TITEL VII. - (...) AFSTAMMING.
HOOFDSTUK 1. - VASTSTELLING VAN DE AFSTAMMING VAN MOEDERSZIJDE.
Art. 312. <W 31-03-1987, art. 38> § 1. Het kind heeft als moeder de persoon die als zodanig in de akte van geboorte is vermeld.
§ 2. (Tenzij het kind het bezit van staat heeft ten aanzien van de moeder, kan de op deze wijze vastgelegde afstamming van moederszijde betwist worden door alle wettelijke middelen, binnen het jaar van de ontdekking van het leugenachtige karakter van de afstamming van moederszijde, door de vader, het kind, de vrouw ten opzichte van wie de afstamming is vastgesteld en door de persoon die het moederschap van het kind opeist.) <W
2006-12-27/32, art. 367, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 3. (opgeheven) <W
2006-12-27/32, art. 367, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 313.<W 31-03-1987, art. 38> § 1. Indien de naam van de moeder niet in de akte van geboorte is vermeld of bij ontstentenis van zulk een akte, kan zij het kind erkennen (onder de bij artikel 329bis bepaalde voorwaarden). <W
2006-07-01/75, art. 4, A, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 2. De erkenning is evenwel niet ontvankelijk indien daaruit blijkt dat tussen haar en de vader een huwelijksbeletsel bestaat waarvan [
4 de familierechtbank]
4 geen ontheffing kan verlenen [
3 ...]
3. <W
2006-07-01/75, art. 4, B, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 3. Indien de moeder gehuwd is en een kind erkent dat tijdens het huwelijk geboren is, moet de erkenning worden medegedeeld aan (de echtgenoot of de echtgenote). <W 2003-02-13/36, art. 10, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
Indien de akte is opgemaakt door een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand [
1 ...]
1, geeft deze [
2 binnen drie dagen]
2 kennis van de akte; indien zij niet is opgemaakt door een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand [
1 ...]
1, wordt de akte betekend op verzoek van de moeder, het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Totdat de kennisgeving of betekening heeft plaatsgehad kan de erkenning niet worden tegengeworpen (aan de echtgenoot of de echtgenote), aan de kinderen geboren uit diens huwelijk met degene die het kind erkent en aan de kinderen die door de beide echtgenoten geadopteerd zijn. <W 2003-02-13/36, art. 10, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
----------
(
1)<W
2017-09-19/06, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 29, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 99, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
4)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 314.<W 31-03-1987, art. 38> Bij gebreke van de akte van geboorte, van de vermelding van de naam van de moeder in die akte of wanneer het kind onder valse namen is ingeschreven en niet is erkend, kan de afstamming van moederszijde gerechtelijk worden vastgesteld (onder de bij artikel 332quinquies bepaalde voorwaarden). <W
2006-07-01/75, art. 5, A, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
De vordering is evenwel niet ontvankelijk indien daaruit blijkt dat tussen de moeder en de vader een huwelijksbeletsel bestaat waarvan [
2 de familierechtbank]
2 geen ontheffing kan verlenen [
1 ...]
1 [
1 , tenzij de familierechtbank oordeelt dat de vaststelling van de afstamming van moederszijde niet strijdig is met het belang van het kind]
1. <W
2006-07-01/75, art. 5, B, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
De eiser moet het bewijs leveren dat het kind hetzelfde is als dat van wie de vermeende moeder is bevallen.
Hij kan zulks bewijzen door aan te tonen dat het ten aanzien van de vermeende moeder het bezit van staat heeft.
Bij gebreke van bezit van staat kan het bewijs van de afstamming door alle wettelijke middelen worden geleverd. Het tegenbewijs kan eveneens door alle wettelijke middelen worden geleverd.
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 100, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
HOOFDSTUK 2. - VASTSTELLING VAN DE AFSTAMMING VAN VADERSZIJDE.
AFDELING 1. - VERMOEDEN VAN VADERSCHAP.
Art. 315. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind dat geboren is tijdens het huwelijk of binnen 300 dagen na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk, heeft de echtgenoot tot vader.
Art. 316. <W 31-03-1987, art. 38> Deze regel geldt niet wanneer (uit een beslissing houdende vaststelling van het vermoeden van afwezigheid) blijkt dat het kind geboren is meer dan 300 dagen na de verdwijning van de echtgenoot, onverminderd de rechten van de te goeder trouw handelende derden. <W
2007-05-09/44, art. 36, 3°, 037;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 316bis.<ingevoegd bij W
2006-07-01/75, art. 6;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> Tenzij de echtgenoten op het tijdstip van de aangifte van de geboorte een gemeenschappelijke verklaring afgelegd hebben, is het in artikel 315 bedoelde vermoeden van vaderschap niet meer van toepassing :
1° wanneer het kind geboren is meer dan 300 dagen nadat de [
1 familierechtbank]
1 de overeenkomst tussen de partijen heeft bekrachtigd in verband met de aan de echtgenoten gegeven machtiging om een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken overeenkomstig artikel (1256), van het Gerechtelijk Wetboek, of [
1 na een beschikking genomen krachtens artikel 1280 van het Gerechtelijk Wetboek]
1 die de echtgenoten machtigt om een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken, of na neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1288bis van hetzelfde Wetboek; <W
2007-04-27/00, art. 14, 034;
Inwerkingtreding : 01-09-2007>
2° wanneer het kind geboren is meer dan 300 dagen na de datum waarop de echtgenoten, blijkens het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister, op verschillende adressen zijn ingeschreven, voor zover ze nadien niet opnieuw zijn ingeschreven op hetzelfde adres;
3° wanneer het kind geboren is meer dan 300 dagen na een krachtens artikel 223 [
1 ...]
1 uitgesproken vonnis waarbij de echtgenoten gemachtigd worden een afzonderlijke verblijfplaats te betrekken, en minder dan 180 dagen na de datum waarop deze maatregel verstreken is, of nadat de echtgenoten feitelijk zijn herenigd.
[
2 Indien een gemeenschappelijke verklaring overeenkomstig het eerste lid werd afgelegd, wordt deze als bijlage opgenomen in de DABS.]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 31, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 30, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 317. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind dat geboren is binnen 300 dagen na de ontbinding of de nietigverklaring van het huwelijk van zijn moeder en na een nieuw huwelijk van deze, heeft de nieuwe echtgenoot tot vader.
Wordt dit vaderschap betwist, dan wordt de vorige echtgenoot geacht de vader te zijn, behalve wanneer ook zijn vaderschap wordt betwist of wanneer het vaderschap van een derde komt vast te staan.
Art. 318.<W
2006-07-01/75, art. 7, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de echtgenoot, kan het vermoeden van vaderschap worden betwist [
1 voor de familierechtbank]
1 door de moeder, het kind, de man ten aanzien van wie de afstamming vaststaat [
2 de man die het vaderschap van het kind opeist en de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist]
2.
(lid 2 geschrapt.) <W
2006-12-27/32, art. 368, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 2. (De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar na de geboorte.) De vordering van de echtgenoot moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is, die van de man die het vaderschap van het kind opeist moet worden ingesteld binnen het jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is en die van het kind moet worden ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt (of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenoot zijn vader niet is) [
2 De vordering van de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd in de verwekking en de verwekking hiervan het gevolg kan zijn.]
2. <W
2006-12-27/32, art. 368, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Indien de echtgenoot overleden is zonder in rechte te zijn opgetreden, terwijl de termijn om zulks te doen nog niet verstreken is, kan zijn vaderschap [
3 binnen een jaar na zijn overlijden of na de ontdekking van de geboorte of binnen een jaar na hun ontdekking van het feit dat de overledene niet de vader van het kind is]
3, worden betwist door zijn bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn. [
3 Indien de echtgenoot overleden is vóór de geboorte van het kind kan zijn vaderschap worden betwist door zijn bloedverwanten in de opgaande en in de neerdalende lijn binnen een jaar na de ontdekking van de geboorte of binnen een jaar na hun ontdekking van het feit dat de overledene niet de vader van het kind is.]
3 Het vaderschap dat vaststaat krachtens artikel 317 kan daarenboven worden betwist door de vorige echtgenoot.
§ 3. Onverminderd het bepaalde in §§ 1 en 2, wordt het vermoeden van vaderschap teniet gedaan indien door alle wettelijke middelen is bewezen dat de betrokkene niet de vader is.
De betwisting van het vermoeden van vaderschap van de echtgenoot wordt bovendien, behoudens tegenbewijs, gegrond verklaard :
1° in de gevallen bedoeld in artikel 316bis ;
2° wanneer de afstamming van moederszijde door erkenning of bij rechterlijke beslissing is vastgesteld;
3° wanneer de vordering werd ingesteld vooraleer de afstamming van moederszijde is komen vast te staan.
§ 4. De vordering tot betwisting van het vermoeden van vaderschap is niet ontvankelijk, als de echtgenoot toestemming heeft gegeven tot kunstmatige inseminatie of tot een andere daad die de voortplanting tot doel had, tenzij de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn.
§ 5. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de persoon die beweert de biologische vader van het kind te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De [
1 familierechtbank]
1 gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.
[
2 § 6. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist, is maar gegrond als bewezen wordt dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet 6 van juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd in de medisch begeleide voortplanting en de verwekking van het kind hiervan het gevolg kan zijn. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van een afstammingsband ten opzichte van de verzoekster met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies, §§ 1, 1/1, 2 en 4, is voldaan. Zo niet, wordt de vordering afgewezen.]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 32, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-12-18/01, art. 11, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 101, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
AFDELING 2. - ERKENNING.
Art. 319.[
1 Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens de artikelen 315 of 317, noch het meemoederschap bedoeld in hoofdstuk 2/1, kan de vader het kind erkennen onder de bij artikel 329bis bepaalde voorwaarden.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-05/08, art. 6, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 319bis.<W
2006-07-01/75, art. 9, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> Wanneer de vader gehuwd is en een kind erkent dat is verwekt bij een vrouw van wie hij niet de echtgenoot is, moet die erkenning ter kennis van de echtgenoot of van de echtgenote worden gebracht.
Te dien einde, indien de akte van erkenning is opgemaakt door een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand [
1 ...]
1, wordt [
2 binnen drie dagen]
2 een afschrift van de akte door hem verzonden bij een ter post aangetekende brief. Indien de akte niet is opgemaakt door een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand [
1 ...]
1, wordt ze betekend bij deurwaardersexploot op verzoek van de vader, het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Totdat deze mededeling heeft plaatsgehad, kan de erkenning niet worden tegengeworpen aan de echtgenoot of de echtgenote, aan de kinderen geboren uit diens huwelijk met degene die het kind erkent en aan de kinderen die door de beide echtgenoten geadopteerd zijn.
----------
(
1)<W
2017-09-19/06, art. 3, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 31, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 320. (Opgeheven) <W
2006-07-01/75, art. 23, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 321.<W 31-03-1987, art. 38> De vader kan het kind niet erkennen, wanneer uit die erkenning een huwelijksbeletsel zou blijken tussen hem en de moeder waarvoor [
2 de familierechtbank]
2 geen ontheffing kan verlenen ([
1 ...]
1. <W
2006-07-01/75, art. 10, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 102, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
AFDELING 3. - ONDERZOEK NAAR HET VADERSCHAP.
Art. 322.[
2 Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens de artikelen 315 of 317, noch op grond van een erkenning en wanneer het meemoederschap bedoeld in hoofdstuk 2/1 evenmin vaststaat, kan het bij vonnis, uitgesproken door de familierechtbank, worden vastgesteld onder de bij artikel 332quinquies bepaalde voorwaarden.]
2 (Indien de verweerder gehuwd is en het kind tijdens het huwelijk verwekt is bij een vrouw waarvan hij niet de echtgenoot is, moet het vonnis waarbij de afstamming wordt vastgesteld, aan de echtgenoot of de echtgenote worden betekend. Totdat die betekening heeft plaatsgehad, kan het vonnis niet worden tegengeworpen aan de echtgenoot of de echtgenote, noch aan de kinderen geboren uit het huwelijk met de verweerder of geadopteerd door beide echtgenoten.) <W 2003-02-13/36, art. 12, 015;
Inwerkingtreding : 01-06-2003>
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 33, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-05/08, art. 7, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 323. (Opgeheven) <W
2006-07-01/75, art. 24, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 324. <W 31-03-1987, art. 38> De afstamming wordt bewezen door het bezit van staat ten aanzien van de vermeende vader.
Bij gebreke van bezit van staat wordt de afstamming van vaderszijde door alle wettelijke middelen bewezen.
Behalve wanneer er twijfel over bestaat, wordt het vaderschap vermoed wanneer is komen vast te staan dat de verweerder gedurende het wettelijk tijdperk van de verwekking gemeenschap heeft gehad met de moeder.
Art. 325.<W 31-03-1987, art. 38> Het onderzoek naar het vaderschap is onontvankelijk, wanneer uit het vonnis een huwelijksbeletsel tussen de vermeende vader en de moeder zou blijken waarvoor [
2 de familierechtbank]
2 geen ontheffing kan verlenen [
1 ...]
1 [
1 , tenzij de familierechtbank oordeelt dat de vaststelling van de afstamming van vaderszijde niet strijdig is met het belang van het kind]
1. <W
2006-07-01/75, art. 11, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 103, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
HOOFDSTUK 2/1. [
1 - VASTSTELLING VAN DE AFSTAMMING VAN MEEMOEDERSZIJDE.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 8, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
AFDELING 1. [
1 - ALGEMENE BEPALINGEN.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 9, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/1. [
1 Wanneer het vaderschap niet vaststaat krachtens hoofdstuk 2, kan het meemoederschap worden vastgesteld krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 10, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
AFDELING 2. [
1 - VERMOEDEN VAN MEEMOEDERSCHAP.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 11, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/2. [
1 Het kind dat geboren is tijdens het huwelijk of binnen driehonderd dagen na ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk, heeft de echtgenote tot meemoeder.
De bepalingen van artikel 316 tot 317 zijn van overeenkomstige toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 12, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/3. [
1 § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van de echtgenote, kan het vermoeden van meemoederschap worden betwist voor de familierechtbank door de moeder, het kind, de meemoeder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist en de man die het vaderschap van het kind opeist.
§ 2. De vordering van de moeder moet worden ingesteld binnen een jaar na de geboorte.
De vordering van de echtgenote moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat zij niet heeft toegestemd in de daad die de voortplanting tot doel had of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de verwekking van het kind niet het gevolg kan zijn van de daad die de voortplanting tot doel had en waarin zij heeft toegestemd.
De vordering van de vrouw die het meemoederschap opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat zij heeft toegestemd in de verwekking overeenkomstig de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten en de verwekking het gevolg kan zijn van die daad.
De vordering van de man die het vaderschap van het kind opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is.
De vordering van het kind moet worden ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de echtgenote niet heeft toegestemd in de daad die de voortplanting tot doel had of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de verwekking van het kind niet het gevolg kan zijn van de daad die de voortplanting tot doel had waarin de echtgenote heeft toegestemd.
Het meemoederschap dat vaststaat krachtens artikel 317 kan daarenboven worden betwist door de vorige echtgenoot of echtgenote.
§ 3. Onverminderd het bepaalde in §§ 1 en 2, wordt de vordering tot betwisting van het vermoeden van meemoederschap gegrond verklaard, tenzij door alle wettelijke middelen bewezen wordt dat de echtgenote voorafgaand aan de verwekking haar toestemming heeft gegeven tot kunstmatige inseminatie of tot een andere daad die de voortplanting tot doel had, tenzij de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn.
§ 4. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de man die beweert de biologische vader van het kind te zijn, is bovendien maar gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.
§ 5. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist, is bovendien maar gegrond als bewezen wordt dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd tot medisch begeleide voortplanting en de verwekking van het kind hiervan het gevolg kan zijn. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van een afstammingsband van de verzoeker met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies, §§ 1, 1/1, 2 en 4, is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 13, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
AFDELING 3. [
1 - ERKENNING.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 14, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/4. [
1 Wanneer het meemoederschap niet vaststaat krachtens artikel 325/2, kan de meemoeder het kind erkennen onder de bij artikel 329bis bepaalde voorwaarden.
In afwijking van artikel 329bis, § 2, derde lid, wordt het verzoek verworpen als vaststaat dat de verzoeker niet heeft toegestemd in de verwekking overeenkomstig de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten of de verwekking hiervan niet het gevolg kan zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 15, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/5.[
1 De meemoeder kan het kind niet erkennen, wanneer uit die erkenning een huwelijksbeletsel zou blijken tussen haar en de moeder waarvoor [
3 de familierechtbank]
3 geen ontheffing kan verlenen [
2 ...]
2.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 16, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 104, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 325/6.[
1 Wanneer de meemoeder gehuwd is en een kind erkent van een persoon van wie zij niet de echtgenote is, moet die erkenning ter kennis van de echtgenoot of van de echtgenote worden gebracht.
