(wet van 19 oktober 2015 houdende wijzigingen van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015) - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek .
Het nieuwe artikel 1734 Gerechtelijk Wetboek na de Potpourri en na de wijziging bij wet van 6 november 2022 luidt:
HOOFDSTUK III. - De gerechtelijke bemiddeling. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 18; Inwerkingtreding : 30-09-2005>.
Art. 1734.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 18; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. [2 In elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, kan de rechter voor wie een zaak hangende is, op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen.
Wanneer de rechter van mening is dat een verzoening tussen de partijen mogelijk is, [5 en voor zover de redelijke termijn om tot een gerechtelijke beslissing te bekomen niet in het gedrang komt,]5 kan hij, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, [5 ...]5 na de partijen gehoord te hebben, een bemiddeling bevelen. Indien alle partijen daartegen gekant zijn, kan de rechter geen bemiddeling bevelen.]2
[3 Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat de ene partij geweld, bedreigingen of enige andere vorm van druk gebruikt of heeft gebruikt ten aanzien van de andere partij, dan mag de rechter geen bemiddeling bevelen zonder zich ervan te vergewissen dat die laatste partij daar vrij in toestemt. Daartoe verzoekt hij om de mondelinge toestemming van die laatste partij, in afwezigheid van de andere partij.]3
[2 § 1/1. De partijen of, in afwezigheid van partijen, hun advocaat kunnen de rechter gezamenlijk vragen om de bemiddelaar of de bemiddelaars die zij voordragen aan te wijzen. Tenzij de door de partijen voorgedragen bemiddelaar of bemiddelaars niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1726, willigt de rechter dit verzoek in.
[4 Indien de partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te wijzen bemiddelaar of bemiddelaars, gaat de rechter over tot de aanwijzing van een of meerdere bemiddelaars, die erkend zijn overeenkomstig artikel 1727, § 2, bij voorkeur op basis van een lijst met alle bemiddelaars die is opgesteld door de Federale bemiddelingscommissie overeenkomstig artikel 1727, § 2, 10°. De rechter kiest een of meerdere bemiddelaars die geschikt zijn in het licht van de aard van het geschil tussen de partijen en die, voor zover mogelijk, gevestigd zijn in de buurt van de woonplaats van de partijen.]4]2
§ 2. [2 De beslissing die de partijen beveelt om het geschil te trachten op te lossen door een bemiddeling bedoeld in paragraaf 1, vermeldt de naam en de hoedanigheid van de erkende bemiddelaar of erkende bemiddelaars, legt de duur vast van hun opdracht, zonder dat die de termijn van zes maanden mag overschrijden en stelt de zaak vast op de eerst nuttige datum na het verstrijken van deze termijn is.]2
§ 3. Uiterlijk tijdens de in § 2 bedoelde zitting informeren de partijen de rechter over de afloop van de bemiddeling. Indien ze niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze [2 in onderlinge overeenstemming]2 om een nieuwe termijn verzoeken of vragen dat de procedure wordt voortgezet.
§ 4. De partijen kunnen om een bemiddeling verzoeken, hetzij in de akte van rechtsingang, hetzij tijdens de zitting, hetzij bij een eenvoudig schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of gericht is aan de griffie. In dat laatste geval wordt de rechtsdag bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.
§ 5. Wanneer de partijen er gezamenlijk om verzoeken dat een bemiddeling wordt bevolen, worden de proceduretermijnen die hen werden verleend geschorst vanaf de dag dat zij dat verzoek doen.
In voorkomend geval kunnen de partijen of één van hen om nieuwe termijnen verzoeken voor de instaatstelling van de zaak tijdens de in § 2 of in artikel 1735, § 5, bedoelde zitting.
----------
(1)<W 2015-10-19/01, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(3)<W 2022-11-06/01, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
(4)<W 2022-12-06/02, art. 42, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(5)<W 2024-05-15/03, art. 86, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1735.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 19; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. Binnen acht dagen na uitspraak van de beslissing bezorgt de griffie de bemiddelaar bij gerechtsbrief een voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis. Binnen acht dagen brengt de bemiddelaar de rechter en de partijen bij brief op de hoogte van de plaats, de dag en het uur waarop hij zijn opdracht zal aanvatten.
§ 2. De bemiddeling kan betrekking hebben op het hele geschil of op een gedeelte ervan.
§ 3. Gedurende de bemiddeling blijft de rechter geadieerd en kan hij op elk ogenblik elke door hem noodzakelijk geachte maatregel treffen. Op verzoek van de bemiddelaar of van een van de partijen kan hij ook vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn een einde maken aan de bemiddeling.
§ 4. Op elk ogenblik van de procedure kan de aangewezen bemiddelaar door een andere erkende bemiddelaar worden vervangen, bij overeenkomst tussen de partijen, die door hen ondertekend wordt en bij het dossier van de procedure wordt gevoegd.
§ 5. De zaak kan vóór de vastgestelde dag weer voor de rechter worden gebracht bij eenvoudige, schriftelijke en ter griffie neergelegde of aan de griffie gerichte verklaring door de partijen of door een van hen. De rechtsdag wordt bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.
[1 § 6. De maatregelen bevolen overeenkomstig de artikelen 1734 en 1735 zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 1736.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 20; Inwerkingtreding : 30-09-2005> De bemiddeling verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1731 en 1732.
Bij afloop van zijn opdracht meldt de bemiddelaar de rechter schriftelijk of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen.
Zo de bemiddeling tot een, zelfs gedeeltelijk bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen of één van hen overeenkomstig artikel 1043 de rechter verzoeken dat akkoord te homologeren.
[1 Indien de bemiddeling betrekking heeft op aangelegenheden bedoeld in artikel 1004/1 vermeldt het bemiddelingsakkoord dat de bemiddelaar de aandacht van de partijen heeft gevestigd op het belang van het kind en verduidelijkt het op welke wijze rekening is gehouden met dat belang.]1
De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat bekomen werd na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met het belang van de minderjarige kinderen. [1 Indien het akkoord de in het vierde lid bedoelde informatie niet bevat, vraagt de rechter de partijen hun akkoord op dit punt aan te vullen en schorst hij de behandeling van het verzoek totdat de partijen het akkoord hebben aangevuld.]1
Zo de bemiddeling niet tot een volledig bemiddelingsakkoord heeft geleid, wordt de procedure op de vastgestelde dag voortgezet, maar behoudt de rechter de mogelijkheid om, zo hij dat opportuun acht en alle partijen ermee instemmen, de opdracht van de bemiddelaar voor een door hem bepaalde termijn te verlengen.
----------
(1)<W 2024-03-28/60, art. 120, 011; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Art. 1737. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 21; Inwerkingtreding : 30-09-2005> Er is geen voorziening mogelijk tegen de beslissing waarbij de bemiddeling wordt bevolen, verlengd of beëindigd.