-onderzoek bedoeld in het eerste lid.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-11-07/16, art. 3, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2014 (zie KB 2013-07-17/29, art. 36)>
(2)<W 2013-12-21/59, art. 3, 076; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-07-2017 (zie W 2015-06-28/01, art. 2)>
(3)<W 2024-03-07/01, art. 3, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
Art. 44quinquies.[1 § 1. De procureur des Konings kan mits schriftelijke toestemming van een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan bij het plegen van de feiten van de zaak waarmee hij belast is, of bij het plegen van gelijkaardige feiten het afnemen van een referentiestaal op deze persoon bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van :
1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;
2° het bestaan van aanwijzingen van zijn schuld bij het plegen van de feiten van de zaak waarmee hij belast is, of bij het plegen van gelijkaardige feiten;
3° in voorkomend geval, de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen;
4° de eenmalige vergelijking van zijn DNA-profiel met de in de nationale DNA-gegevensbanken opgeslagen DNA-profielen;
5° het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank " Criminalistiek " indien de vergelijking van DNA-profielen een positief verband aantoont met de in de 3° of 4° bedoelde DNA-profielen;
6° in geval van het opslaan van zijn DNA-profiel, de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen opgeslagen in [3 de nationale, buitenlandse en internationale DNA-gegevensbanken]3;
7° in geval van een positief verband met een van de profielen van het 6°, het opslaan van dit verband;
[2 8° het systematisch opstellen en vergelijken van zijn Y-STR-profiel, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken als bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, 8°, 9° of 10°, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.]2
Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene.
§ 2. De procureur des Konings vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om een hoeveelheid wangslijmvlies of haarwortels af te nemen.
Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen.
Van de afname wordt een proces-verbaal opgesteld door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
§ 3. Indien de in § 1 bedoelde persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, dan dient hij zich voor de toepassing van de §§ 1 en 2 te laten begeleiden door minstens een van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze.
§ 4. De procureur des Konings wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om :
1° het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen;
2° in voorkomend geval, de vergelijking van dat DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren;
[2 3° het Y-STR-profiel van het referentiestaal op te stellen, wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken als bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, 8°, 9° of 10°, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken;
4° in voorkomend geval, de vergelijking van dat Y-STR-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren.]2
[2 § 4/1. De procureur des Konings kan, bij een met redenen omklede beslissing en met specificatie van de omstandigheden van het dossier die deze analyse verantwoorden, de deskundige bedoeld in paragraaf 4 vorderen om:
1° het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel op te stellen van het referentiestaal;
2° in voorkomend geval, de vergelijking van dat Y-STR-profiel of mtDNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren.]2
§ 5. De deskundige zendt een met redenen omkleed verslag over de uitvoering van zijn opdracht over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en van de overtuigingsstukken.
De procureur des Konings kan evenwel een bijkomende onderzoekstermijn toestaan op een met redenen omkleed verzoek van de deskundige.
§ 6. De uitslag van de vergelijking van de DNA-profielen wordt volgens de nadere regels bepaald door de Koning, ter kennis gebracht van de betrokkene.
Deze laatste kan, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, van de procureur des Konings eisen dat hij een tegenonderzoek doet uitvoeren door een door de betrokkene aangewezen deskundige die verbonden is aan een laboratorium.
Het tegenonderzoek wordt verricht aan de hand van een nieuw van de betrokkene afgenomen referentiestaal en aan de hand van het deel van het aangetroffen spoor dat bij het aanvankelijke onderzoek niet werd gebruikt en, bij gebreke daarvan, aan de hand van het uit het spoor geëxtraheerde DNA en, bij gebreke daarvan, aan de hand van het door de eerste deskundige opgestelde DNA-profiel van het spoor.
De met het tegenonderzoek belaste deskundige zendt zijn verslag over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en de overtuigingsstukken. De uitslag van het tegenonderzoek wordt, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, ter kennis gebracht van de betrokkene.
De kosten van het tegenonderzoek, begroot overeenkomstig de reglementering inzake gerechtskosten in strafzaken, worden voorgeschoten door de betrokkene. Indien het tegenonderzoek de uitslag van het aanvankelijke onderzoek niet bevestigt, wordt het door de betrokkene voorgeschoten bedrag door de Staat terugbetaald.
§ 7. Behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen [2 in toepassing van paragraaf 4, 1° en 3°, en paragraaf 4/1, 1°]2, ambtshalve het DNA-profiel binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag door aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 2 tot 4 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid over.
§ 8. Onverminderd § 7, en behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om [2 de in paragraaf 4, 2° en 4°, en paragraaf 4/1, 2°, bedoelde vergelijking]2 te maken en die een positief verband heeft aangetoond, ambtshalve het DNA-profiel van het referentiestaal binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag, over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3 en 4, van de voornoemde wet.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid [2 ...]2 over.