Te dien einde, indien de akte van erkenning is opgemaakt door een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand [
2 ...]
2, wordt [
3 binnen drie dagen]
3 een afschrift van de akte door hem verzonden bij een ter post aangetekende brief. Indien de akte niet is opgemaakt door een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand [
2 ...]
2, wordt ze betekend bij deurwaardersexploot op verzoek van de meemoeder, het kind of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Totdat deze mededeling heeft plaatsgehad, kan de erkenning niet worden tegengeworpen aan de echtgenoot of de echtgenote, aan de kinderen geboren uit diens huwelijk met degene die het kind erkent en aan de kinderen die door de beide echtgenoten geadopteerd zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 17, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2017-09-19/06, art. 4, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
3)<W
2018-06-18/03, art. 32, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 325/7.[
1 § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend, kan de erkenning van het meemoederschap worden betwist voor de familierechtbank door de man die het vaderschap opeist, de moeder, het kind, de vrouw die het kind erkend heeft en de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist.
De erkenner en zij die de voorafgaande, in artikel 329bis vereiste of bedoelde toestemmingen hebben gegeven, zijn echter alleen gerechtigd de erkenning te betwisten, indien zij bewijzen dat aan hun toestemming een gebrek kleefde.
De erkenning kan niet worden betwist door hen die partij zijn geweest bij de beslissing waarbij de erkenning is toegestaan overeenkomstig artikel 329bis, of bij de beslissing waarbij de krachtens dat artikel gevorderde vernietiging is afgewezen
[
2 De vordering van de moeder en de persoon die het kind erkend heeft, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de verwekking van het kind niet het gevolg kan zijn van de daad waarin de persoon die het kind erkend heeft overeenkomstig de wet 6 van juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd.]
2 De vordering van de vrouw die het meemoederschap opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat zij heeft toegestemd in de verwekking overeenkomstig de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten en de verwekking het gevolg kan zijn van die daad [
3 , of binnen een jaar nadat zij kennis heeft genomen van de erkenning, indien deze plaatsvindt na de ontdekking van het feit dat zij de meemoeder van het kind is]
3.
De vordering van de man die het vaderschap van het kind opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is [
3 , of binnen een jaar nadat hij kennis heeft genomen van de erkenning, indien deze plaatsvindt na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is]
3.
De vordering van het kind moet worden ingesteld op zijn vroegst op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en uiterlijk op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt of binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de verwekking niet het gevolg kan zijn van de daad waarin de erkenner overeenkomstig de wet van 7 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, wordt de erkenning tenietgedaan, indien door alle wettelijke middelen is bewezen dat de betrokkene niet heeft toegestemd in de verwekking overeenkomstig de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten of de verwekking hiervan niet het gevolg kan zijn.
§ 3. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de persoon die beweert de biologische vader van het kind te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.
§ 4. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de vrouw die het meemoederschap opeist, is maar gegrond als bewezen wordt dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd tot medisch begeleide voortplanting en de verwekking van het kind hiervan het gevolg kan zijn. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies, §§ 1, 1/1, 2 en 4, is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 18, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2014-12-18/01, art. 13, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 105, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
AFDELING 4. [
1 - ONDERZOEK NAAR HET MEEMOEDERSCHAP.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 19, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/8. [
1 Wanneer het meemoederschap niet vaststaat krachtens artikel 325/2 noch op grond van een erkenning, kan het bij vonnis worden vastgesteld onder de bij artikel 332quinquies, §§ 1, 1/1, 2 en 4, bepaalde voorwaarden.
Indien de verweerder gehuwd is en de vordering een kind betreft van een persoon van wie zij niet de echtgenote is, moet het vonnis uitgesproken door de familierechtbank waarbij de afstamming wordt vastgesteld, aan de echtgenoot of echtgenote worden betekend. Totdat die betekening heeft plaatsgehad, kan het vonnis niet worden tegengeworpen aan de echtgenoot of echtgenote, noch aan de kinderen geboren uit het huwelijk met de verweerder of geadopteerd door beide echtgenoten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 20, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/9. [
1 De afstamming wordt bewezen door het bezit van staat ten aanzien van de vermeende meemoeder.
Bij gebreke van bezit van staat wordt de afstamming van meemoederszijde bewezen door de toestemming tot medisch begeleide voortplanting gegeven overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten als de verwekking van het kind hiervan het gevolg kan zijn.
De rechtbank wijst de vordering hoe dan ook af indien het bewijs wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht niet heeft toegestemd tot medisch begeleide voortplanting overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten of de verwekking van het kind hiervan niet het gevolg kan zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 21, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 325/10.[
1 Het onderzoek naar het meemoederschap is onontvankelijk, wanneer uit het vonnis een huwelijksbeletsel tussen de vermeende meemoeder en de moeder zou blijken waarvoor [
3 de familierechtbank]
3 geen ontheffing kan verlenen [
2 ...]
2 [
2 , tenzij de familierechtbank oordeelt dat de vaststelling van het meemoederschap niet strijdig is met het belang van het kind]
2.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-05/08, art. 22, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 106, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
HOOFDSTUK 3. - GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN NOPENS DE WIJZE WAAROP DE AFSTAMMING WORDT VASTGESTELD.
AFDELING 1. - HET TIJDSTIP VAN DE VERWEKKING.
Art. 326. <W 31-03-1987, art. 38> Het kind wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed te zijn verwekt in het tijdvak van de 300e tot en met de 180e dag voor de geboortedag en op het tijdstip dat voor hem het gunstigst is, gelet op het onderwerp van de vordering dat het heeft ingesteld of van het verweermiddel dat het heeft voorgedragen.
AFDELING 2. - DE ERKENNING.
Art. 327.[
1 § 1. De erkenning gebeurt in de akte van geboorte of bij akte van erkenning.
§ 2. De akte van erkenning wordt opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand [
2 die de aangifte heeft ondertekend, overeenkomstig artikel 327/1, § 1, eerste lid.]
2]
1 ----------
(
1)<W
2017-09-19/06, art. 5, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 33, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 327/1.[
1 § 1. Ieder die een kind wil erkennen moet daarvan onder voorlegging van de in artikel 327/2 bedoelde documenten, aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de erkenner, de persoon die de voorafgaande toestemming moet geven of het kind zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft bij het opstellen van de akte of bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van geboorte van het kind.
Indien geen van de personen bedoeld in het eerste lid een inschrijving heeft in een van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één van hen of allen om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van een van hen.
Bij ontstentenis hiervan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel.
§ 2. [
2 De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte binnen een maand na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 327/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de aangever en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en het ondertekenen van de aangifte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de aangifte te ondertekenen.]
2 § 3. [
2 Wanneer de aangever in gebreke blijft de in artikel 327/2 bedoelde documenten over te leggen of indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in paragraaf 2 bepaalde termijn de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de ondertekening van de aangifte bedoeld in paragraaf 2.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing onmiddellijk ter kennis van de aangever.
Op hetzelfde ogenblik wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.
De aangever kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand beroep instellen bij de familierechtbank binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing.
De Koning bepaalt een model van aangifte, de wijze van verzending van de documenten en de wijze waarop de meldingen gebeuren.
De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van erkenning.]
2]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-09-19/06, art. 6, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 34, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 327/2.[
1 § 1. Bij ontvangst van de aangifte van een erkenning gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand voor het kind na of de akte van geboorte beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS.
Indien de akte van geboorte niet op deze wijze beschikbaar is, legt de persoon die het kind wil erkennen zelf een uittreksel van de akte van geboorte voor.
Hij controleert de identiteit van de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, aan de hand van het identiteitsbewijs zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en gaat na of deze personen ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.
§ 2. De persoon die het kind wil erkennen voegt bij de aangifte de volgende documenten :
1° voor zover deze persoon niet beschikt over een identiteitsbewijs bedoeld in paragraaf 1, een ander bewijs van identiteit;
2° in voorkomend geval, een bewijs van zijn actuele verblijfplaats of, in voorkomend geval, van de persoon die voorafgaande toestemming moet geven of van het kind;
3° in voorkomend geval, een authentieke akte waaruit de toestemming blijkt van de persoon die zijn voorafgaande toestemming in de erkenning moet geven;
4° in geval van een erkenning voor de geboorte, een attest van een arts of een vroedvrouw dat de zwangerschap bevestigt en de vermoedelijke bevallingsdatum aangeeft;
5° ieder ander authentiek stuk waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een kind te erkennen.
§ 3. De persoon die het kind wil erkennen en die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt bovendien de volgende documenten bij de aangifte :
1° een bewijs van nationaliteit van hem en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;
2° een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, indien het krachtens artikel 62 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht toepasselijk recht, bepaalt dat een gehuwd persoon geen kind kan erkennen bij een ander persoon dan zijn echtgenoot of echtgenote;
3° in voorkomend geval, een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, van de moeder ingeval van een erkenning voor de geboorte of in de akte van geboorte.
§ 4. De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, 1°, worden als bijlage in de DABS opgenomen.
§ 5. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de paragrafen 1 tot 3 over al deze documenten beschikt, levert hij een ontvangstbewijs af van de aangifte.
§ 6. Indien hij zich onvoldoende ingelicht acht kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift van de desbetreffende akten van de burgerlijke stand opvragen, en de belanghebbende verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.
§ 7. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken.
§ 8. De artikelen 164/3 tot 164/7 zijn naar analogie van toepassing.
In afwijking van artikel 164/5 maakt de vrederechter de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats van de aangifte van de erkenning.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 35, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 328.[
2 § 1. De erkenning kan geschieden door een ontvoogde minderjarige en door een niet-ontvoogde minderjarige met onderscheidingsvermogen.]
2 [
1 [
2 § 2.]
2 De persoon die op grond van artikel 492/1, § 1, derde lid, 7°, uitdrukkelijk onbekwaam werd verklaard om een kind te erkennen, kan, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter alsnog worden gemachtigd een kind te erkennen.
De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
[
5 ...]
5 [
4 De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS.]
4 [
2 § 3.]
2 De erkenning kan geschieden ten gunste van een verwekt kind, dan wel van een overleden kind indien dit afstammelingen heeft nagelaten. Indien het kind overleden is zonder afstammelingen na te laten, kan de erkenning slechts geschieden binnen het jaar na zijn geboorte.]
1 [
3 De erkenning ten gunste van een verwekt kind kan gebeuren op elk ogenblik van de zwangerschap op basis van een zwangerschapsattest opgesteld door een geneesheer of een vroedvrouw.]
3 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 10, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 181, 062; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2017-02-20/15, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(
4)<W
2018-06-18/03, art. 36, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
5)<W
2018-12-21/09, art. 5, 086; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Art. 328bis.[
1 . De vorderingen die worden bedoeld in de artikelen 318 en 325/3 kunnen voor de geboorte ingesteld worden door de man die het vaderschap van het kind opeist en door de vrouw die het meemoederschap opeist.
De vordering die wordt bedoeld in artikel 325/4 kan voor de geboorte ingesteld worden door de vrouw die het meemoederschap opeist.
De vordering die wordt bedoeld in artikel 329bis kan voor de geboorte ingesteld worden door de man die het vaderschap van het kind opeist]
1 ----------
(
1)<W
2014-12-18/01, art. 14, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 329.[
1 Ten aanzien van een kind kunnen niet meer dan twee afstammingsbanden uitwerking hebben.
Zo een kind wordt erkend door meer dan een persoon van hetzelfde geslacht, heeft alleen de eerste erkenning gevolg zolang ze niet is vernietigd. Deze bepaling is niet van toepassing in geval van een erkenning door de meemoeder van een kind dat door de moeder erkend werd. [
2 Deze bepaling is evenmin van toepassing in geval van een erkenning door de vader van een kind dat erkend werd door een moeder overeenkomstig artikel 62bis/1, § 2, eerste lid.]
2 Zo een kind wordt erkend door een vader en een meemoeder, heeft alleen de eerste erkenning gevolg zolang ze niet is vernietigd.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-05/08, art. 24, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2017-06-25/03, art. 6, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 329bis.<ingevoegd bij W
2006-07-01/75, art. 15;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. De erkenning van het meerderjarige of het ontvoogde minderjarige kind is alleen ontvankelijk zo het kind daarin vooraf toestemt.
[
1 § 1/1. De toestemming van het meerderjarige kind is niet vereist indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind niet wilsbekwaam is. Hetzelfde geldt ingeval het kind, bij beschikking van de vrederechter krachtens artikel 492/1, onbekwaam wordt verklaard om met zijn erkenning in te stemmen. Het kind dat zijn mening zelfstandig kan uiten, wordt rechtstreeks door de rechter gehoord. Ingeval het kind niet zelf zijn mening kan uiten, vertolkt de vertrouwenspersoon de mening van het kind. De rechter hecht passend belang aan deze mening.]
1 [
4 De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS.]
4 § 2. Indien het kind minderjarig en niet ontvoogd is, is de erkenning alleen ontvankelijk mits de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat of, indien de erkenning voor de geboorte van het kind gebeurt, de moeder, vooraf daarin toestemt.
Bovendien is de voorafgaande toestemming van het kind vereist, indien het de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Deze toestemming is niet vereist [
1 ...]
1 indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind geen onderscheidingsvermogen heeft.
[
4 De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS.]
4 Bij gebreke van die toestemmingen dagvaardt degene die het kind wil erkennen de personen wier toestemming vereist is voor de rechtbank. De partijen worden in raadkamer gehoord. De rechtbank poogt ze te verzoenen. Indien de rechtbank de partijen tot verzoening brengt, ontvangt zij de nodige toestemmingen. Bij gebreke van verzoening wordt het verzoek verworpen als vaststaat dat de verzoeker niet de biologische vader of moeder is.[
5 De rechtbank kan bovendien]
5 de erkenning weigeren als ze [
5 ...]
5 is met de belangen van het kind.
Indien tegen degene die het kind wil erkennen een strafvordering is ingesteld wegens een in artikel 375 van het Strafwetboek bedoeld feit dat gepleegd is op de persoon van de moeder tijdens de wettelijke periode van verwekking, kan de erkenning niet plaatsvinden en wordt de in het vierde lid bedoelde termijn van één jaar opgeschort tot de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is gegaan. Als degene die het kind wil erkennen op grond daarvan schuldig wordt verklaard, kan de erkenning niet plaatsvinden en wordt het verzoek om toestemming tot erkenning verworpen.
§ 3. Is het kind minderjarig en niet ontvoogd en heeft het geen bekende ouder, of is de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat overleden [
1 , vermoedelijk afwezig, in de onmogelijkheid zijn wil te kennen te geven dan wel wilsonbekwaam]
1, dan moet de ambtenaar van de burgerlijke stand een letterlijk afschrift van de erkenning ter kennis brengen van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind en van het kind zelf, indien het de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, tenzij dezen vooraf in de erkenning hebben toegestemd.
Indien de erkenning niet ontvangen is door een Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand, moet zij op verzoek van de erkenner worden betekend aan de in het eerste lid bedoelde personen.
Binnen zes maanden te rekenen van de betekening of de kennisgeving kunnen de personen aan wie zij is gedaan [
2 , bij dagvaarding, gezamenlijk verzoekschrift of verzoekschrift op tegenspraak de vernietiging van de erkenning vorderen van de territoriaal bevoegde familierechtbank]
2.
De griffier stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand [
3 ...]
3 die de akte van erkenning heeft opgemaakt, onmiddellijk in kennis van die vordering.
Nadat de partijen werden gehoord, doet de rechtbank uitspraak over de vordering tot nietigverklaring. Ze vernietigt de erkenning indien het bewijs wordt geleverd dat de verweerder niet de biologische vader of moeder is. Bovendien vernietigt ze de erkenning als die [
5 ...]
5 strijdig is met de belangen van het kind [
5 ...]
5.
Het vierde lid van § 2 is van overeenkomstige toepassing. Totdat de termijn van zes maanden verstreken is of totdat de afwijzende beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, kan de erkenning niet worden tegengeworpen aan het kind en aan zijn wettelijke vertegenwoordiger die er zich niettemin op kunnen beroepen.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 11, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 34, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014, zie W
2014-05-08/02, art. 42, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2017-09-19/06, art. 8, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
4)<W
2018-06-18/03, art. 37, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
5)<W
2018-12-21/09, art. 107, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 330.<W
2006-07-01/75, art. 16, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend, kan de erkenning van het moederschap worden betwist [
1 voor de familierechtbank]
1 door de vader, het kind, de vrouw die het kind heeft erkend en de vrouw die het moederschap van het kind opeist. Tenzij het kind bezit van staat heeft ten aanzien van degene die het heeft erkend, kan de erkenning van het vaderschap worden betwist [
1 voor de familierechtbank]
1 door de moeder, het kind, de man die het kind heeft erkend [
2 , de man die het vaderschap van het kind opeist en de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist]
2.
