De eigenaar van een dier, of ,terwijl hij het in gebruik heeft, diegene die zich ervan bedient, is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was.
De bewaarder van een dier draagt aansprakelijkheid voor het gedrag van dit dier. Een en ander betreft een onweerlegbaar vermoeden ingesteld door artikel 1385 van het oud burgerlijk wetboek.
De toepassing van art. 1385 oud BW vereist de cumulatieve vervulling van vier voorwaarden:
(1) een dier;
(2) schade aan een derde;
(3) een causaal verband tussen het gedrag van het dier en de schade;
(4) de aangesprokene is eigenaar of bewaarder van het dier
Van deze aansprakelijkheid kan de eigenaar of de bewaarder zich enkel bevrijden door aan te tonen dat de schade door een vreemde oorzaak werd teweeggebracht, dit is door toeval of overmacht, door een fout van het slachtoffer of de daad van een derde.
Voor de aansprakelijkheid van de eigenaar of bewaarder van een dier op grond van art. 1385 oud BW is een autonome gedraging van het dier als oorzaak van het ongeval vereist, maar niet noodzakelijk een actieve rol van het dier in het ongevalsgebeuren.
Eén en ander vergt een gedraging en geen loutere aanwezigheid van het dier. Zo brengt het vallen over een hond die zich normaal gedraagt geen aansprakelijkheid mee voor de bewaarder van het dier.
De eigenaar of de bewaker is niet aansprakelijkheid indien het dier niet abnormaal of onvoorzienbaar gehandeld zou hebben en (cumulatief) wanneer de schade wordt veroorzaakt door de fout van het slachtoffer. De eigenaar of bewaker van het dier is dus niet aansprakelijk indien het dier normaal heeft gehandeld en de schade veroorzaakt werd door een fout van het slachtoffer (zelfde voorbeeld eigenaar is niet aansprakelijk voor schade door iemand die struikelt over een hond).
Een eventuele eigen fout van het slachtoffer leidt alleen tot ontheffing van de aansprakelijkheid van de bewaarder van het dier indien het slachtoffer zelf aan de basis ligt van de gedraging van het dier (vb. een slachtoffer dat binnendringt binnen de omheining van een gevaarlijke hond).
Het wettelijk en onweerlegbaar vermoeden van schuld aan de door een dier veroorzaakte schade dat art. 1385 oud BW ten laste van de eigenaar van een dier (of van degene die zich ervan bedient) legt, sluit een vrijstelling van die aansprakelijkheid bij gebrek aan oorzakelijk verband niet uit wanneer het dier zich niet abnormaal en onvoorzienbaar heeft.
Het is evenwel niet uitgesloten dat een samenlopende eigen fout van het slachtoffer ingevolge de equivalentieleer, die ook geldt bij kwalitatieve aansprakelijkheden, tot een aansprakelijkheidsverdeling leidt.
Let wel
Uittreksel uit het (nieuw) BW (toepasselijk op de schadegevallen vanaf 1 januari 2025)
Art. 6.17. Aansprakelijkheid voor dieren
De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier.
De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van het dier te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.
Commentaar
Art. 6.17 (nieuw) BW herbevestigt de grote lijnen van het oude BW en legt een foutloze aansprakelijkheid op de bewaarder voor de door een dier veroorzaakte schade. Deze vindt haar verantwoording in het risico dat het dier voor derden oplevert.
Het begrip “dier” heeft een ruime draagwijdte en dus een ruim toepassingsgebied. Het viseert in principe alle dieren, zowel huisdieren, getemde dieren als wilde dieren, wanneer zij het voorwerp van toe-eigening uitmaken.
Het volstaat dat het dier schade heeft veroorzaakt opdat de bewaarder van het dier aansprakelijk zou zijn. Een “actieve rol” van het dier is niet vereist.
Ook een dier dat op het fietspad ligt te slapen en zo een fietsongeval veroorzaakt, zal de aansprakelijkheid van zijn bewaarder met zich meebrengen. In dit verband moet men zich hoe dan ook geen vragen meer stellen over de actieve of passieve rol van het dier, noch over het normaal of abnormaal gedrag van het dier.
De aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een dier wordt, net zoals de aansprakelijkheid voor zaken, op de bewaarder gelegd. De bewaarder van het dier is de persoon die, op het moment van het schade[1]verwekkende feit, voor eigen rekening de macht van leiding en controle heeft over het dier.
De vraag wie het feitelijk meesterschap heeft over het dier, is dus bepalend. Met deze definitie sluit het nieuwe BW aan de rechtspraak van het Hof van Cassatie gevestigd onder de gelding van het oud BW.
Het is mogelijk dat verschillende personen tegelijk de bewaring van een dier waarnemen. Om de vele betwistingen over de vraag wie de bewaarder is van het dier, de eigenaar of een derde, zoveel mogelijk te vermijden, wordt een wettelijk en weerlegbaar vermoeden ingesteld dat de eigenaar de bewaarder is van het dier.
Dit spoort met verschillende vonnissen en arresten en met wat in de rechtsleer leeft
Om aan aansprakelijkheid te ontsnappen zal de eigenaar in principe moeten aantonen dat hij de bewaring aan een derde heeft overgedragen. Vanzelfsprekend kan ook een andere persoon, bijvoorbeeld de benadeelde, trachten aan te tonen dat het meesterschap over het dier aan een derde werd overgedragen. Indien dit wordt bewezen, is de persoon naar wie de bewaring werd overgedragen aansprakelijk voor de door het dier veroorzaakte schade.
De bewaarder zal evenwel niet langer aan aansprakelijkheid ontsnappen door aan te tonen dat de daad van het dier veroorzaakt werd door een gebeurtenis die voor hem een geval van overmacht uitmaakt of door een handeling van een derde. Indien een kind een voetzoeker gooit tussen de poten van een paard dat op hol slaat en een omstaander kwetst, is de bewaarder van het paard jegens de benadeelde in solidum aansprakelijk samen met de ouders van het kind en het kind zelf indien dit meer dan twaalf jaar is. Indien de bewaarder het slachtoffer volledig vergoed heeft, kan hij op grond van art. 6.21 regres uitoefenen tegen de andere aansprakelijken.
De eigenaar van een dier weet dat hij eigenaar is en kan zich trouwens gemakkelijk via de verzekering BA-privéleven verzekeren tegen dit aansprakelijkheidsrisico. De regel geformuleerd door het Hof van Cassatie volgens dewelke er geen aansprakelijkheid is wanneer de benadeelde een eigen fout heeft begaan en het dier normaal en voorzienbaar heeft gehandeld, wordt niet overgenomen aangezien zij een bron van controverse is.
Er blijft immers ook in die hypothese altijd het feit dat een dier waarvan iemand de bewaarder was schade heeft veroorzaakt. Aldus is er een aansprakelijkheidsverdeling indien zowel het dier als een fout van de benadeelde samen oorzaak zijn van de schade. Anders dan in artikel 1385 oud Burgerlijk Wetboek wordt in artikel 6.17 niet meer vermeld dat de aansprakelijkheid ook geldt als het dier verdwaald of ontsnapt is, nu ook dan de bewaarder in principe aansprakelijk is voor de door het dier veroorzaakte schade