Een visitatie is een officiële inspectie. Het woord komt van visitare, Latijn voor bezoeken. De term slaat oorspronkelijk op het onderzoek naar de gang van zaken in een bisdom of klooster. Daarnaast wordt de term gebruikt voor fouillering en verdergaand onderzoek aan den lijve.
In tegenstelling tot de strafrechtelijke huiszoeking omvat de fiscale visitatie geen algemeen huiszoekingsrecht. De belastingadministratie is dan ook niet gerechtigd om alle mogelijke vaststellingen te doen die zij nodig acht voor een correcte heffing van de belasting of om stukken mee te nemen.
De fiscale visitatie is een "bezoek" bij de belastingsplichtige ter controle van de correctheid van de belastingsaangifte. Een fiscale visitatie vindt bijna altijd onaangekondigd plaats. Zij wordt geregeld door art. Wetboek 63 BTW en artikel 319 WIB. Deze bepalingen geven aan de fiscale ambtenaren vrije toegang tot de ruimten waar de economische activiteit wordt uitgeoefend, teneinde bijvoorbeeld de boeken en de stukken te controleren. Deze ruimten omvatten onder meer fabrieken en werkplaatsen en burelen.
Krachtens artikel 63, eerste lid, van het WBTW moet eenieder die een economische activiteit uitoefent aan de ambtenaren die bevoegd zijn om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde te controleren, vrije toegang verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend. Overeenkomstig het derde lid van diezelfde bepaling hebben die ambtenaren eveneens toegang tot particuliere woningen en bewoonde lokalen, zij het dat daarvoor een machtiging van de politierechter vereist is. Artikel 319 van het WIB 1992 kent aan de ambtenaren belast met het verrichten van een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de inkomstenbelastingen een soortgelijke onderzoeksbevoegdheid toe.
Ook krachtens die bepaling is de visitatie van beroepslokalen niet aan een rechterlijke machtiging onderworpen (eerste lid), terwijl voor de visitatie van private woningen en bewoonde lokalen wel een machtiging van de politierechter vereist is (tweede lid). Bij artikel 11 van de wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen werd artikel 319 van het WIB 1992 gewijzigd om de onderzoeksbevoegdheden waarin die bepaling voorziet af te stemmen op die van de ambtenaren die bevoegd zijn om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde te controleren op grond van artikel 63 van het WBTW (Parl.St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2521/001, pp. 7-9).
Artikel 319, eerste lid, van het WIB 1992 en in artikel 63, eerste lid, van het WBTW verlenen aan de bevoegde ambtenaren bij een fiscale visitatie geen algemeen, onvoorwaardelijk en onbeperkt recht van vrije toegang tot de beroepslokalen. Zij vermelden immers de personen die ertoe gehouden zijn de belastingadministratie vrije toegang tot beroepslokalen te verlenen. Zij preciseren voorts waar, wanneer en door wie de visitatie kan worden uitgevoerd en wat het voorwerp ervan is.. Aldus beoogde de wetgever een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen, enerzijds, de rechten van de betrokken belastingplichtigen en, anderzijds, de noodzaak om op een doeltreffende manier een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de inkomstenbelastingen of de belasting over de toegevoegde waarde te kunnen verrichten.
Artikel 15 van de Grondwet bepaalt: « De woning is onschendbaar; geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft ».
Artikel 22 van de Grondwet bepaalt: « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald. De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».
Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt:
« 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van ‘s lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ».
Die bepalingen vereisen dat elke overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en de woning wordt voorgeschreven in een voldoende precieze wettelijke bepaling, beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte en evenredig is met de daarin nagestreefde wettige doelstelling.
De bepalingen die de fiscale visitatie mogelijk maken verplichten natuurlijke personen of rechtspersonen ertoe om in het kader van een fiscale visitatie vrije toegang te verlenen tot de particuliere woningen en bewoonde lokalen, wat een inmenging vormt in het recht op de onschendbaarheid van de woning. Een dergelijke inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en de woning is dus slechts toegelaten mits een voldoende precieze wettelijke bepaling dit voorziet, waarbij deze afwijking moet , beantwoorden aan een dwingende maatschappelijke behoefte die evenredig is met de daarin nagestreefde wettige doelstelling.