De erkenner en zij die de voorafgaande, in artikel 329bis vereiste of bedoelde toestemmingen hebben gegeven, zijn echter alleen gerechtigd de erkenning te betwisten, indien zij bewijzen dat aan hun toestemming een gebrek kleefde.
De erkenning kan niet worden betwist door hen die partij zijn geweest bij de beslissing waarbij de erkenning is toegestaan overeenkomstig artikel 329bis, of bij de beslissing waarbij de krachtens dat artikel gevorderde vernietiging is afgewezen.
De vordering van de vader, de moeder of de persoon die het kind erkend heeft, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat de persoon die het kind erkend heeft, niet de vader of de moeder is; die van de persoon die [
2 et vaderschap of moederschap]
2 opeist moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij of zij de vader of de moeder van het kind is [
3 , of binnen een jaar nadat hij of zij kennis heeft genomen van de erkenning, indien deze plaatsvindt na de ontdekking van het feit dat hij of zij de vader of de moeder van het kind is]
3; die van het kind moet op zijn vroegst worden ingesteld op de dag waarop het de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en moet uiterlijk worden ingesteld op de dag waarop het de leeftijd van tweeëntwintig jaar heeft bereikt (of binnen een jaar na het ontdekken van het feit dat de persoon die het erkend heeft noch zijn vader, noch zijn moeder is). [
2 De vordering van de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd in de verwekking en de verwekking hiervan het gevolg kan zijn [
3 , of binnen een jaar nadat zij kennis heeft genomen van de erkenning, indien deze plaatsvindt na de ontdekking van het feit dat zij de meemoeder van het kind is]
3.]
2 <W
2006-12-27/32, art. 370, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, wordt de erkenning tenietgedaan, indien door alle wettelijke middelen is bewezen dat de betrokkene niet de vader of de moeder is.
§ 3. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de persoon die beweert de biologische vader of moeder van het kind te zijn, is maar gegrond als diens vaderschap of moederschap is komen vast te staan. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van de afstammingsband van de verzoeker met zich. De rechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies is voldaan. In ontkennend geval wordt de vordering afgewezen.
[
2 § 4. De vordering tot betwisting die wordt ingesteld door de vrouw die het meemoederschap van het kind opeist, is maar gegrond als bewezen wordt dat zij overeenkomstig artikel 7 van de wet 6 van juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten heeft toegestemd in de medisch begeleide voortplanting en de verwekking van het kind hiervan het gevolg kan zijn. De beslissing welke die vordering tot betwisting inwilligt, brengt van rechtswege de vaststelling van een afstammingsband ten opzichte van de verzoekster met zich. De familierechtbank gaat na of aan de voorwaarden van artikel 332quinquies, §§ 1, 1/1, 2 en 4 is voldaan. Zo niet, wordt de vordering afgewezen.]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 35, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014, zie <W
2014-05-08/02, art. 43, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>>
(
2)<W
2014-12-18/01, art. 15, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 108, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 330/1. [
1 Er is, ingeval van aangifte van erkenning, geen afstammingsband tussen het kind en de erkenner wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van de erkenner, kennelijk enkel gericht is op het voor zichzelf, voor het kind of voor de persoon die zijn voorafgaande toestemming voor de erkenning moet geven, bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat verbonden is aan de vaststelling van een afstammingsband.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-09-19/06, art. 9, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
Art. 330/2.[
1 De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert [
3 de akte van erkenning op te maken]
3 indien hij vaststelt dat de erkenning betrekking heeft op een in artikel 330/1 bedoelde situatie.
Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat de verklaring betrekking heeft op een in artikel 330/1 bedoelde situatie, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand [
3 de opmaak van de akte van erkenning]
3 uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de persoon die het kind wil erkennen voornemens is het kind te erkennen, te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de [
2 ondertekening van de aangifte]
2 teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met hoogstens drie maanden. In dat geval, geeft hij van zijn beslissing kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die op zijn beurt de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.
Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in het tweede lid bepaalde termijn geen definitieve beslissing heeft genomen, dient hij onverwijld [
3 de akte van erkenning op te maken]
3.
In geval van een in het eerste lid bedoelde weigering, brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand, zijn met redenen omklede beslissing onverwijld ter kennis van de belanghebbende partijen. Terzelfdertijd wordt een afschrift hiervan, samen met een afschrift van alle nuttige documenten, verzonden naar de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de beslissing tot weigering genomen werd en naar de Dienst Vreemdelingenzaken.
In geval van weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om de erkenning te akteren, kan de persoon die de afstammingsband wil laten vaststellen een vordering tot onderzoek naar het moederschap, vaderschap of meemoederschap instellen bij de familierechtbank van de plaats van de aangifte van de erkenning.
In het in het vijfde lid bedoelde geval vermeldt het exploot van dagvaarding of het verzoekschrift, op straffe van nietigheid, de weigeringsbeslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand.]
1 [
3 Tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van erkenning op te maken, kan door de persoon die het kind wil erkennen binnen de maand na de kennisgeving van deze beslissing beroep worden aangetekend bij de familierechtbank.
De personen wier toestemming vereist is worden in het geding geroepen.
De rechtbank bepaalt of het gaat om een in artikel 330/1 bedoelde situatie, rekening houdend met de aanwezige belangen en waarbij het belang van het kind de eerste overweging is.]
3 (NOTA : bij arrest nr.58/2020 van 07-05-2020 (B.St. 11-06-2020, p. 42477), heeft het Grondwettelijk Hof leden 5 en 6 van dit artikel vernietigd) ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-09-19/06, art. 10, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 38, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
3)<W
2020-07-31/03, art. 39, 089; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 330/3.[
1 § 1. De procureur des Konings vordert de nietigheid van de erkenning in het geval bedoeld in artikel 330/1.
§ 2. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een erkenning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.
[
2 [
3 Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak van de gewijzigde akte of akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen en, in voorkomend geval, van de akte van nietigverklaring van de erkenning, ten gevolge van de rechterlijke beslissing, naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt op basis hiervan de akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen en maakt, in voorkomend geval, de akte van nietigverklaring van de erkenning op en verbindt deze met de akte van erkenning.]
3 De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.
Indien het gaat om de nietigverklaring van een erkenning die is gedaan met overtreding van artikel 330/1 notificeert de DABS de rechterlijke beslissing, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.]
2]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-09-19/06, art. 11, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 39, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
3)<W
2020-07-31/03, art. 19, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK 4. - VORDERINGEN MET BETREKKING TOT DE AFSTAMMING.
AFDELING 1. - ALGEMEEN.
Art. 331.<W 31-03-1987, art. 38> § 1. [
1 ...]
1.
§ 2. Telkens als de afstamming wordt betwist, kunnen de strafrechtbanken en de andere gerechten eerst uitspraak doen nadat de beslissing van de [
1 familierechtbank]
1 omtrent de staat in kracht van gewijsde is getreden.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 36, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 331bis. <W 31-03-1987, art. 38> Rechtsvorderingen met betrekking tot de afstamming zijn niet ontvankelijk indien het kind niet levensvatbaar geboren is.
Art. 331ter. <W
2006-07-01/75, art. 17, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> Wanneer de wet geen kortere termijn stelt, verjaren de vorderingen betreffende de afstamming door verloop van dertig jaar te rekenen van de dag waarop het bezit van staat geëindigd is, of, bij gebreke van bezit van staat, vanaf de geboorte, of te rekenen van de dag waarop het kind in het bezit van staat is gekomen overeenkomstig de staat die hem werd betwist, waarbij artikel 2252 onverkort van toepassing blijft.
Artikel 2253 is niet van toepassing.
De in dit artikel bepaalde verjaringstermijn geldt niet voor de op artikel 329bis gegronde vorderingen.
Art. 331quater. <W 31-03-1987, art. 38> Van het vorderingsrecht betreffende de afstamming kan niet worden afgezien.
Art. 331quinquies. <W 31-03-1987, art. 38> Erfgenamen kunnen de reeds begonnen rechtsvordering voortzetten, tenzij de verzoeker er uitdrukkelijk afstand van heeft gedaan.
Art. 331sexies.<W
2006-07-01/75, art. 18, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> [
1 § 1.]
1 Onverminderd artikel 329bis, § 2, tweede lid, en § 3, eerste lid, [
2 artikel 332quinquies en, wat betreft de meerderjarige, § 1/1 van die bepaling, worden de niet-ontvoogde minderjarige en de wilsonbekwame meerderjarige, in gedingen betreffende hun afstamming, als eiser of als verweerder, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger, of wordt de wilsonbekwame meerderjarige, in voorkomend geval, bijgestaan door zijn bewindvoerder]
2. [
1 Bij gebreke van wettelijke vertegenwoordiger, of indien er tegenstrijdigheid van belangen is, wordt hij vertegenwoordigd]
1, door een voogd ad hoc die aangewezen wordt [
3 naargelang het geval, door de familierechtbank of door de vrederechter]
3 op verzoek van elke belanghebbende of van de procureur des Konings.
[
1 § 2. [
2 ...]
2 ]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 12, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 182, 062; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 64, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 331septies.<W 31-03-1987, art. 38> De [
1 familierechtbanken]
1 beslechten de geschillen betreffende de afstamming waarvoor de wet geen regeling getroffen heeft, door de meest waarschijnlijke afstamming met alle rechtsmiddelen vast te stellen.
Zo de andere bewijsmiddelen onvoldoende zijn, wordt het bezit van staat in aanmerking genomen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 37, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 331octies. <W 31-03-1987, art. 38> De rechtbanken kunnen, zelfs ambtshalve, een bloedonderzoek of enig ander onderzoek volgens beproefde wetenschappelijke methode gelasten.
Art. 331nonies.<W 31-03-1987, art. 38> Het bezit van staat moet voortdurend zijn.
Het wordt bewezen door feiten die te samen of afzonderlijk de betrekking van afstamming aantonen.
Die feiten zijn onder meer :
- dat het kind altijd de naam heeft gedragen van degene van wie wordt gezegd dat het afstamt;
- dat laatstgenoemde het als zijn kind heeft behandeld;
- dat die persoon als vader of moeder in zijn onderhoud en opvoeding heeft voorzien;
- dat het kind die persoon heeft behandeld [
1 als zijn vader, moeder of meemoeder]
1;
- dat het kind wordt erkend door de familie en in de maatschappij;
- dat de openbare overheid het als zodanig beschouwt.
----------
(
1)<W
2014-05-05/08, art. 25, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 331decies.<W 31-03-1987, art. 38> Rechterlijke beslissingen inzake afstamming kunnen worden tegengeworpen zelfs aan personen die geen partij waren in het geding; dezen kunnen echter derdenverzet instellen.
In afwijking van artikel 811 van het Gerechtelijk Wetboek kan de [
1 familierechtbank]
1, zelfs ambtshalve, gelasten dat alle belanghebbenden jegens wie zij oordeelt dat de beslissing mede moet gelden, in het geding worden geroepen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 38, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
AFDELING 2. - DE VORDERINGEN IN HET BIJZONDER.
Art. 332. (Opgeheven) <W
2006-07-01/75, art. 24, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>.
Art. 332bis.[
1 De vorderingen tot betwisting van staat moeten op zodanige wijze worden ingesteld dat het kind of zijn afstammelingen en degene van zijn ouders wiens vaderschap, meemoederschap of moederschap niet wordt betwist in het geding worden geroepen, alsook de persoon wiens vaderschap, meemoederschap of moederschap wordt betwist.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-05/08, art. 26, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 332ter.<W 31-03-1987, art. 38> De rechtsvordering tot inroeping van staat kan worden ingesteld door het kind en door elk van zijn ouders persoonlijk.
Na het overlijden van het kind, kan de vordering worden ingesteld door diens afstammelingen, die dat evenwel enkel kunnen doen voor de vijfentwintigste verjaardag van hun ouder.
[
1 De vordering moet op zodanige wijze worden ingesteld dat het kind of zijn afstammelingen en degene van de ouders wiens vaderschap, moederschap of meemoederschap vaststaat, alsook de persoon wiens vaderschap, moederschap of meemoederschap wordt onderzocht, in het geding worden geroepen.
Indien de rechtsvordering tot onderzoek naar het moederschap tot gevolg kan hebben dat het vaderschap of het meemoederschap komt vast te staan op grond van de artikelen 315, 317 of 325/2, dan moet ze ook worden ingesteld tegen de echtgenoot of echtgenote en, in voorkomend geval, tegen de vorige echtgenoot of echtgenote van de vermeende moeder.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-05/08, art. 27, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 332quater. <W 31-03-1987, art. 38> Indien een van de personen die krachtens de voorgaande artikelen moet worden gedagvaard overleden is, wordt de rechtsvordering tot betwisting van staat alleen ingesteld tegen de anderen en wordt de rechtsvordering tot inroeping van staat ingesteld tegen de anderen en de erfgenamen van de overledene.
Indien allen die krachtens de voorafgaande bepalingen moeten worden gedagvaard overleden zijn, wordt de vordering ingesteld bij eenzijdig verzoekschrift en zijn de artikelen 1025 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing, met uitzondering van de artikelen 1029, tweede lid, en 1032.
Art. 332quinquies.<W
2006-07-01/75, art. 20, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. De vorderingen tot onderzoek naar het moederschap of het vaderschap zijn onontvankelijk indien het meerderjarige of het ontvoogde minderjarige kind zich daartegen verzet.
[
1 § 1/1. Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het meerderjarige kind indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind niet wilsbekwaam is. Hetzelfde geldt ingeval het kind, bij beschikking van de vrederechter krachtens artikel 492/1, onbekwaam wordt verklaard zich te verzetten tegen een rechtsvordering tot onderzoek naar het moederschap of het vaderschap. Het kind dat zijn mening zelfstandig kan uiten, wordt rechtstreeks door de rechter gehoord. Ingeval het kind zijn mening niet zelf kan uiten, vertolkt de vertrouwenspersoon de mening van het kind. De rechter hecht passend belang aan die mening. ]
1 § 2. Indien het verzet uitgaat van een minderjarig kind dat niet ontvoogd is en de volle leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, [
2 van degene van de ouders van het kind ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, of van het openbaar ministerie]
2, wijst de rechtbank, zonder afbreuk te doen aan § 3, de vordering slechts af indien [
3 ...]
3 de vaststelling van de afstamming [
3 ...]
3 strijdig is met de belangen van het kind.
[
1 Er wordt geen rekening gehouden met het verzet van het minderjarige kind indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat het kind geen onderscheidingsvermogen heeft.]
1 § 3. De rechtbank wijst de vordering hoe dan ook af indien het bewijs wordt geleverd dat degene wiens afstamming wordt onderzocht niet de biologische vader of moeder van het kind is.
§ 4. Indien tegen de man die een vaderschapsonderzoek vordert een strafvordering is ingesteld wegens een in artikel 375 van het Strafwetboek bedoeld feit dat gepleegd is op de persoon van de moeder tijdens de wettelijke periode van verwekking, wordt op verzoek van een van de partijen de uitspraak verdaagd, tot wanneer de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden. Indien de betrokkene hiervoor wordt veroordeeld, zal (de vordering tot onderzoek naar het vaderschap) op vraag van één van de partijen worden verworpen. <W
2006-12-27/32, art. 371, 031;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 13, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2017-09-19/06, art. 12, 079; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 109, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
AFDELING 3. - BEKENDMAKING VAN DE RECHTERLIJKE BESLISSING IN [
1 de DABS]
1.
----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 40, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 333.<W 31-03-1987, art. 38> § 1. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest waarbij een vordering betreffende de afstamming wordt toegewezen, [
2 wordt onmiddellijk door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.]
2 § 2. [
1 Na het verstrijken van de termijn van hoger beroep of van voorziening in cassatie of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij de voorziening wordt afgewezen, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de gewijzigde akte van de burgerlijke stand ingevolge een rechterlijke beslissing waarbij een vordering betreffende de afstamming wordt toegewezen via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 41, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
2)<W
2020-07-31/03, art. 20, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK 5. - GEVOLGEN VAN DE AFSTAMMING.
Art. 334. <W 31-03-1987, art. 38> Ongeacht de wijze waarop de afstamming is vastgesteld, hebben de kinderen en hun afstammelingen dezelfde rechten en dezelfde verplichtingen ten opzichte van de ouders en hun bloed- en aanverwanten en hebben de ouders en hun bloed- en aanverwanten dezelfde rechten en dezelfde verplichtingen ten opzichte van de kinderen en hun afstammelingen.
