Indicatie schijnhuwelijk
In de ministeriële omzendbrief van 6 september 2013 over de strijd tegen schijnhuwelijken en schijnsamenwoningen van de minister van Justitie wordt een niet-limitatief overzicht van een aantal factoren die gecombineerd 'een ernstige aanduiding kunnen vormen dat een schijnhuwelijk wordt beoogd' en aldus een aanwijzing kunnen uitmaken van schijnhuwelijk.
aanwijzingen van schijnhuwelijk:
• partijen verstaan mekaar niet, of kunnen enkel op een gebrekkige wijze met elkaar communiceren, of doen beroep op een tolk
• partijen hebben elkaar vóór de huwelijkssluiting nooit eerder ontmoet
• een van de partijen woont duurzaam samen met iemand anders
• partijen kennen elkaars naam of nationaliteit niet
• een van de aanstaande echtgenoten weet niet waar de andere werkt
• manifest uiteenlopende verklaringen omtrent de omstandigheden van de ontmoeting
• een som geld wordt beloofd bij het aangaan van het huwelijk
• het uitoefenen van prostitutie door één van beiden
• het optreden van een tussenpersoon
• een groot leeftijdsverschil
• een van de partijen heeft het recht op gezinshereniging door huwelijk of wettelijke samenwoning al geopend voor een of meerdere andere personen
• een van de partijen heeft al een of meer pogingen gedaan om een schijnhuwelijk of een schijnwettelijke samenwoning te sluiten
• een van de partijen is niet geslaagd in alle wettelijke mogelijkheden om zich in België te vestigen;
Maar één van deze omstandigheden alleen is onvoldoende. Volgens de Minister van Justitie moeten er meerdere indicatoren aanwezig zijn vooraleer sprake kan zijn van een mogelijk schijnhuwelijk. Eén enkel element is onvoldoende.
De ambtenaar van de burgerlijke stand kan zich onder meer baseren op:
• nagetrokken verklaringen of getuigenissen van de partijen zelf of van derden
• geschriften van de partijen zelf of van derden
• onderzoeken door politiediensten
Er dient op te worden gewezen dat het recht op huwelijk wordt gegarandeerd door artikel 12 van het Europees Verdrag voor de Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (goedgekeurd bij de wet van 13 mei 1955, B.S., 19 augustus 1955) en artikel 23 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten.
Dit recht is niet verbonden aan de verblijfstoestand van de betrokken partijen. Hieruit volgt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de opmaak van de akte van aangifte en de voltrekking van het huwelijk niet kan weigeren op grond van het loutere feit dat een vreemdeling illegaal in het Rijk verblijft.
Bij een weigering brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn met redenen omklede beslissing zonder verwijl ter kennis van de belanghebbende partijen door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs aan betrokkenen van de gemotiveerde weigeringsbeslissing.
Deze kennisgeving dient bovendien melding te maken van de beroepsmogelijkheden waarover betrokkenen beschikken. Tezelfdertijd zendt hij bij voorkeur door middel van e-mail en bij ontstentenis hiervan door middel van fax of gewone brief, een afschrift, en een kopie van alle nuttige documenten, aan de bevoegde procureur des Konings en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
Hierdoor beschikt de procureur des Konings bij een eventueel beroep tegen de weigeringsbeslissing onmiddellijk over de nodige elementen, en kan hij, indien hij dit noodzakelijk acht, zelf ambtshalve optreden tegen de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Wanneer op de dag van de weigering één van de aanstaande echtgenoten of beiden hun inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister of hun actuele verblijfplaats niet hebben binnen de gemeente, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn weigeringsbeslissing tevens onmiddellijk, bij voorkeur door middel van e-mail en bij ontstentenis hiervan door middel van fax of gewone brief, ter kennis van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van inschrijving in deze registers of van de actuele verblijfplaats in België van deze aanstaande echtgenoot of echtgenoten.
Hierdoor kan worden voorkomen dat betrokkenen zich daarna tot betreffende gemeente wenden, om alsnog te proberen het huwelijk te laten voltrekken. Tegen de weigering om het huwelijk te voltrekken, kan door de belanghebbende partijen binnen de maand beroep worden aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk aan te gaan, of dat de voltrekking van het huwelijk in strijd zou zijn met de beginselen van de openbare orde, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de voltrekking van het huwelijk uitstellen gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum.
Het uitstellen van het huwelijk moet het de ambtenaar van de burgerlijke stand mogelijk maken om, indien hij dit nodig acht de bevoegde procureur des Konings hierover om advies te verzoeken en om bijkomend onderzoek te verrichten om na te gaan of het een mogelijk schijnhuwelijk betreft (b.v. wanneer de voorziene termijn tussen de aangifte en de vooropgestelde huwelijksdatum te kort zou zijn om het onderzoek vóór het huwelijk te verrichten).
De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft van het uitstel zonder verwijl kennis aan de belanghebbende partijen. Het is aangewezen de met redenen omklede beslissing om de voltrekking van het huwelijk uit te stellen door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs ter kennis te brengen van de betrokkenen.
De procureur des Konings kan de termijn van twee maanden verlengen met een periode van drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.
De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de belanghebbende partijen hiervan in kennis. Het is aangewezen de verlenging van de termijn ter kennis te brengen door middel van een aangetekend schrijven met ontvangstmelding of door rechtstreekse overhandiging tegen ontvangstbewijs aan betrokkenen van de beslissing tot verlenging.
Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de hierboven vermelde termijn van twee maanden, eventueel verlengd met drie maanden, nog geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij het huwelijk onverwijld te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3 bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.
Tegen de weigerende beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand kan beroep aangetekend bij de rechtbank van eerste aanleg.