De fiscale visitatie zoals geregeld door artikel 319 van het WIB 1992 en door artikel 63 van het WBTW moet toelaten de nodige vaststellingen te doen met betrekking tot de regelmatigheid van de belastingaangifte en beoogt aldus de inning van de belastingen die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de overheid en voor het economisch welzijn van het land. Zij streeft derhalve een legitiem doel na in de zin van artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
De rechtsonderhorige kan door deze regelgeving weten waaraan hij zich moet verwachten. Aldus voldoen de fiscale visitatieregels aan de vereiste van voorzienbaarheid bedoeld in artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Blijft de vraag of de maatregelen noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en in een redelijke verhouding staan tot de beoogde doelstelling. Belangrijk daarbij is dat de fiscale visitatie inzake de inkomstenbelastingen en inzake de belasting over de toegevoegde waarde gepaard moet gaan met effectieve waarborgen tegen misbruik. Welnu dit misbruik wordt vermeden door het noodzakelijke optreden van een onafhankelijke en onpartijdige magistraat vormt een belangrijke waarborg tegen het gevaar voor misbruik of willekeur. De politierechter beschikt ter zake over een ruime beoordelingsbevoegdheid om te bepalen of de hem voorgelegde omstandigheden een aantasting van het grondwettelijk beginsel van de onschendbaarheid van de woning verantwoorden. De toestemming die hij verleent, is specifiek. Zij betreft een welbepaald onderzoek, beoogt een welbepaalde woning en geldt alleen voor de personen op wier naam de toestemming is verleend..
De rechtbank van eerste aanleg neemt nadien kennis van geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet (artikel 569, 32°, van het Gerechtelijk Wetboek). Tijdens die rechterlijke controle dient te worden nagegaan of de voorwaarden vervat in de in het geding zijnde bepalingen zijn nageleefd en of de uitgevoerde visitatie evenredig was met het nagestreefde doel. Aldus is een effectieve rechterlijke controle van de regelmatigheid van een fiscale visitatie en het verkregen bewijs mogelijk.
De effectieve rechterlijke controle door de rechtbank van eerste aanleg van de machtiging tot visitatie verleend door de politierechter en de concrete uitoefening van de rechten van verdediging zouden evenwel op onevenredige wijze worden belemmerd wanneer de afweging van belangen door de politierechter en de door hem bepaalde modaliteiten, niet in de redengeving van de machtiging zouden worden opgenomen.
De politierechter heeft dus een motiveringsplicht wanneer hij een machtiging tot fiscale visitatie aflevert.
Aldus dient de machtiging tot visitatie, die door haar aard enkel betrekking kan hebben op controles betreffende de inkomstenbelasting en de belasting over de toegevoegde waarde en bijgevolg ook steeds een beperkt karakter heeft, te vermelden in het kader van welk onderzoek, voor welke woning en aan welke personen ze wordt verleend, evenals – zij het op een wijze die beknopt mag zijn – de reden waarom ze noodzakelijk is (zie in die zin, inzake een soortgelijke bepaling van de algemene wet inzake douane en accijnzen, Cass., 27 maart 2012, P.11.1701.N).
Het kan worden aanvaard dat de politierechter de machtiging tot visitatie motiveert door verwijzing naar en overname van de vermeldingen in de aanvraag tot machtiging of de bijgevoegde stukken. Die vermeldingen en stukken dienen in dat geval evenwel aan tegenspraak te worden onderworpen ter gelegenheid van de rechterlijke controle van de regelmatigheid van de fiscale visitatie door de rechtbank van eerste aanleg, behoudens wanneer daardoor een ander grondrecht of beginsel op onevenredige wijze zou worden uitgehold. In die interpretatie is er een billijk evenwicht voorhanden tussen, enerzijds, de rechten van de betrokken belastingplichtigen en, anderzijds, de noodzaak om op een doeltreffende manier een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de inkomstenbelastingen of de belasting over de toegevoegde waarde te kunnen verrichten.
zie Grondwettelijk Hof 27 juni 2019, NjW 2019, 607 met noot Sylvie De Raedt, Machtiging tot huisvisitatie van de fiscus moet wel degelijk worden gemotiveerd.