Art. 334bis. (Opgeheven) <W
2006-07-01/75, art. 24, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
Art. 334ter. <W 31-03-1987, art. 38> De erkenning waaruit blijkt dat een kind tijdens het huwelijk werd verwekt door een der echtgenoten en een andere persoon dan de echtgenoot, heeft tot gevolg dat degene die het kind erkent, alle voordelen verliest die de andere echtgenoot bij huwelijksovereenkomst heeft toegestaan in het vooruitzicht van een verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, evenals de schenkingen welke in die overeenkomst vervat liggen, tenzij die echtgenoot bij een voor notaris verleden akte uitdrukkelijk zijn wil te kennen geeft de bepalingen van de huwelijksovereenkomst geheel of ten dele te handhaven.
De herroeping van de voordelen en van de schenkingen doet geen afbreuk aan de rechten van derden te goeder trouw.
In hetzelfde geval kan de echtgenoot degene die het kind erkent, geheel of ten dele van de erfopvolging uitsluiten, met uitzondering van het erfrecht dat hij krachtens artikel 915bis, § 2, bezit.
In alle gevallen waarbij uit de vaststelling van de afstamming blijkt dat een kind tijdens het huwelijk werd verwekt door een der echtgenoten en een andere persoon dan de echtgenoot, gelden dezelfde gevolgen als die welke het eerste lid aan een vrijwillige erkenning verbindt en de echtgenoot kan het recht uitoefenen dat hem bij het derde lid wordt verleend.
Art. 335.[
1 § 1. Het kind wiens afstamming van vaderszijde en afstamming van moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan draagt ofwel de naam van zijn vader, ofwel de naam van zijn moeder, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
De ouders kiezen de naam van het kind op het ogenblik van de aangifte van de geboorte. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze keuze. In geval van onenigheid of bij afwezigheid van keuze, draagt het kind de naam van de vader. [
4 In geval van onenigheid draagt het kind de naam van de vader en de naam van de moeder naast elkaar in alfabetische volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. Wanneer de vader en de moeder, of een van hen, een dubbele naam dragen, kiest de betrokkene het deel van de naam dat aan het kind wordt doorgegeven. Bij afwezigheid van keuze wordt het deel van de dubbele naam dat wordt doorgegeven bepaald op basis van de alfabetische volgorde.]
4 [
4 De weigering om een keuze te maken wordt beschouwd als een geval van onenigheid.
Indien de ouders samen de geboorte van het kind aangeven, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig het tweede lid, de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders, vast.
Indien een ouder alleen de geboorte van het kind aangeeft, geeft deze de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders aan de ambtenaar van de burgerlijke stand aan.]
4 § 2. Het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, draagt de naam van zijn moeder.
Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat, draagt de naam van zijn vader.
§ 3. Indien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd. Hetzelfde geldt indien de afstamming van moederszijde komt vast te staan na de afstamming van vaderszijde.
Evenwel kunnen de ouders samen, of kan een van hen indien de andere overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat het kind ofwel de naam van de persoon ten aanzien van wie de afstamming als tweede komt vast te staan zal dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
Deze verklaring wordt afgelegd binnen een termijn van één jaar te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een beslissing die de afstamming van vaderszijde of van moederszijde vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en voor de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. De termijn van één jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in [
3 de artikelen 313, § 3, tweede lid, 319bis, tweede lid, of 322, tweede lid,]
3 bedoelde kennisgeving of betekening.
Bij wijziging van de afstamming van vaderszijde of van moederszijde tijdens de minderjarigheid van het kind als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de [
3 de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, of 330, §§ 3 en 4]
3, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval [
3 door de ouders is gekozen, met inachtneming van de in § 1 of artikel 335ter bedoelde regels]
3.
[
5 De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het tweede lid bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft of wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ten gevolge van het in het vierde lid bedoelde vonnis.]
5 § 4. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming geen verandering aan zijn naam aangebracht.]
1 [
6 Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 318, §§ 5 en 6, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde heeft gekozen in voorkomend geval met inachtneming van de in paragraaf 1 of in artikel 335ter, § 1, vervatte regels.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid bedoelde vonnis.]
6 (NOTA : bij arrest nr 2/2016 van 14-01-2016 gepubliceerd in het B.St. 14-03-2016, p. 16846-16851, heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel 335,§ 1, tweede lid, derde zin, van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind aan de geadopteerde vernietigd. Hij handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepaling tot 31 december 2016.) ----------
(
1)<W
2014-05-08/10, art. 2, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
(
3)<W
2014-12-18/01, art. 2, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
4)<W
2016-12-25/13, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Overgangsbepalingen : art. 4>
(
5)<W
2018-06-18/03, art. 42, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
6)<W
2018-12-21/09, art. 114, 086; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 335bis. [
1 De overeenkomstig artikel 335, §§ 1 en 3, bepaalde naam geldt ook voor de andere kinderen wier afstamming later ten aanzien van dezelfde vader en moeder komt vast te staan.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-05-08/10, art. 3, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
Art. 335ter.[
1 § 1. Het kind wiens afstamming van moederszijde en afstamming van meemoederszijde tegelijkertijd komen vast te staan draagt ofwel de naam van zijn moeder, ofwel de naam van zijn meemoeder, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
De moeder en de meemoeder kiezen de naam van het kind op het ogenblik van de aangifte van de geboorte. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze keuze. [
2 In geval van onenigheid draagt het kind de naam van de moeder en de naam van de meemoeder naast elkaar in alfabetische volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen. Wanneer de moeder en de meemoeder, of een van hen, een dubbele naam dragen, kiest de betrokkene het deel van de naam dat aan het kind wordt doorgegeven. Bij afwezigheid van keuze wordt het deel van de dubbele naam dat wordt doorgegeven bepaald op basis van de alfabetische volgorde.]
2 [
2 De weigering om een keuze te maken wordt beschouwd als een geval van onenigheid.
Indien de moeder en de meemoeder samen de geboorte van het kind aangeven, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig het tweede lid, de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders, vast.
Indien de moeder of de meemoeder alleen de geboorte van het kind aangeeft, geeft zij de door de ouders gekozen naam of de onenigheid tussen de ouders, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand aan.]
2 § 2. Indien de afstamming van meemoederszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd.
Evenwel kunnen de moeder en meemoeder samen, of kan een van hen indien de andere overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat het kind ofwel de naam van de meemoeder zal dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
Deze verklaring wordt afgelegd binnen een termijn van één jaar te rekenen van de dag van de erkenning of van de dag waarop een beslissing die de afstamming van meemoederszijde vaststelt in kracht van gewijsde is gegaan, en voor de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind. De termijn van één jaar begint te lopen op de dag die volgt op de in de artikelen 325/6, tweede lid, en 325/8, tweede lid, bedoelde kennisgeving of betekening.
Bij wijziging van de afstamming van meemoederszijde of van moederszijde tijdens de minderjarigheid van het kind als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 325/3, §§ 4 en 5, 325/7, §§ 3 en 4, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die in voorkomend geval is gekozen door de ouders met inachtneming van de in paragraaf 1 of in artikel 335, § 1, vervatte regels.
[
3 De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het tweede lid bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft of wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft ten gevolge van het in het vierde lid bedoelde vonnis.]
3 § 3. Indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, wordt er zonder zijn instemming geen verandering aan zijn naam aangebracht.
[
4 Bij vaststelling van een nieuwe afstammingsband van een meerderjarig kind van vaderszijde, van moederszijde of van meemoederszijde als gevolg van een vordering tot betwisting van de afstamming op grond van de artikelen 312, § 2, 325/3, §§ 4 en 5, 325/7, §§ 3 en 4, of 330, §§ 3 en 4, neemt de rechter akte van de nieuwe naam van het kind die laatstgenoemde in voorkomend geval heeft gekozen met inachtneming van de in paragraaf 1 of in artikel 335, § 1, vervatte regels.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind en de akten van de burgerlijke stand waarop het vonnis betrekking heeft, ten gevolge van het in het tweede lid bedoelde vonnis.]
4 § 4. De overeenkomstig de paragrafen 1 en 2, bepaalde naam geldt ook voor de andere kinderen wier afstamming later ten aanzien van dezelfde moeder en meemoeder komt vast te staan.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-12-18/01, art. 16, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015> in plaats van de wijziging van art. 335 door <W
2014-05-05/08, art. 28, 067; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
2)<W
2016-12-25/13, art. 3, 072; Inwerkingtreding : 01-01-2017. Overgangsbepalingen : art. 4>
(
3)<W
2018-06-18/03, art. 43, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(
4)<W
2018-12-21/09, art. 115, 086; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 335quater. [
1 In afwijking van de artikelen 335, §§ 1 en 3, en 335ter, §§ 1 en 2, kunnen de vader en de moeder of de moeder en de meemoeder, naargelang het geval, de naam van het kind kiezen op het tijdstip van de verklaring van keuze van het toepasselijke recht, zoals bedoeld in artikel 39, § 1, tweede lid, van het Wetboek van internationaal privaatrecht. De ambtenaar van de burgerlijke stand neemt akte van deze keuze.
[
2De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van verklaring van naamskeuze op ten gevolge van de in het eerste lid bedoelde verklaring en verbindt deze met de akte van geboorte van het kind en met de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking heeft.]
2]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 65, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 43, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
HOOFDSTUK 6. - VORDERING TOT UITKERING VOOR LEVENSONDERHOUD, OPVOEDING EN PASSENDE OPLEIDING.
Art. 336.[
1 Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een onderhoudsbijdrage vorderen op grond van artikel 203, § 1.]
1 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 337. <W 31-03-1987, art. 38> § 1. De vordering komt aan het kind persoonlijk toe. (...). <W
2006-07-01/75, art. 22, 030;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
§ 2. De vordering gaat niet over op de erfgenamen van het kind. Deze kunnen echter de begonnen rechtsvordering voortzetten.
§ 3. Na het overlijden van de persoon die gedurende het wettelijk tijdvak van de verwekking met de moeder gemeenschap heeft gehad, kan de vordering worden voortgezet maar niet meer ingesteld tegen zijn erfgenamen.
Art. 338.<W 31-03-1987, art. 38> § 1. De eiser biedt de [
2 familierechtbank]
2 een verzoekschrift aan, bevattende een beknopte opgave van de feiten en vergezeld van de bewijsstukken, zo die er zijn.
[
2 In voorkomend geval verwijst de rechtbank de vordering naar de kamer voor minnelijke schikking, [
3 overeenkomstig artikel 1253ter/1, § 3, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek]
3.]
2 § 2. Indien de verweerder het bestaan heeft erkend van de gemeenschap die tot grondslag dient van de vordering en indien de partijen het eens zijn over het bedrag van de uitkering tot levensonderhoud, maakt de [
2 rechtbank]
2 daarvan proces-verbaal op.
[
2 ...]
2.
§ 3. [
1 ...]
1 ----------
(
1)<W
2010-06-02/35, art. 13, 053; Inwerkingtreding : 10-07-2010>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 39, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014, voir W
2014-05-08/02, art. 44, 066; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2018-06-15/03, art. 2, 081; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 338bis. <W 31-03-1987, art. 38> De vordering wordt afgewezen indien de verweerder door alle wettelijke middelen het bewijs levert dat hij de vader niet is.
Art. 339.[
1 De artikelen 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 8, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 339bis.<W 31-03-1987, art. 38> De last van de uitkering gaat over op de nalatenschap van de uitkeringsplichtige overeenkomstig artikel [
1 205bis, §§ 3, 4 en 6 ]
1.
De uitkering kan worden gewijzigd overeenkomstig artikel 209.
----------
(
1)<W
2012-12-10/14, art. 5, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
Art. 340. <W 31-03-1987, art. 38> De uitkering is niet meer verschuldigd zodra de afstamming van vaderszijde vaststaat ten aanzien van een ander dan de uitkeringsplichtige of indien het kind geadopteerd wordt.
Art. 341. <W 31-03-1987, art. 38>. Een vonnis waarbij de verweerder krachtens artikel 336 wordt veroordeeld tot het betalen van een uitkering, heeft dezelfde gevolgen als de vaststelling van het vaderschap, wat de huwelijksbeletselen betreft.
Art. 342. (Opgeheven) <W 31-03-1987, art. 38>
TITEL VIII. - Adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
HOOFDSTUK I. - Intern recht. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Afdeling 1. - Algemene bepaling. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 343.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> § 1. Er wordt verstaan onder :
a) adoptant : een persoon, echtgenoten (...), of samenwonenden (...); <W 2006-05-18/44, art. 2, 1., 027;
Inwerkingtreding : 30-06-2006>
b) (samenwonenden : twee personen (...) die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd of twee personen (...) die op een permanente en affectieve wijze samenwonen sedert ten minste drie jaar op het tijdstip van de indiening van het verzoek om adoptie, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap [
1 ...]
1 zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor [
3 de familierechtbank]
3 geen ontheffing kan verlenen;) <W 2004-12-27/30, art. 241, 021;
Inwerkingtreding : 10-01-2005> <W 2006-05-18/44, art. 2, 2., 027;
Inwerkingtreding : 30-06-2006>
[
2 b/1) voormalige partner : de voormalige echtgenoot of de voormalige wettelijk samenwonende, of een van de gescheiden personen die op een permanente en affectieve wijze hebben samengewoond gedurende ten minste drie jaar, voor zover zij niet door een band van bloedverwantschap zijn verbonden die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor [
3 de familierechtbank]
3 geen ontheffing kan verlenen;]
2 c) kind : een persoon van minder dan achttien jaar.
§ 2. Er bestaan twee vormen van adoptie : de gewone adoptie en de volle adoptie.
----------
(
1)<W
2010-06-02/24, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(
2)<W
2017-02-20/17, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(
3)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Afdeling 2. - Bepalingen gemeenschappelijk aan beide vormen van adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
§ 1. Voorwaarden voor adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
A. Grondvoorwaarden. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 344-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Adopties moeten steeds gegrond zijn op wettige redenen en ingeval zij betrekking hebben op een kind kunnen zij slechts plaatsvinden in het hoger belang van dat kind en met eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen.
Art. 344-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een persoon van wie de afstamming van moederszijde vaststaat, kan niet door zijn moeder worden geadopteerd. Een persoon van wie de afstamming van vaderszijde vaststaat, kan niet door zijn vader worden geadopteerd.
Art. 344-3. [
1 Een persoon kan het kind van zijn voormalige partner adopteren voor zover de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° het kind werd geadopteerd door de voormalige partner tijdens het huwelijk of een, adoptieve of andere, afstammingsband werd vastgesteld tussen het kind en de voormalige partner tijdens de wettelijke samenwoning of tijdens het samenleven bedoeld in artikel 343, § 1, b/1);
2° het kind heeft slechts één vastgestelde afstammingsband; en
3° die persoon onderhoudt met het kind een duurzame feitelijke relatie, zowel op affectief als op materieel vlak.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-02-20/17, art. 3, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
B. Leeftijd. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 345.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant of de adoptanten moeten de leeftijd van vijfentwintig jaar hebben bereikt en ten minste vijftien jaar ouder zijn dan de geadopteerde.
Het volstaat evenwel de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt en ten minste tien jaar ouder te zijn dan de geadopteerde wanneer het gaat om een afstammeling in de eerste graad of om een geadopteerde van de echtgenoot [
1 , van de samenwonende of van de voormalige partner]
1, zelfs overleden, van de adoptant.
Deze voorwaarden moeten vervuld zijn op het tijdstip van indiening van het verzoekschrift tot adoptie.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
C. Geschiktheid. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 346-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant of de adoptanten die een kind wensen te adopteren moeten bekwaam en geschikt zijn om te adopteren.
Een persoon die daartoe over de vereiste sociaal-psychologische eigenschappen beschikt, is geschikt om te adopteren.
Art. 346-1/1. [
1 De persoon of de personen met gewone verblijfplaats in België die een kind wensen te adopteren dat zijn gewone verblijfplaats ook in België heeft, moeten alvorens enige stappen met het oog op een adoptie te ondernemen, een vonnis verkrijgen waaruit blijkt dat zij bekwaam en geschikt zijn om een adoptie aan te gaan.
In afwijking van het eerste lid, moet de adoptant geen vonnis verkrijgen waaruit blijkt dat hij bekwaam en geschikt is om te adopteren alvorens hij de procedure tot totstandkoming van de adoptie opstart, wanneer hij een kind wenst te adopteren :
1° dat met hem, met zijn echtgenoot, met de persoon met wie hij samenwoont of met zijn voormalige partner, zelfs overleden, verwant is tot in de derde graad; of
2° met wie hij, vóór de voorgenomen adoptie, het dagelijkse leven heeft gedeeld; of
3° met wie hij, vóór de voorgenomen adoptie, een duurzame sociale en affectieve band tot stand heeft gebracht.
In die gevallen wordt de geschiktheid van de adoptant door de familierechtbank beoordeeld tijdens de procedure tot totstandkoming van de adoptie.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 2, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 346-1/2. [
1 De geschiktheid wordt door de familierechtbank beoordeeld op grond van een door haar te bevelen maatschappelijk onderzoek.