§ 9. [2 De deskundige die de opdracht heeft gekregen om de in paragraaf 4, 2°, bedoelde vergelijking te maken en die een positief verband heeft aangetoond, zendt het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten binnen zes maanden na afloop van de termijn bedoeld in paragraaf 6, tweede lid, of na de overzending van het verslag bedoeld in paragraaf 6, vierde lid, over aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, dat ervoor zorgt dat deze gedurende maximaal dertig jaar worden bewaard om verdere analyse op basis van hetzelfde referentiestaal mogelijk te maken, tenzij de bevoegde magistraat bij een met redenen omklede beslissing een andere bewaartermijn beveelt die niet langer kan zijn dan veertig jaar.
Indien na toepassing van artikel 5quater, § 2, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken een positief verband werd vastgesteld en het DNA-profiel van het betrokken referentiestaal bijgevolg wordt opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbank, brengt de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken de deskundige daarvan op de hoogte binnen dertig dagen na ontvangst van de in artikel 5quater, § 2, van de voormelde wet van 22 maart 1999 bedoelde DNA-profielen. In dit geval maakt de deskundige het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten binnen zes maanden na deze kennisgeving door de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken over aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie met het oog op de bewaring ervan overeenkomstig het eerste lid.
In alle andere gevallen vernietigt de deskundige het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, uiterlijk zes maanden na de overzending van zijn verslag.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-11-07/16, art. 4, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2014 (zie KB 2013-07-17/29, art. 36)>
(2)<W 2024-03-07/01, art. 4,b,c,d,e,f,g,h, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
(3)<W 2024-03-07/01, art. 4,a, 120; Inwerkingtreding : 24-03-2024>
Art. 44sexies.[1 § 1. De procureur des Konings kan mits schriftelijke toestemming van de betrokken persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en die niet bedoeld is in artikel 44quinquies, het afnemen van een referentiestaal bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van :
1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;
2° de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen.
3° het feit dat zijn DNA-profiel niet wordt overgezonden aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om er te worden vergeleken of er te worden opgeslagen.
Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene.
§ 2. De afname, het opstellen van het DNA-profiel van het referentiestaal, de vergelijking van de DNA-profielen, de overzending van de uitslag aan de procureur des Konings, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, het tegenonderzoek [3 worden verricht overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 2 tot 6]3.
De hoedanigheid van de persoon wordt meegedeeld aan de met de vergelijking van de DNA-profielen belaste deskundige [3 , die het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten uiterlijk zes maanden na de overzending van zijn verslag vernietigt, tenzij de bevoegde magistraat bij een met redenen omklede beslissing een andere bewaartermijn beveelt om verdere analyse op basis van hetzelfde referentiestaal mogelijk te maken, die niet langer kan zijn dan vijf jaar]3.]1
[2 § 3. Ingeval de procureur des Konings in het kader van een dossier inzake [3 misdrijven als bedoeld in de artikelen 417/7 of 417/11 van het Strafwetboek]3 beslist om geen DNA-profiel te laten opstellen van sporen of van een referentiestaal aangetroffen of afgenomen bij onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer zoals bedoeld in artikel 90bis, verstrekt hij hierover op het einde van het opsporingsonderzoek uitleg aan het slachtoffer.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-11-07/16, art. 5, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2014 (zie KB 2013-07-17/29, art. 36)>
(2)<W 2011-11-30/28, art. 8, 063; Inwerkingtreding : 30-01-2012>
(3)<W 2024-03-07/01, art. 5, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
Art. 44septies.[1 § 1. De procureur des Konings kan met de schriftelijke toestemming van een verwante van een vermiste persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt of van zijn wettelijke vertegenwoordiger of voogd ad hoc voor een minderjarige onder de leeftijd van zestien jaar, het afnemen van een referentiestaal op deze verwante bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, de betrokken verwante vooraf in kennis heeft gesteld van :
1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;
2° in voorkomend geval, de vergelijking van zijn DNA-profiel met het DNA-profiel van nuttige aangetroffen sporen;
3° het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank "Vermiste personen";
4° de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de opgeslagen DNA-profielen in [3 de nationale, buitenlandse en internationale DNA-gegevensbanken]3, uitsluitend teneinde onbekende overledenen direct of indirect te kunnen identificeren of om de opsporing van vermiste personen te vergemakkelijken;
5° in geval van een positief verband met een van de DNA-profielen bedoeld in de bepaling onder 4°, het opslaan van dit verband.
Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene.
§ 2. De afname, het opstellen van het DNA-profiel van het referentiestaal, de vergelijking van de DNA-profielen, de overzending van de uitslag aan de procureur des Konings, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, het tegenonderzoek [2 worden verricht overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 2 tot 6]2.
De hoedanigheid van verwante van een vermiste persoon wordt meegedeeld aan de met de vergelijking van de DNA-profielen belaste deskundige [2 , die, behoudens met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten bewaart om verdere analyse op basis van hetzelfde referentiestaal mogelijk te maken, zolang de vermiste persoon niet is teruggevonden, tenzij de betrokken verwant zijn toestemming intrekt]2.
§ 3. Indien de minderjarige verwante persoon de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, dient hij zich voor de toepassing van paragrafen 1 en 2 te laten begeleiden door minstens één van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze.