Wanneer de procedure tot totstandkoming van de adoptie betrekking heeft op een kind bedoeld in artikel 346-1/1, tweede lid, heeft het maatschappelijk onderzoek dat wordt bevolen zowel betrekking op de geschiktheid van de kandidaat-adoptant als op het belang van het in de procedure bedoelde kind om te worden geadopteerd.
Wanneer de adoptant een in artikel 346-1/1, tweede lid, 1°, bedoeld kind wenst te adopteren, beslist de rechter over de opportuniteit om al dan niet dat maatschappelijk onderzoek te bevelen.
Om de geschiktheid van de adoptant te beoordelen houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de persoonlijke, familiale en medische toestand van de betrokkene, en met zijn beweegredenen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 3, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 346-2.[
1 Vooraleer over hun geschiktheid wordt geoordeeld, moeten, in alle gevallen, de persoon of personen die een kind wensen te adopteren, de voorbereiding hebben gevolgd die door de bevoegde gemeenschap wordt verstrekt, en die meer bepaald de informatie inhoudt over de stappen in de procedure, de juridische en de andere gevolgen van de adoptie, en over de mogelijkheid en het nut van nazorg na de adoptie.
De voorbereiding is niet verplicht voor de adoptant of de adoptanten die voornoemde voorbereiding reeds gevolgd hebben bij een vorige adoptie en van wie de geschiktheid om te adopteren door de familierechtbank is erkend. De voorbereiding moet niet worden hernieuwd in het kader van de procedure tot verlenging van de termijn van geschiktheid om te adopteren.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 4, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 346-2/1. [
1 De federale centrale autoriteit bedoeld in artikel 360-1, 2°, stuurt de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap bedoeld in artikel 360-1, 3°, onverwijld de beslissingen die haar in afschrift zijn toegezonden door de griffier van de familierechtbank of van het hof van beroep, met betrekking tot de geschiktheid, de ongeschiktheid of de verlenging van de termijn van geschiktheid van de adoptant of de adoptanten, alsook het in artikel 1231-1/5 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde schriftelijk advies van het openbaar ministerie.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 5, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
D. Nieuwe adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 347-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> [
1 Een persoon die]
1 reeds is geadopteerd, ongeacht of het daarbij gaat om een gewone dan wel om een volle adoptie, kan nogmaals worden geadopteerd, zowel bij wijze van een gewone als [
1 , in geval van een kind,]
1 van een volle adoptie, indien alle voorwaarden gesteld voor het totstandkomen van de nieuwe adoptie zijn vervuld en indien, ofwel :
1° de vorige adoptant of adoptanten overleden zijn;
2° de vorige adoptie herzien is of de vorige gewone adoptie ten aanzien van de adoptant of van de adoptanten herroepen is;
3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 347-2.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een persoon die reeds door twee adoptanten geadopteerd is, ongeacht of het daarbij gaat om een gewone of om een volle adoptie, kan door de nieuwe echtgenoot [
1 , de nieuwe samenwonende of de voormalige partner]
1 nogmaals worden geadopteerd, zowel bij wijze van een gewone als van een volle adoptie, indien alle voorwaarden gesteld voor het totstandkomen van de nieuwe adoptie zijn vervuld en indien, ofwel :
1° de andere vorige adoptant overleden is;
2° de vorige gewone adoptie ten aanzien van de andere adoptant herroepen is;
3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 7, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 347-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Na de overschrijving van een vonnis waarbij de gewone adoptie van een kind wordt uitgesproken, kunnen de adoptant of de adoptanten een verzoekschrift indienen dat erop is gericht deze adoptie in een volle adoptie om te zetten. Deze omzetting wordt slechts toegestaan indien alle voorwaarden, inzonderheid deze betreffende de toestemming, gesteld voor het totstandkomen van de volle adoptie, zijn vervuld.
E. Toestemmingen. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 348-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder die op het tijdstip van de uitspraak van het vonnis van adoptie, de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, moet in zijn adoptie toestemmen of daarin hebben toegestemd.
[
1 In afwijking van het eerste lid is de toestemming niet vereist indien de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat de meerderjarige persoon wilsonbekwaam is. Hetzelfde geldt ingeval de meerderjarige persoon, bij beschikking van de vrederechter krachtens artikel 492/1, onbekwaam wordt verklaard om met zijn adoptie in te stemmen. De meerderjarige persoon die zijn mening zelfstandig kan uiten wordt rechtstreeks door de rechter gehoord. Ingeval de meerderjarige persoon zijn mening niet zelf kan uiten, vertolkt de vertrouwenspersoon de mening van die meerderjarige persoon. De rechter hecht passend belang aan deze mening.
De toestemming is evenmin vereist als de rechtbank, op grond van feiten die vastgesteld zijn in een met redenen omkleed proces-verbaal, oordeelt dat de minderjarige geen onderscheidingsvermogen heeft. ]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 14, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 348-2.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de adoptant, een van de adoptanten of de geadopteerde gehuwd is en niet van tafel en bed is gescheiden of samenwoont op het tijdstip van verschijning voor de [
2 familierechtbank]
2 die over het verzoekschrift tot adoptie uitspraak moet doen, moet zijn echtgenoot of de persoon met wie hij samenwoont in de adoptie toestemmen, [
1 behalve indien deze vermoedelijk afwezig is, geen gekende verblijfplaats heeft of ingeval de [
2 familierechtbank]
2 oordeelt, op grond van feiten vastgesteld in een met redenen omkleed proces-verbaal, dat hij in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is]
1).
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 15, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 42, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 348-3.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de afstamming van een kind [
1 ...]
1 ten aanzien van zijn moeder en van zijn vader vaststaat, moeten beiden in de adoptie toestemmen. Indien echter een van hen [
1 vermoedelijk afwezig is, geen gekende verblijfplaats heeft, in de onmogelijkheid verkeert om zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is]
1, is de toestemming van de andere voldoende.
Wanneer de afstamming van een kind [
1 ...]
1 slechts ten aanzien van een van zijn ouders vaststaat, dient enkel deze in de adoptie toe te stemmen.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 16, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 348-4.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Zowel de moeder als de vader kunnen hun toestemming slechts geven twee maanden na de geboorte van het kind.
Zij worden over de adoptie en de gevolgen van hun toestemming geïnformeerd door de [
1 familierechtbank]
1 voor wie de toestemming dient te worden gegeven en door haar sociale dienst.
Deze informatie heeft inzonderheid betrekking op de rechten, de bijstand en de voordelen waarop de families, de vaders en moeders, al dan niet alleenstaand, en hun kinderen bij wet of decreet aanspraak kunnen maken, alsook op de middelen waarop een beroep kan worden gedaan om sociale, financiële, psychologische of andere problemen die hun situatie meebrengt, op te lossen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 43, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 348-5.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de afstamming van een kind of [
1 ...]
1 niet vaststaat of wanneer de vader en de moeder van een kind [
1 ...]
1, of de enige ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, overleden zijn, [
1 vermoedelijk afwezig zijn, geen gekende verblijfplaats hebben of in de onmogelijkheid verkeren om hun wil te kennen te geven of wilsonbekwaam zijn]
1, wordt de toestemming door de voogd gegeven. <W
2007-05-09/44, art. 36, 6°, 037;
Inwerkingtreding : 01-07-2007>
In geval van adoptie door de voogd, wordt de toestemming gegeven door de toeziende voogd. Ingeval de belangen van de toeziende voogd tegenstrijdig zijn met die van de minderjarige, wordt de toestemming gegeven door een voogd ad hoc aangewezen door de rechtbank op verzoek van iedere betrokken persoon of van de procureur des Konings.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 17, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 348-5/1. [
1 In afwijking van de artikelen 348-3 en 348-5 wordt, in geval van adoptie zoals bedoeld in artikel 361-5, de toestemming gegeven door een voogd ad hoc aangewezen door de rechtbank op verzoek van iedere betrokken persoon of van de procureur des Konings.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 66, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 348-6.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Voor de nieuwe adoptie van een kind [
1 dat]
1 voorheen op gewone wijze is geadopteerd, zijn vereist :
1° de toestemming van de personen die in de vorige adoptie hebben toegestemd;
2° de toestemming van de vorige adoptant of adoptanten, behalve indien de vorige adoptie ten aanzien van die persoon of personen herroepen of herzien is.
[
1 Indien een van die personen vermoedelijk afwezig is, geen gekende verblijfplaats heeft of in de onmogelijkheid verkeert om zijn wil te kennen te geven of wilsonbekwaam is]
1, is zijn toestemming niet vereist. De toestemming van de oorspronkelijke vader of moeder, van de voogd en van de toeziende voogd, van de echtgenoot van de geadopteerde, of van de persoon met wie hij samenwoont, die vroeger onverantwoord geweigerd hebben in de adoptie toe te stemmen, evenals die van de vader en de moeder wanneer het kind door hen verlaten werd verklaard, is evenmin vereist.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 18, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 348-7.[
1 Voor de nieuwe adoptie van een kind dat voorheen ten volle is geadopteerd, is de toestemming van de vorige adoptant of adoptanten vereist, behalve indien zij vermoedelijk afwezig zijn, geen gekende verblijfplaats hebben, in de onmogelijkheid verkeren hun wil te kennen te geven, wilsonbekwaam zijn, of indien de vorige adoptie ten aanzien van hen is herzien. ]
1 ----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 19, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 348-8.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder van wie de toestemming in de adoptie vereist is, kan zulks doen door middel van ofwel :
1° een persoonlijke verklaring gedaan voor de [
1 familierechtbank]
1 die het verzoekschrift tot adoptie behandelt en waarvan deze een proces-verbaal opstelt;
2° een akte verleden ten overstaan van een notaris naar keuze of ten overstaan van de vrederechter van zijn woonplaats.
Er moet nader worden bepaald dat de toestemming wordt gegeven voor een gewone adoptie of voor een volle adoptie.
De intrekking van de toestemming is slechts mogelijk tot het tijdstip van de uitspraak van het vonnis en, ten laatste, zes maanden na de indiening van het verzoekschrift tot adoptie en dient te geschieden in dezelfde vorm als vereist is voor de toestemming in de adoptie.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 44, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 348-9. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Ieder lid van de oorspronkelijke familie van het kind van wie de toestemming vereist is, kan in de akte of in de verklaring houdende zijn toestemming nader bepalen dat :
1° hij de identiteit van de adoptant of van de adoptanten niet wenst te kennen; in dat geval, wijst hij een persoon aan die hem in het kader van de procedure zal vertegenwoordigen; of dat
2° hij later in de procedure niet wenst tussenbeide te komen; in dat geval, wijst hij eveneens een persoon aan die hem zal vertegenwoordigen.
De persoon die gebruik maakt van een van de in het vorige lid bedoelde mogelijkheden doet keuze van woonplaats.
Art. 348-10.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder van wie de toestemming vereist is en die niet in de adoptie wenst toe te stemmen, kan zijn weigering te kennen geven door middel van ofwel :
1° een persoonlijke verklaring gedaan voor de [
1 familierechtbank]
1 die het verzoekschrift tot adoptie behandelt en waarvan deze een proces-verbaal opstelt;
2° een akte verleden ten overstaan van een notaris naar keuze of ten overstaan van de vrederechter van zijn woonplaats.
Niet-verschijning voor de rechtbank na door de griffier bij gerechtsbrief te zijn opgeroepen, wordt als weigering van de toestemming beschouwd.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 45, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 348-11.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Ingeval een persoon die overeenkomstig de artikelen 348-2 tot 348-7 in de adoptie moet toestemmen, dit weigert te doen, kan de adoptie op verzoek van de adoptant, van de adoptanten of van het openbaar ministerie toch worden uitgesproken indien de [
1 familierechtbank]
1 van oordeel is dat de toestemming op onverantwoorde wijze is geweigerd.
[
2 Wanneer evenwel de vader of de moeder van het kind weigert in de adoptie toe te stemmen, kan de rechtbank de adoptie pas uitspreken wanneer na een grondig maatschappelijk onderzoek gebleken is dat deze persoon zich niet meer om het kind heeft bekommerd of de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar heeft gebracht, behalve wanneer het gaat om een nieuwe adoptie of wanneer het gaat om de adoptie van het kind of van het adoptief kind van een echtgeno(o)t(e), van een samenwonende partner of van een voormalige partner ten aanzien van wie een gemeenschappelijk ouderlijk engagement bestaat.]
2 [
2 Om het onverantwoorde karakter te beoordelen van de weigering om toestemming te verlenen, houdt de rechtbank rekening met het belang van het kind.]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 46, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2017-02-20/17, art. 8, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
§ 2. Gevolgen van de adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 349-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een adoptie uitgesproken bij een beslissing [
1 waarvan een akte van adoptie werd opgemaakt]
1 overeenkomstig artikel 1231-19 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft gevolgen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift.
----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 44, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 349-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant of de adoptanten kunnen in de loop van de procedure aan de rechtbank vragen dat de voornamen van de geadopteerde worden gewijzigd. Indien de geadopteerde de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, moet hij in deze wijziging toestemmen.
Art. 349-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een adoptie kan niet bij wege van nietigheid worden bestreden.
§ 3. Vaststelling van de afstamming van de geadopteerde na de adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 350. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Vaststelling van de afstamming van de geadopteerde ten aanzien van de adoptant of van een van de adoptanten nadat het vonnis van adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, maakt vanaf dat tijdstip en voor de toekomst een einde aan de adoptie ten aanzien van die adoptant of van die adoptanten.
Vaststelling van de afstamming van de geadopteerde ten aanzien van een andere persoon dan de adoptant of de adoptanten nadat het vonnis van adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, maakt daaraan geen einde. Indien het om een gewone adoptie gaat, heeft deze afstamming gevolgen voorzover deze niet strijdig zijn met die van de adoptie. Indien het een volle adoptie betreft, heeft die afstamming slechts de toepassing van de verbodsbepalingen inzake het huwelijk bedoeld in de artikelen 161 tot 164 tot gevolg.
§ 4. Herziening van de adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 351.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Uitsluitend wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat de adoptie is totstandgekomen ingevolge de ontvoering van, de verkoop van of de handel in kinderen, wordt de herziening van het vonnis waarbij deze adoptie is uitgesproken, ten aanzien van de adoptant of van de adoptanten gevorderd door het openbaar ministerie.
De herziening kan eveneens worden gevorderd door een persoon die tot de derde graad deel uitmaakt van de biologische familie van het kind.
[
2 Indien het bewijs van de feiten als bedoeld in het eerste lid is geleverd, verklaart de familierechtbank dat de adoptie wordt herzien.]
2 [
2 De adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de opmaak van de akte van herziening van adoptie.]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 47, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 45, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
§ 5. Tussenpersonen. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 352. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Niemand kan in het kader van een adoptie als tussenpersoon optreden zonder daartoe vooraf door de bevoegde gemeenschap te zijn erkend.
Afdeling 3. - Bepalingen eigen aan iedere vorm van adoptie <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-59-2005>
§ 1. Gewone adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
A. Gevolgen. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 353-1.[
1 De adoptie verleent aan de geadopteerde in plaats van zijn naam, die van zijn adoptant.
In geval van gelijktijdige adoptie door twee echtgenoten of samenwonenden draagt de geadopteerde ofwel de naam van een van de adoptanten, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
De partijen kunnen evenwel de rechtbank vragen dat de geadopteerde zijn naam behoudt, voorafgegaan of gevolgd door de naam van de adoptant, of in geval van gelijktijdige adoptie door twee echtgenoten of samenwonenden, door de naam van een van de adoptanten, die zij kiezen overeenkomstig het tweede lid. De samenstelling van de naam van de geadopteerde is beperkt tot één naam voor de geadopteerde en één naam voor de adoptant(en).
Het vonnis maakt melding van de verklaring waarmee de adoptanten hun keuze te kennen geven.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-08/10, art. 4, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
Art. 353-2.[
1 § 1. In geval van adoptie van het kind of adoptief kind [
2 van een echtgenoot, van een samenwonende of van een voormalige partner]
2, draagt de geadopteerde ofwel de naam [
2 van de echtgenoot, van de samenwonende of van de voormalige partner]
2, ofwel de naam van de adoptant, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
[
3 De partijen kunnen de rechtbank evenwel vragen dat de geadopteerde één van zijn namen behoudt, voorafgegaan of gevolgd door één naam van de adoptant of van de echtgenoot, van de samenwonende of van de voormalige partner. De samenstelling van de naam van de geadopteerde is beperkt tot één naam voor de geadopteerde en één naam voor de adoptant of voor de echtgenoot, voor de samenwonende of voor de voormalige partner.]
3 Indien de naam van de geadopteerde bij de vorige adoptie vervangen werd door die van de adoptant, kunnen de partijen de rechtbank vragen dat de geadopteerde zijn naam behoudt. De partijen kunnen de rechtbank ook verzoeken dat de nieuwe naam van de geadopteerde voortaan samengesteld wordt uit de naam die hij bij die vorige adoptie heeft gekregen, voorafgegaan of gevolgd door die van de nieuwe adoptant.
Indien de naam van de geadopteerde bij de vorige adoptie overeenkomstig artikel 353-1, derde lid, samengesteld was uit de naam van de adoptant en de naam van de geadopteerde, kunnen de partijen de rechtbank vragen dat de geadopteerde zijn naam behoudt. De partijen kunnen de rechtbank ook verzoeken dat de nieuwe naam van de geadopteerde wordt samengesteld uit de naam van de geadopteerde en de naam van de adoptant, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
Het vonnis maakt melding van de verklaring waarmee de adoptanten hun keuze te kennen geven.
§ 2. In geval van nieuwe adoptie zoals bedoeld in artikel 347-1, wordt de overdracht van de naam geregeld door artikel 353-1.]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-08/10, art. 5, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
(
2)<W
2017-02-20/17, art. 9, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 67, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 353-3.<W 2006-05-18/44, art. 5, 027;
Inwerkingtreding : 30-06-2006> Is de geadopteerde ouder dan achttien jaar, dan kunnen de partijen de rechtbank vragen dat de naam van de geadopteerde onveranderd blijft [
1 ...]
1 .
----------
(
1)<W
2014-05-08/10, art. 6, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
Art. 353-4.
<Opgeheven bij W
2014-05-08/10, art. 7, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
Art. 353-4bis.[
1 De door de adoptant of de adoptanten gekozen naam geldt ook voor de later door hen geadopteerde kinderen.
Het eerste lid is evenwel niet van toepassing wanneer de adoptanten een naam aan een geadopteerd kind toekennen overeenkomstig de artikelen 353-1, derde lid, 353-2, § 1, tweede lid tot vierde lid, en 353-3.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 68, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 353-5.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Voor de verzoeken bedoeld in de artikelen [
2 artikelen 353-1, derde lid, [
3 353-2, § 1, tweede tot vierde lid]
3, en 353-3]
2 is de instemming vereist van de adoptant of van de adoptanten, van de geadopteerde ouder dan twaalf jaar en indien hij minder dan achttien jaar oud is, van de personen die krachtens de artikelen 348-3, 348-5, 348-6 of 348-7, moeten toestemmen in de adoptie.
Bij gebreke van overeenstemming beslist de [
1 familierechtbank]
1 in het hoger belang van het kind en met eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 48, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/10, art. 9, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 69, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 353-6.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De naamsverandering van de -geadopteerde als gevolg van de adoptie, geldt mede voor diens afstammelingen, zelfs geboren vóór de adoptie.
De afstammelingen in de eerste graad ouder dan achttien jaar kunnen evenwel verklaren hun naam voor zichzelf en voor hun afstammelingen te behouden. Dit recht wordt uitgeoefend door hiertoe, binnen de vijftien dagen na de kennisgeving bedoeld in artikel 1231-4, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, een verzoekschrift te richten aan de [
1 familierechtbank]
1 die over de adoptie uitspraak moet doen. Akte van de wil de naam te behouden wordt verleend in het beschikkend gedeelte van het vonnis.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 49, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 353-7. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptie heeft van rechtswege geen enkel adelrechtelijk gevolg.
Art. 353-8.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant is ten aanzien van de geadopteerde bekleed met de rechten van het ouderlijk gezag, met inbegrip van het wettelijk genot, het recht om zijn ontvoogding te vorderen en toe te stemmen in zijn huwelijk.
Wanneer de adoptant overlijdt [
1 , vermoedelijk afwezig is, in de onmogelijkheid verkeert het ouderlijk gezag uit te oefenen gedurende de minderjarigheid van de geadopteerde of wilsonbekwaam is]
1, wordt de voogdij geregeld overeenkomstig dit boek, titel X, hoofdstuk II.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 20, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 353-9.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Bij adoptie door echtgenoten of samenwonenden, of ingeval de geadopteerde het kind of het adoptief kind is van de echtgenoot van de adoptant [
2 , van de persoon met wie de adoptant samenwoont of van de voormalige partner van de adoptant]
2, wordt het ouderlijk gezag gezamenlijk door [
2 beide echtgenoten, samenwonenden of voormalige partners]
2 uitgeoefend. De bepalingen van dit boek, titel IX, zijn van overeenkomstige toepassing.
Wanneer de beide adoptanten overlijden [
1 afwezig zijn, in de onmogelijkheid verkeren het ouderlijk gezag uit te oefenen gedurende de minderjarigheid van de geadopteerde of wilsonbekwaam zijn]
1, wordt de voogdij geregeld overeenkomstig dit boek, titel X, hoofdstuk II.
----------
(
1)<W
2013-03-17/14, art. 21, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2017-02-20/17, art. 10, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 353-10.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Bij overlijden van de adoptant of van de adoptanten, kunnen de moeder en de vader van het geadopteerde kind gezamenlijk of alleen aan de [
1 familierechtbank]
1 vragen dat het kind opnieuw onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst. Wordt dit verzoek ingewilligd, dan neemt de voogdij waarin voorheen was voorzien een einde.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 50, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 353-11.
<Opgeheven bij W
2013-03-17/14, art. 22, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 353-12. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De band van verwantschap die uit de adoptie ontstaat, strekt zich uit tot de afstammelingen van de geadopteerde.
Art. 353-13.[
1 Het huwelijk is verboden :
1° tussen de adoptant en de geadopteerde of zijn afstammelingen;
2° tussen de geadopteerde en de vorige echtgenoot van de adoptant;
3° tussen de adoptant en de vorige echtgenoot van de geadopteerde;
4° tussen de adoptieve kinderen van een zelfde adoptant;
5° tussen de geadopteerde en de kinderen van de adoptant.
[
2 De familierechtbank]
2 kan om gewichtige redenen ontheffing verlenen van de in het eerste lid, 2° tot 5°, vermelde verbodsbepalingen.]
1 [
2 De procedure wordt op eenzijdig verzoekschrift ingeleid door een van de toekomstige echtgenoten. De rechtbank doet uitspraak na de toekomstige echtgenoten te hebben opgeroepen en na het advies van de procureur des Konings ter zake te hebben ingewonnen.]
2 ----------
(
1)<W
2010-06-02/24, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 119, 086; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 353-14.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant of de adoptanten zijn levensonderhoud verschuldigd aan de geadopteerde en aan diens afstammelingen indien zij behoeftig zijn. [
1 Artikel 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.]
1 De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn levensonderhoud verschuldigd aan de adoptant of aan de adoptanten, indien zij behoeftig zijn : indien de geadopteerde zonder afstammelingen sterft, is zijn nalatenschap levensonderhoud verschuldigd aan de adoptant of aan de adoptanten ingeval deze personen ten tijde van het overlijden behoeftig zijn. Artikel [
2 205bis, §§ 3 tot 6]
2, is van toepassing op deze verplichting tot levensonderhoud.
De verplichting tot uitkering van levensonderhoud blijft bestaan tussen de geadopteerde en zijn ouders. Deze laatsten zijn aan de' geadopteerde evenwel alleen levensonderhoud verplicht indien hij dit niet kan verkrijgen van de adoptant of adoptanten.
Ingeval een persoon het kind of het adoptief kind van zijn echtgenoot [
3 , van de persoon met wie hij samenwoont of van zijn voormalige partner]
3, adopteert, zijn zowel de adoptant als zijn echtgenoot [
3 , de persoon met wie hij samenwoont of zijn voormalige partner]
3 hem overeenkomstig artikel 203 levensonderhoud verschuldigd. [
1 Artikel 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2010-03-19/05, art. 9, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(
2)<W
2012-12-10/14, art. 6, 057; Inwerkingtreding : 21-01-2013>
(
3)<W
2017-02-20/17, art. 11, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 353-15. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De geadopteerde en zijn afstammelingen behouden al hun erfrecht in hun oorspronkelijke familie. Zij verkrijgen op de nalatenschap van de adoptant of adoptanten dezelfde rechten als een kind of zijn afstammelingen daarop zouden hebben maar verkrijgen geen enkel recht op de nalatenschap van de bloedverwanten van de adoptant of adoptanten.
Art. 353-16.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> (Onder voorbehoud van de rechten van de overlevende echtgenoot op de gehele nalatenschap van een geadopteerde die zonder nakomelingen is overleden en de rechten die de langstlevende wettelijk samenwonende geniet, wordt de nalatenschap als volgt geregeld :) <W
2007-03-28/39, art. 2, 033;
Inwerkingtreding : 18-05-2007>
1° [
1 artikel 747 is niet van toepassing;]
1 2° bij gebreke van beschikkingen onder levenden of bij testament, keren de goederen die door de bloedverwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde of door de adoptanten geschonken dan wel uit hun nalatenschap verkregen zijn en nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van de geadopteerde, terug naar die bloedverwanten in de opgaande lijn of adoptanten of naar hun erfgenamen in de nederdalende lijn, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden; wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet is betaald of niet is vermengd met de massa;
3° de overige goederen van de geadopteerde worden in twee gelijke helften verdeeld tussen de oorspronkelijke en de adoptieve familie.
In de oorspronkelijke familie is deze nalatenschap onderworpen aan de regels van boek III, titel I. In de adoptieve familie komt zij uitsluitend toe aan de adoptant of bij helft aan ieder van de adoptanten of aan hun erfgenamen in de nederdalende lijn. Indien een van de adoptanten overleden is zonder erfgenamen in de nederdalende lijn, erven de andere adoptant of zijn erfgenamen in de nederdalende lijn de gehele nalatenschap. Indien in een van deze families niemand tot de helft van de nalatenschap geroepen is of de erfgenamen allen de nalatenschap verwerpen, vallen alle overige goederen van de geadopteerde aan de andere familie toe.
----------
(
1)<W
2018-07-22/01, art. 59, 084; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 353-17. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De artikelen 747 en 915 zijn ten aanzien van de oorspronkelijke familie van de geadopteerde niet van toepassing op de nalatenschap van zijn kinderen die na hem overleden zijn zonder nakomelingen. Het aandeel van de nalatenschap van de langstlevende van die kinderen, dat volgens artikel 746 wordt toegekend aan de bloedverwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde, wordt verdeeld overeenkomstig artikel 353-16, eerste lid, 3°.
Art. 353-18.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer overeenkomstig artikel 347-1, 3°, een gewone adoptie wordt uitgesproken na een vorige gewone adoptie, houden de gevolgen van de eerste adoptie, met uitzondering van de huwelijksbeletsels, van rechtswege op te gelden vanaf het tijdstip dat de gevolgen van de nieuwe adoptie van kracht worden. Wanneer overeenkomstig artikel 347-2, 3°, een nieuwe gewone adoptie wordt uitgesproken na een vorige gewone adoptie, geldt zulks ook ten aanzien van de vorige adoptant, zo deze niet de echtgenoot van de nieuwe adoptant is [
1 , de persoon met wie deze laatste samenwoont of de voormalige partner]
1.
Wanneer overeenkomstig artikel 347-1, 1° of 3°, een gewone adoptie wordt uitgesproken na een vorige volle adoptie, blijven de gevolgen van de eerste adoptie slechts bestaan voor zover zij niet strijdig zijn met die van de nieuwe adoptie. Wanneer overeenkomstig artikel 347-2, 1° of 3°, een nieuwe gewone adoptie wordt uitgesproken na een vorige volle adoptie, geldt dit ook ten aanzien van de vorige adoptant, zo deze niet de echtgenoot van de nieuwe adoptant is of de persoon met wie deze laatste samenwoont.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 12, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
B. Herroeping. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 354-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De herroeping van de gewone adoptie kan om zeer gewichtige redenen worden uitgesproken op verzoek van de adoptant, van de adoptanten of van een van hen, van de geadopteerde of van de procureur des Konings.
In geval van gewone adoptie door twee echtgenoten of samenwonenden kan de [
1 familierechtbank]
1 de herroeping uitspreken ten aanzien van slechts een van hen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 51, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 354-2.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Bij herroeping van de gewone adoptie van een kind ten aanzien van de adoptant of van de adopterende echtgenoten of samenwonenden, kunnen de vader en de moeder of een van hen vragen dat het kind opnieuw onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst. Bij gebreke van een dergelijk verzoek of indien het wordt afgewezen, wordt de voogdij geregeld overeenkomstig dit boek, titel X, hoofdstuk II. [
2 In dit geval stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de bevoegde vrederechter onmiddellijk in kennis van de opmaak van de akte van herroeping van adoptie.]
2 Niettemin kunnen de moeder en de vader van het kind of een van hen, de [
1 familierechtbank]
1 later verzoeken dat het kind opnieuw onder hun ouderlijk gezag wordt geplaatst. Indien de [
1 familierechtbank]
1 dit toestaat, houdt de voogdij bedoeld in het vorige lid op.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 52, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 46, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 354-3.[
1 De adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de opmaak van de akte van herroeping. De huwelijksbeletsels bedoeld in artikel 353-13 blijven van toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 47, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
§ 2. Volle adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
A. Leeftijdsvoorwaarde. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 355. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Volle adoptie is slechts toegestaan ten aanzien van een persoon die bij de neerlegging van het verzoekschrift tot adoptie minder dan achttien jaar oud is.
B. Gevolgen. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 356-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De volle adoptie verleent aan het kind en zijn afstammelingen een statuut met dezelfde rechten en verplichtingen, als ware het kind geboren uit de adoptant of uit de adoptanten.
Ondervoorbehoud van de huwelijksbeletsels omschreven in de artikelen 161 tot 164, houdt het kind dat ten volle is geadopteerd, op tot zijn oorspronkelijke familie te behoren.
Kinderen of adoptieve kinderen [
1 van de echtgenoot van de adoptant, van de persoon met wie de adoptant samenwoont of van de voormalige partner van de adoptant]
1, zelfs overleden, houden evenwel niet op te behoren tot de familie van [
1 die echtgenoot, van de persoon met wie hij samenwoont of van de voormalige partner]
1. Indien deze nog in leven is, wordt het ouderlijk gezag over de geadopteerde gezamenlijk uitgeoefend door de adoptant en [
1 die echtgenoot, persoon met wie hij samenwoont of voormalige partner]
1.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 13, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 356-2.[
1 Door de volle adoptie verkrijgt het kind in plaats van zijn naam, die van de adoptant.
In geval van gelijktijdige volle adoptie door twee echtgenoten of samenwonenden, verklaren deze voor de rechtbank dat de geadopteerde ofwel de naam van een van de adoptanten zal dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
In geval van volle adoptie van het kind of van het adoptief kind [
3 van een echtgenoot, van een samenwonende of van de voormalige partner]
3, verklaren deze voor de rechtbank dat de geadopteerde ofwel de naam [
3 van de echtgenoot, van de samenwonende of van de voormalige partner]
3, ofwel de naam van de adoptant zal dragen, ofwel één die samengesteld is uit hun twee namen, in de door hen gekozen volgorde met niet meer dan één naam voor elk van hen.
Het vonnis maakt melding van de verklaring waarmee de adoptanten hun in het tweede en derde lid bedoelde keuze te kennen geven.
[
2 De door de adoptanten overeenkomstig het tweede en derde lid gekozen naam geldt ook voor de andere kinderen wier afstamming later ten aanzien van dezelfde ouders komt vast te staan.]
2]
1 ----------
(
1)<W
2014-05-08/10, art. 10, 068; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
(
2)<W
2014-12-18/01, art. 3, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(
3)<W
2017-02-20/17, art. 14, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 356-3.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer overeenkomstig artikel 347-1, 3°, een volle adoptie wordt uitgesproken, houden de gevolgen van de vorige adoptie van rechtswege op te gelden vanaf het tijdstip waarop deze van de nieuwe adoptie van kracht worden, met uitzondering van de huwelijksbeletsels.
Wanneer overeenkomstig artikel 347-2, 3°, een nieuwe volle adoptie wordt uitgesproken, houden de gevolgen van de vorige adoptie van rechtswege op te gelden ten aanzien van de vorige adoptant die niet de echtgenoot is van de nieuwe adoptant [
1 , de persoon met wie deze samenwoont of de voormalige partner]
1, vanaf het tijdstip waarop de nieuwe adoptie van kracht wordt, met uitzondering van de huwelijksbeletsels.
----------
(
1)<W
2017-02-20/17, art. 15, 074; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 356-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Volle adoptie is onherroepelijk.
Herziening is mogelijk overeenkomstig artikel 351.
HOOFDSTUK II. - Internationaal recht. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Afdeling 1. - Bijzondere bepalingen van internationaal privaatrecht. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 357. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Ongeacht het recht dat van toepassing is op de totstandkoming van de adoptie, moeten de voorwaarden voor adoptie gesteld in artikel 344-1 steeds vervuld zijn en moeten de adoptant of de adoptanten bekwaam en geschikt zijn om te adopteren.