Indien de verwante persoon de leeftijd van zestien jaar niet heeft bereikt, dient de in paragraaf 1 bedoelde toestemming gegeven te worden door zijn wettelijke vertegenwoordiger. Deze staat de minderjarige ook bij voor de toepassing van paragraaf 2. Indien de procureur des Konings of in voorkomend geval de onderzoeksrechter van oordeel is dat er tegenstrijdige belangen zijn, kan hij een voogd ad hoc aanwijzen om de minderjarige te vertegenwoordigen en bij te staan voor de toepassing van paragrafen 1 en 2.
§ 4. Behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen met toepassing van paragraaf 2, ambtshalve het DNA-profiel, binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag, door aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3, 4 en 5, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.]1
----------
(1)<W 2017-04-09/09, art. 3, 089; Inwerkingtreding : 14-05-2017>
(2)<W 2024-03-07/01, art. 6,2°,3°, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>
(3)<W 2024-03-07/01, art. 6,1°, 120; Inwerkingtreding : 24-03-2024>
Art. 44octies. [1 § 1. Wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken als bedoeld in artikel 5, § 1, derde lid, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, kan de procureur des Konings indien dit noodzakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen en indien de overige middelen van onderzoek niet lijken te volstaan om de waarheid aan het licht te brengen, bij een met redenen omklede beslissing een familiale zoeking bevelen, als het DNA-profiel van een aangetroffen spoor zoals bedoeld in artikel 44quater niet-geïdentificeerd blijft na de vergelijkingen van DNA-profielen bedoeld in artikel 44quinquies, § 1, tweede lid, 3°, en in de artikelen 5quater, § 1, en 8 van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
In zijn schriftelijke beslissing preciseert de procureur des Konings de bijzondere en specifieke omstandigheden van het onderzoek die het noodzakelijk maken een familiale zoeking te verrichten om de identificatie van de bron van het aangetroffen spoor mogelijk te maken.
De familiale zoeking wordt op vordering van de procureur des Konings enkel uitgevoerd door de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken wanneer het niet-geïdentificeerde DNA-profiel van voldoende kwaliteit is om in aanmerking te komen voor een familiale zoeking.
De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken maakt na de uitvoering van de familiale zoeking de lijst met gedeeltelijke positieve verbanden over aan de procureur des Konings, gerangschikt in volgorde van statistische waarschijnlijkheid dat de persoon op de lijst met gedeeltelijke positieve verbanden en de bron van het aangetroffen spoor effectief verwant zijn. Op basis van deze lijst kan de procureur des Konings verdere onderzoekshandelingen vorderen als bedoeld in dit artikel. De procureur des Konings bewaart de lijst met gedeeltelijke positieve verbanden tot in het dossier een rechterlijke beslissing is gewezen die in kracht van gewijsde is getreden.
§ 2. De procureur des Konings kan in het belang van het onderzoek bevelen dat van een of meerdere personen van de lijst met gedeeltelijke positieve verbanden bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel wordt opgesteld.
Celmaterialen, referentiestalen of daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, en die ingevolge dit Wetboek of ingevolge de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken zijn aangetroffen of afgenomen ten behoeve van het opstellen van een DNA-profiel, mogen worden gebruikt voor het opstellen van het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel. Indien geen celmaterialen, referentiestalen of daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten beschikbaar zijn, kan van de betrokken personen een nieuw referentiestaal worden afgenomen overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 2 en 3.
De persoon van wie een nieuw referentiestaal dient te worden afgenomen overeenkomstig het tweede lid, kan slechts op geldige wijze zijn schriftelijke toestemming geven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van het doel van de afname, met name de vaststelling van het Y-STR- of mtDNA-profiel met het oog op de vergelijking ervan met de niet-geïdentificeerde DNA-profielen van de sporen die in het kader van de betrokken zaak zijn aangetroffen en, in geval van een positief verband, de registratie van het profiel ervan in de DNA-gegevensbank. Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene.
§ 3. De procureur des Konings wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om:
1° het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel van de door de procureur des Konings aangeduide personen op te stellen;
2° het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel over te zenden aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de vergelijking van het Y-STR-profiel of het mtDNA-profiel met de niet-geïdentificeerde DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren. Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid, over.
Wanneer de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken bij de in het eerste lid, 2°, bedoelde vergelijking een positief verband vaststelt, past hij artikel 5quater, §§ 1, 3 en 4, van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken toe.
§ 4. De overzending van de uitslag aan de procureur des Konings, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, en het tegenonderzoek worden verricht overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 5 en 6, met dien verstande dat het tegenonderzoek wordt verricht aan de hand van de referentiestalen of daaruit afgeleide stalen van de betrokkene die DNA bevatten, en die ingevolge dit Wetboek of ingevolge de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken zijn afgenomen ten behoeve van het opstellen van een DNA-profiel.
§ 5. Indien op basis van paragraaf 2, derde lid, een nieuw referentiestaal werd afgenomen, vernietigt de deskundige bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, dit referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten uiterlijk zes maanden na de overzending van zijn verslag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-03-07/01, art. 7, 120; Inwerkingtreding : 01-03-2024>