Art. 358. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Art. 348-1 is van toepassing, ongeacht het recht dat van toepassing is op de toestemming van de geadopteerde.
Volle adoptie kan in België slechts plaatsvinden indien, ingeval zulks vereist is, het kind, zijn moeder, zijn vader of zijn wettelijke vertegenwoordiger hebben toegestemd in een adoptie die tot gevolg heeft dat de bestaande band van afstamming tussen het kind en zijn moeder en vader wordt verbroken.
Art. 359-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, openbaar of particulier, die in het kader van een adoptie als tussenpersoon optreedt, dient te voldoen aan de voorwaarden die hem door het recht van de Staat onder wiens bevoegdheid hij valt worden opgelegd.
Art. 359-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de adoptie van een kind die in het buitenland heeft plaatsgevonden en in België is erkend, de bestaande band van afstamming niet verbreekt, kan zij in België in een volle adoptie worden omgezet indien de toestemmingen bedoeld in artikel 361-4, 1°, b) en c), zijn gegeven of worden gegeven met het oog op een adoptie met dergelijke gevolgen.
Art. 359-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> (...) de bepalingen van deze afdeling die op adoptie van toepassing zijn, gelden voor de omzetting van een adoptie die niet voor gevolg heeft gehad de bestaande band van afstamming te verbreken in een volle adoptie. <W 2004-07-16/31, art. 131, 020;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 359-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Bij herroeping van een adoptie zijn de beschermingsmaatregelen bedoeld in artikel 363-4 van toepassing.
Art. 359-5. (Opgeheven) <W 2004-07-16/31, art. 139, 020;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 359-6. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De nietigheid van een adoptie kan in België niet worden uitgesproken, zelfs niet indien het recht van de Staat waar zij is totstandgekomen dit toestaat.
Afdeling 2. - Totstandkoming van een adoptie die de interlandelijke overbrenging van een kind onderstelt. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
§ 1. Definities. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 360-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> In deze afdeling wordt verstaan onder :
1° "het Verdrag" : het Verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie, gedaan te 's Gravenhage op 29 mei 1993;
2° "federale centrale autoriteit" : de autoriteit aangewezen door de Minister van Justitie om in België de opdrachten van een centrale autoriteit te verrichten zoals die in het Verdrag zijn omschreven en waarmee zij op grond van dit Wetboek wordt belast, alsook alle andere taken waarmee dit wetboek haar belast;
3° "centrale autoriteit van de gemeenschap" : de autoriteit aangewezen door de bevoegde gemeenschap;
4° "erkende adoptiedienst" : elke rechtspersoon die voldoet aan de voorwaarden gesteld om als tussenpersoon inzake adoptie te kunnen optreden en die door de bevoegde gemeenschap is erkend;
5° "Staat van herkomst" : de Staat waar het kind op het tijdstip van de vaststelling van zijn adopteerbaarheid zijn gewone verblijfplaats heeft;
6° "Staat van opvang" : de Staat naar welke het kind na zijn adoptie of met het oog op zijn adoptie in deze Staat werd, wordt of moet worden overgebracht;
7° "bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst" of "bevoegde autoriteit van de Staat van opvang" :
a) indien het gaat om een door het Verdrag gebonden Staat, de centrale autoriteit van die Staat in de zin van het Verdrag;
b) indien het gaat om een niet door het Verdrag gebonden Staat, iedere autoriteit die als dusdanig door het recht van die Staat werd erkend.
Art. 360-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing wanneer het kind :
1° vanuit de Staat van herkomst naar België werd, wordt of moet worden overgebracht, hetzij na zijn adoptie in deze Staat door een persoon of door personen met gewone verblijfplaats in België, hetzij met het oog op een dergelijke adoptie in België of in deze Staat, of
2° in België zijn gewone verblijfplaats heeft en het naar een andere Staat werd, wordt of moet worden overgebracht, hetzij na zijn adoptie in België door een persoon of personen met gewone verblijfplaats in die andere Staat, hetzij met het oog op een dergelijke adoptie in België of in die andere Staat, of
3° in België verblijft zonder gemachtigd te zijn er zich te vestigen of er langer dan drie maanden te verblijven, teneinde er te worden geadopteerd door een persoon of personen die er hun gewone verblijfplaats hebben.
De adopties bedoeld in dit artikel worden "interlandelijke adopties" genoemd.
§ 2. Het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in een andere Staat. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 361-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De persoon of de personen met gewone verblijfplaats in België die een kind wensen te adopteren dat zijn gewone verblijfplaats in een andere Staat heeft, moeten alvorens enige stappen met het oog op een adoptie te ondernemen, een vonnis verkrijgen waaruit blijkt dat zij bekwaam en geschikt zijn om een [
4 ...]
4 adoptie aan te gaan.
Vooraleer hun geschiktheid wordt beoordeeld, moeten zij de voorbereiding hebben gevolgd die de bevoegde gemeenschap organiseert teneinde hen inzonderheid inlichtingen te verstrekken betreffende de verschillende stappen van de adoptieprocedure, de juridische gevolgen en de andere gevolgen van de adoptie alsook over de mogelijkheid en het nut van nazorg na de adoptie. [
2 De voorbereiding is niet verplicht voor de adoptant of de adoptanten die deze voorbereiding reeds hebben gevolgd bij een eerdere adoptie en van wie de geschiktheid om te adopteren door de [
3 familierechtbank]
3 is erkend.]
2 Deze verplichting geldt voor alle adoptanten, zelfs voor diegenen die een kind wensen te adopteren dat met hen verwant is.
[
1 De voorbereiding moet niet worden hernieuwd in het kader van de procedure tot verlenging van de geschiktheid om te adopteren.]
1 ----------
(
1)<W
2009-12-30/14, art. 62, 046; Inwerkingtreding : 16-01-2010>
(
2)<W
2012-06-20/15, art. 3, 056; Inwerkingtreding : 20-08-2012>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 53, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 6, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 361-2.[
1 De federale centrale autoriteit stuurt de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap onverwijld alle beslissingen die haar overeenkomstig de artikelen 1231-1/8, 1231-1/14 en 1231-57 van het Gerechtelijk Wetboek zijn toegezonden met betrekking tot de geschiktheid, de ongeschiktheid of de verlenging van de geschiktheid van de adoptant of de adoptanten, alsook het in artikel 1231-1/5 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde schriftelijk advies van het openbaar ministerie.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 7, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 361-2/1. [
1 Het rapport bedoeld in artikel 15 van het Verdrag op grond waarvan aan de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst voldoende gegevens ter beschikking moeten worden gesteld met betrekking tot hun persoon om haar de mogelijkheid te bieden voor ieder kind voor wie een adoptie nodig is, de persoon of personen aan te wijzen die het kind de meest geschikte omgeving en de beste waarborgen voor een goede integratie kunnen bieden, bevat gegevens inzake hun identiteit, hun wettelijke bekwaamheid, hun persoonlijke, familiale en medische toestand, hun sociaal milieu, hun beweegredenen en hun geschiktheid om een adoptie aan te gaan, alsmede inzake de kinderen voor wie zij de zorg op zich zouden kunnen nemen.
Wanneer een beslissing tot verlenging van de termijn van geschiktheid van de adoptant of adoptanten de geschiktheidsvoorwaarden wijzigt, wordt een tweede verslag bijgevoegd dat enkel betrekking heeft op de nieuwe voorwaarden van die beslissing.
Ook het schriftelijk advies van het openbaar ministerie bedoeld in artikel 1231-1/5 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt bijgevoegd.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 8, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 361-3.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De overbrenging van het kind naar België met het oog op een adoptie kan slechts plaatsvinden en de adoptie slechts uitgesproken worden wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft de stukken bedoeld in artikel 361-2 bezorgd aan de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst;
2° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst ontvangen :
a) een verslag dat gegevens bevat omtrent de identiteit van het kind, zijn adopteerbaarheid, zijn persoonlijke achtergrond, zijn gezinssituatie, zijn medisch verleden en dat van zijn familie, zijn sociaal milieu [
1 ...]
1, alsmede zijn bijzondere behoeften; en
b) de andere voor de adoptie vereiste stukken;
3° de adoptant of de adoptanten hebben schriftelijk ermee ingestemd het kind met het oog op zijn adoptie ten laste te nemen;
4° het bewijs werd geleverd dat de wet het kind toelaat of zal toelaten België binnen te komen en er permanent te verblijven;
5° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap en de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind hebben schriftelijk hun goedkeuring gehecht aan de beslissing om het aan de adoptant of aan de adoptanten toe te vertrouwen.
----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 9, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 361-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Behoudens indien de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap gelijkwaardige documenten aanvaardt of, ingeval het gaat om één of meerdere documenten bedoeld in 3° hieronder, indien deze autoriteit de overlegging ervan vrijstelt wanneer deze materieel onmogelijk blijkt, zijn de stukken bedoeld in artikel 361-3, eerste lid, 2°, b), de volgende :
1° een voor eensluidend verklaard afschrift :
a) van de akte van geboorte van het kind;
b) van de akte houdende toestemming van het kind in de adoptie, wanneer zij vereist is;
c) van de akten van toestemming van de andere personen, instellingen en autoriteiten van wie de toestemming tot de adoptie is vereist;
2° een nationaliteitsbewijs en een attest waaruit de gewone verblijfplaats van het kind blijkt;
3° een attest waarbij de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst :
a) verklaart dat het kind adopteerbaar is;
b) na de mogelijkheden tot plaatsing van het kind in de Staat van herkomst behoorlijk te hebben onderzocht, vaststelt dat de interlandelijke adoptie aan het hoger belang van het kind en de eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, beantwoordt;
c) vaststelt en motiveert waarom de beslissing om het kind toe te vertrouwen aan de adoptant of de adoptanten, eveneens aan dit belang en deze eerbied beantwoordt;
d) bevestigt dat de personen, instellingen en autoriteiten van wie de toestemming voor de adoptie is vereist, de nodige raadgevingen hebben ontvangen en dat zij behoorlijk zijn ingelicht over de gevolgen van die toestemming, inzonderheid met betrekking tot het handhaven of het verbreken van de bestaande rechtsbanden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie ingevolge een adoptie;
e) bevestigt dat zij vrij hun toestemming hebben gegeven met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen, dat zij niet tegen betaling of in ruil voor enige andere tegenprestatie werd verkregen, en niet werd ingetrokken;
f) bevestigt dat de toestemmingen van de moeder en de vader, indien deze vereist zijn, gegeven werden na de geboorte van het kind;
g) bevestigt dat het kind, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit, de nodige raadgevingen heeft ontvangen en dat het behoorlijk is ingelicht over de gevolgen van de adoptie en van zijn toestemming in de adoptie indien deze vereist is, en dat zijn wensen en mening in aanmerking zijn genomen;
h) bevestigt dat de toestemming van het kind in de adoptie, indien deze vereist is, vrij werd gegeven, met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen, dat deze niet tegen betaling of in ruil voor enige tegenprestatie werd verkregen, en niet werd ingetrokken.
Art. 361-5.<ingevoegd bij W 2005-12-06/30, art. 2;
Inwerkingtreding : 26-12-2005>In afwijking van de artikelen 361-3 en 361-4 kan, ingeval het recht dat van toepassing is in de Staat van herkomst van het kind noch de adoptie noch de plaatsing met het oog op adoptie kent, de overbrenging van het kind naar België met het oog op adoptie slechts plaatsvinden en de adoptie slechts worden uitgesproken wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind een verslag ontvangen dat gegevens bevat over de identiteit van het kind, zijn persoonlijke achtergrond, zijn gezinssituatie, zijn medisch verleden en dat van zijn familie, zijn sociaal milieu [
1 ...]
1, alsmede zijn bijzondere behoeften;
2° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft van de adoptant of de adoptanten de volgende stukken ontvangen :
a) een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van het kind;
b) een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte houdende toestemming in zijn overbrenging naar het buitenland van het kind dat de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt en waarin wordt bevestigd dat deze toestemming vrij werd gegeven met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen, dat zij niet tegen betaling of in ruil voor enige andere tegenprestatie werd verkregen, en niet werd ingetrokken;
c) hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van overlijden van de ouders, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van verlatenverklaring van het kind en een bewijs van het plaatsen onder de voogdij van de openbare overheid;
d) een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst houdende totstandkoming van een vorm van voogdij over het kind door de adoptant of de adoptanten, alsmede een voor echt verklaarde vertaling van deze beslissing door een beëdigd vertaler;
e) een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing van de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst tot machtiging van de overbrenging van het kind naar het buitenland om zich aldaar permanent te vestigen, alsmede een voor echt verklaarde vertaling van deze beslissing door een beëdigd vertaler;
f) een bewijs dat de wet het kind toelaat of zal toelaten België binnen te komen en er permanent te verblijven;
g) een bewijs van de nationaliteit van het kind en van zijn gewone verblijfplaats.
3° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap is in het bezit gesteld van het vonnis betreffende de geschiktheid van de adoptant of de adoptanten en [
1 van het schriftelijk advies van het openbaar ministerie, overeenkomstig artikel 1231-1/8 van het Gerechtelijk Wetboek]
1;
4° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap en de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind hebben schriftelijk hun goedkeuring gehecht aan de beslissing om het aan de adoptant of aan de adoptanten toe te vertrouwen.
----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 10, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 361-6. <ingevoegd bij W 2005-12-06/30, art. 3;
Inwerkingtreding : 26-12-2005> De centrale autoriteiten van de gemeenschappen delen onverwijld aan de federale centrale autoriteit de buitenlandse beslissingen mee bedoeld in de artikelen 361-3 en 361-5 op grond waarvan de overbrenging van het kind van de Staat van herkomst naar België toegelaten werd met het oog op adoptie.
§ 3. Het kind heeft zijn gewone verblijfplaats in België. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 362-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de bevoegde autoriteit van een andere Staat aan de federale centrale autoriteit een verslag heeft toegestuurd over een persoon of personen die een kind wensen te adopteren dat zijn gewone verblijfplaats in België heeft, bezorgt zij het binnen veertien dagen aan de centrale autoriteit van de gemeenschap.
Art. 362-2.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een kind dat zijn gewone verblijfplaats in België heeft, kan slechts worden geadopteerd door een persoon of personen die hun gewone verblijfplaats in een andere Staat hebben indien de [
1 familierechtbank]
1 bij wie de procedure aanhangig is gemaakt volgens artikel 1231-34 van het Gerechtelijk Wetboek :
1° op grond van een door haar bevolen maatschappelijk onderzoek en rekening houdend met de culturele en psychosociale elementen eigen aan het kind, heeft vastgesteld dat het kind interlandelijk adopteerbaar is;
2° heeft vastgesteld dat, gelet op de mogelijkheden tot plaatsing van het kind in België, de interlandelijke adoptie aan het hoger belang van het kind en aan de eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, beantwoordt;
3° zich ervan heeft vergewist dat de personen, instellingen en autoriteiten van wie de toestemming voor de adoptie is vereist, de nodige raadgevingen hebben ontvangen en dat zij behoorlijk zijn ingelicht over de gevolgen van die toestemming, inzonderheid met betrekking tot het handhaven of het verbreken van de bestaande rechtsbanden tussen het kind en zijn oorspronkelijke familie ingevolge een adoptie;
4° zich ervan heeft vergewist dat de toestemming van de personen, instellingen en autoriteiten van wie de toestemming voor de adoptie is vereist, vrij en met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen werd gegeven, dat zij niet is verkregen tegen betaling of in ruil voor enige tegenprestatie en niet is ingetrokken;
5° zich ervan heeft vergewist dat de toestemmingen van de moeder en de vader, indien deze vereist zijn, gegeven werden na de geboorte van het kind;
6° zich ervan heeft vergewist dat het kind rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit, de nodige raadgevingen heeft ontvangen en behoorlijk werd ingelicht over de gevolgen van de adoptie en van zijn toestemming in de adoptie, indien deze vereist is, en dat zijn wensen en mening in aanmerking zijn genomen;
7° zich ervan heeft vergewist dat de toestemming van het kind in de adoptie, indien deze vereist is, vrij en met inachtneming van de vereiste wettelijke vormen werd gegeven, dat deze niet tegen betaling of in ruil voor enige tegenprestatie is verkregen en niet werd ingetrokken.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 55, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 362-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Bovendien kan de adoptie slechts plaatsvinden indien de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschappen :
1° van de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang het verslag bedoeld in artikel 362-1 heeft ontvangen dat gegevens bevat omtrent de identiteit van de adoptant of de adoptanten, hun wettelijke bekwaamheid en hun geschiktheid om te adopteren, hun persoonlijke achtergrond, hun gezinssituatie en hun gezondheidstoestand, hun sociaal milieu, hun beweegredenen, hun geschiktheid om een interlandelijke adoptie aan te gaan en omtrent de kinderen waarvoor zij de zorg op zich zouden kunnen nemen;
2° van de federale centrale autoriteit het verslag heeft ontvangen bedoeld in artikel 1231-38 van het Gerechtelijk Wetboek;
3° op grond van inzonderheid de verslagen bedoeld in 1° en 2°, en rekening houdend met de omstandigheden van de opvoeding van het kind en met zijn etnische, godsdienstige, levensbeschouwelijke en culturele achtergrond, heeft vastgesteld dat de beslissing om het kind toe te vertrouwen aan de adoptant of de adoptanten aan het hoger belang van het kind en aan de eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, beantwoordt;
4° het in 2° bedoelde verslag heeft overgezonden aan de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang, samen met het bewijs dat de vereiste toestemmingen zijn gegeven en met de redenen voor haar conclusie inzake de plaatsing.
Art. 362-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De beslissing om een kind dat in België zijn gewone verblijfplaats heeft, toe te vertrouwen aan een adoptant of aan adoptanten die hun gewone verblijfplaats in een andere Staat hebben, kan slechts worden genomen en het kind kan met het oog op zijn adoptie in deze Staat, België slechts verlaten, indien de bepalingen van de artikelen 362-2 en 362-3 zijn nageleefd en wanneer daarenboven :
1° de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang schriftelijk heeft bevestigd dat de adoptant of de adoptanten bekwaam en geschikt zijn om te adopteren;
2° de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang schriftelijk heeft bevestigd dat het kind gemachtigd is het grondgebied van de Staat van opvang binnen te komen en aldaar permanent te verblijven;
3° de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap zich ervan heeft vergewist dat de adoptant of de adoptanten ermee hebben ingestemd dat kind te adopteren;
4° de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang dit voornemen om te adopteren schriftelijk heeft goedgekeurd;
5° de autoriteiten bedoeld in de punten 3° en 4° schriftelijk hebben aanvaard dat de adoptieprocedure wordt voortgezet.
§ 4. Beschermingsmaatregelen. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 363-1.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De adoptant of de adoptanten en de bloedverwanten van het kind of enig ander persoon die het onder zijn bewaring heeft of van wie de toestemming in de adoptie vereist is, mogen met elkaar niet in contact treden zolang de bepalingen van de artikelen 361-1 en 361-3, 1° tot 5°, of van de artikelen 362-2 tot 362-4 niet in acht zijn genomen, behalve indien de adoptie plaatsvindt tussen leden van een zelfde familie of indien is voldaan aan de voorwaarden gesteld door de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind [
1 , en dat in dat laatste geval contact werd toegestaan door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschappen in België]
1.
(In het geval bedoeld in artikel 361-5 mogen de adoptant of de adoptanten en de ouders van het kind of enig ander persoon die het onder zijn bewaring heeft of van wie de toestemming in de adoptie vereist is, met elkaar niet in contact treden zolang de bepalingen van de artikelen 361-1 en 361-5, 4°, niet in acht zijn genomen, behalve indien de adoptie plaatsvindt tussen leden van eenzelfde familie.) <W 2005-12-06/30, art. 4, 024;
Inwerkingtreding : 26-12-2005>
----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 11, 075; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 363-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Elke autoriteit bevoegd inzake adoptie die vaststelt dat een van de bepalingen van het Verdrag of van de wet niet is nageleefd of kennelijk dreigt niet te worden nageleefd, stelt elke verdere beslissing of handeling uit en geeft daarvan onverwijld kennis aan de betrokkenen, aan de federale centrale autoriteit en aan de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap opdat zij ervoor zouden zorgen dat alle nuttige maatregelen worden genomen.
Art. 363-3.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de adoptant of een van de adoptanten bewust een bepaling van het Verdrag of van de wet heeft overtreden of tijdens de adoptieprocedure bedrog heeft gepleegd, weigert de [
1 familierechtbank]
1 de adoptie uit te spreken. Van deze regel kan slechts worden afgeweken indien behoorlijk vastgestelde redenen met betrekking tot de eerbied voor de rechten van het kind zulks vereisen.
De griffier bezorgt de beslissing tot weigering aan de federale centrale autoriteit, welke de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap en, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteiten van de Staat van herkomst hiervan in kennis stelt.
De Belgische rechter weigert in eik geval de adoptie uit te spreken :
1° wanneer wordt vastgesteld dat aan het verzoek tot adoptie een ontvoering van, een verkoop van of een handel in kinderen is voorafgegaan; of
2° wanneer hij vaststelt dat de adoptie erop is gericht de wetsbepalingen inzake de nationaliteit of die betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen te omzeilen.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 56, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 363-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Wanneer de adoptie moet plaatsvinden na de overbrenging van het vreemde kind naar België en blijkt dat het verdere verblijf van het kind in het opvanggezin niet langer aan zijn hoger belang en aan de eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, beantwoordt, nemen de bevoegde autoriteiten, in nauw overleg, de nodige maatregelen om het kind te beschermen, inzonderheid om :
1° het kind weg te halen bij de personen die het wensten te adopteren en om er voorlopig zorg voor te dragen;
2° in overleg met de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind, onverwijld te zorgen voor een nieuwe plaatsing van het kind met het oog op zijn adoptie of bij gebreke daarvan, voor een duurzame alternatieve opvang; in dat geval kan het kind slechts worden geadopteerd indien de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst op behoorlijke wijze is voorgelicht omtrent de nieuwe adoptieouders en indien de toestemmingen met het oog op die nieuwe adoptie zijn gegeven;
3° in laatste instantie te zorgen voor de terugkeer van het kind naar de Staat van herkomst indien zijn hoger belang en de eerbied voor de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, zulks vereisen.
Het kind wordt geraadpleegd overeenkomstig artikel 1231-11 van het Gerechtelijk Wetboek.
Het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing in geval van erkenning van een buitenlandse beslissing van herroeping of herziening van een adoptie.
Art. 363-5. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De maatregelen bedoeld in het vorige artikel worden meer bepaald in de volgende gevallen getroffen :
1° de adoptant of de adoptanten hebben zonder geldige reden verzuimd een verzoekschrift tot adoptie of tot erkenning van de adoptie in te dienen binnen zes maanden te rekenen van de aankomst van het kind in België of hebben duidelijk afgezien van hun voornemen om te adopteren;
2° de bevoegde Belgische rechtbank heeft geweigerd de adoptie uit te spreken of te erkennen, en die beslissing is definitief geworden.
Art. 363-6. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> In geval van repatriëring op grond van de artikelen 363-4 en 363-5 komen de kosten voor verblijf, verzorging, alsmede de reiskosten van het kind hoofdelijk ten laste van de adoptant of de adoptanten en, in voorkomend geval, van de erkende adoptiedienst die op hun verzoek is opgetreden en waarvan de aansprakelijkheid is vastgesteld, of van enig ander persoon die op onwettige wijze bij de adoptie als tussenpersoon is opgetreden.
Afdeling 3. - Uitwerking van buitenlandse beslissingen inzake adoptie in België <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
§ 1. Erkenning van adopties beheerst door het Verdrag. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 364-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Iedere adoptie die is tot stand gekomen in een andere Staat die door het Verdrag is gebonden, wordt in België van rechtswege erkend indien zij door de bevoegde autoriteit van die Staat in overeenstemming met het Verdrag is verklaard door het getuigschrift bedoeld in artikel 364-2. De erkenning kan slechts worden geweigerd wanneer de adoptie, rekening houdend met het hoger belang van het kind en met de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, kennelijk strijdig is met de openbare orde.
Iedere door het Verdrag beheerste adoptie die heeft plaatsgevonden in een andere Staat welke door dit Verdrag is gebonden en die niet voldoet aan de hoger omschreven voorwaarden, wordt in België niet erkend.
Art. 364-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder die zich in België wenst te beroepen op een adoptie die in het buitenland is totstandgekomen, legt de beslissing of de akte houdende adoptie voor samen met het getuigschrift waaruit blijkt dat zij in overeenstemming is met het Verdrag :
1° indien de geadopteerde zijn gewone verblijfplaats heeft in een Staat waarmee België geen overeenkomst betreffende de opheffing van grenscontroles op personen heeft gesloten : aan de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire overheid of aan die van de Staat welke de belangen van België behartigt, en wel vooraleer het kind naar België wordt overgebracht; deze overheid onderzoekt de authenticiteit van de stukken en bezorgt hiervan een kopie aan de federale centrale autoriteit die nagaat of de adoptie niet kennelijk strijdig is met de openbare orde;
2° in de andere gevallen : aan de federale centrale autoriteit; deze onderzoekt de authenticiteit van de stukken en gaat na of de adoptie niet kennelijk strijdig is met de openbare orde.
Wanneer de voorwaarden in het geval omschreven in 1° zijn vervuld, stelt de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire overheid of die van de Staat welke de belangen van België behartigt, een paspoort op naam van het kind op indien het Belg is, of verleent aan het kind de machtiging om in België te verblijven. Zij stelt de federale centrale autoriteit daarvan in kennis.
Art. 364-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens van toepassing op de erkenning van de door het Verdrag beheerste vreemde beslissingen van omzetting van adoptie.
§ 2. Erkenning van adopties die niet door het Verdrag zijn beheerst. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 365-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Rechterlijke beslissingen en openbare akten houdende totstandkoming van een adoptie in een andere Staat, worden in België erkend indien :
1° de adoptie is tot stand gekomen door de autoriteit welke door het recht van die Staat als bevoegd wordt beschouwd, conform de geldende vormvereisten en procedures in die Staat;
2° de beslissing houdende adoptie in die Staat als in kracht van gewijsde gegaan kan worden beschouwd;
3° de artikelen 361-1 tot 361-4 in acht zijn genomen wanneer het kind van zijn Staat van herkomst naar België werd, wordt of moet worden overgebracht, na adoptie in die Staat door een persoon of personen die op dat tijdstip hun gewone verblijfplaats in België hadden. (De inachtneming van de in de artikelen 361-3 en 361-4 bedoelde voorwaarden wordt door de bevoegde gemeenschap bevestigd.) <W
2008-06-08/31, art. 73, 043;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 365-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Evenwel wordt de erkenning geweigerd wanneer de adoptanten bewust bedrog hebben gepleegd tijdens de procedure of indien de adoptie is totstandgekomen met het oog op het ontduiken van de wet. Van deze regel kan slechts worden afgeweken indien behoorlijk vastgestelde redenen met betrekking tot de eerbied voor de rechten van het kind dit vereisen.
De erkenning wordt in elk geval geweigerd :
1° indien de adoptie, rekening houdend met het hoger belang van het kind en met de fundamentele rechten die het op grond van het internationaal recht toekomen, kennelijk strijdig is met de openbare orde; of
2° indien een kind dat in België zijn gewone verblijfplaats heeft, met het oog op zijn adoptie naar het buitenland is overgebracht met miskenning van de artikelen 362-2 tot 362-4; of
3° indien de adoptie erop was gericht de wetsbepalingen inzake de nationaliteit of die betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen te omzeilen.
Art. 365-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder die in België een buitenlandse adoptie die niet door het Verdrag is beheerst wenst te laten erkennen, zendt het verzoek tot erkenning :
1° voor de overbrenging van het kind naar België indien de geadopteerde zijn gewone verblijfplaats heeft in een Staat waarmee België geen overeenkomst betreffende de opheffing van de grenscontroles op personen heeft gesloten :
a) hetzij aan de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire overheid of aan die van de Staat welke de belangen van België behartigt, die het aan de federale centrale autoriteit bezorgt;
b) hetzij rechtstreeks aan de federale centrale autoriteit;
2° in de andere gevallen : aan de federale centrale autoriteit. De federale centrale autoriteit gaat na of is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de artikelen 365-1 en 365-2.
Wanneer de voorwaarden in het geval omschreven in 1° zijn vervuld, stelt de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire overheid of die van de Staat welke de belangen van België behartigt, een paspoort op naam van het kind op indien het Belg is, of verleent aan het kind de machtiging om in België te verblijven.
Art. 365-4.[
1 § 1. Bij ontvangst van het verzoek gaat de federale centrale autoriteit na of de akte van geboorte van de geadopteerde beschikbaar is in de DABS.
Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt de federale centrale autoriteit de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS.
De federale centrale autoriteit gaat ook na of de geadopteerde en de adoptant of adoptanten zijn ingeschreven in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.
De federale centrale autoriteit vraagt een uittreksel uit het strafregister (model 2) op aan het Centraal Strafregister voor de adoptant of adoptanten met gewone verblijfplaats in België.
§ 2. Het verzoek bevat voor de adoptant of adoptanten die niet zijn ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, de volgende documenten :
1° een bewijs van identiteit;
2° een bewijs van datum en plaats van geboorte;
3° een bewijs van nationaliteit;
4° een bewijs van de gewone verblijfplaats.
Het verzoek bevat voor de geadopteerde die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, de volgende documenten :
1° een bewijs van nationaliteit;
2° een bewijs van de gewone verblijfplaats.
§ 3. Het verzoek bevat voorts de volgende documenten :
1° een afschrift van de beslissing of van de akte houdende adoptie;
2° een beëdigde vertaling van de beslissing of van de akte houdende adoptie;
3° een afschrift van de akte van geboorte van de geadopteerde, indien deze niet beschikbaar is in de DABS;
4° een bewijs van de gewone verblijfplaats van de adoptant of adoptanten en de geadopteerde indien deze niet overeenkomt met de gewone verblijfplaats vermeld in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister;
5° een stuk waarin de identiteit is vermeld van de moeder en van de vader van het kind, ingeval deze gekend is en mag worden meegedeeld, of bij gebreke daarvan de identiteit en de hoedanigheid van de persoon die het kind tijdens de buitenlandse adoptieprocedure heeft vertegenwoordigd alsook, in voorkomend geval, het bewijs dat zij evenals het kind in de adoptie hebben toegestemd, tenzij zulks formeel blijkt uit de buitenlandse beslissing of akte;
6° indien het kind zijn gewone verblijfplaats had in het buitenland en de adoptie daarna is totstandgekomen in een andere Staat dan die waar het gewoonlijk verbleef, een stuk uitgereikt door een autoriteit van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had, waaruit blijkt dat machtiging is verleend om het kind over te brengen met het oog op zijn adoptie, tenzij dit formeel blijkt uit de buitenlandse beslissing of akte;
7° een afschrift van het vonnis betreffende de geschiktheid van de adoptanten, van het verslag opgesteld overeenkomstig artikel 1231-32 van het Gerechtelijk Wetboek en van de schriftelijke toestemming bedoeld in artikel 361-3, 5°, wanneer het kind van zijn Staat van herkomst naar België werd, wordt of moet worden overgebracht, na adoptie in die Staat door een persoon of personen die op dat tijdstip hun gewone verblijfplaats in België hadden;
8° alle stukken waaruit blijkt dat de personen of openbare en particuliere instellingen die desgevallend in het kader van de adoptieprocedure als tussenpersoon zijn opgetreden, voldeden aan de voorwaarden die terzake worden gesteld door de wet van de andere Staat onder wiens bevoegdheid zij vallen;
9° een uittreksel uit het strafregister voor de adoptant of adoptanten zonder gewone verblijfplaats in België.
§ 4. Indien voornoemde stukken niet worden overgelegd, kan de federale centrale autoriteit een termijn bepalen waarbinnen dit moet geschieden. Met uitzondering van de stukken bedoeld in paragraaf 3, 1° en 2°, kan zij ook documenten aanvaarden welke met die stukken zijn gelijkgesteld.
Indien zij van oordeel is voldoende te zijn ingelicht, kan zij vrijstelling verlenen van de overlegging van één of meer stukken bedoeld in paragraaf 2 en paragraaf 3, 4° en 6° tot 9°, wanneer de overlegging ervan materieel onmogelijk blijkt.
Wanneer het verzoek tot erkenning betrekking heeft op een adoptie die geen interlandelijke adoptie is in de zin van artikel 360-2, kan de federale centrale autoriteit, wanneer zij zich voldoende ingelicht acht, vrijstelling verlenen van de overlegging van een of meer stukken bedoeld in paragraaf 2 en paragraaf 3, 3° tot 9°.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 48, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 365-5. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De bepalingen van hoofdstuk II, afdeling 3, § 2, zijn van toepassing op de erkenning van niet door het Verdrag beheerste vreemde beslissingen tot omzetting van adoptie.
§ 2/1. [
1 Afwijkende bepaling inzake erkenning van de adopties in het hoger belang van het kind.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-04-11/13, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 17-05-2012. Overgangsbepalingen: art. 3>
Art. 365-6.[
1 § 1. Wanneer de adoptie van een kind dat zijn gewone verblijfplaats in een andere Staat heeft, tot stand is gekomen vooraleer de adoptant of de adoptanten met gewone verblijfplaats in België de door de bevoegde gemeenschap georganiseerde voorbereiding gevolgd hebben en een vonnis hebben verkregen waaruit blijkt dat zij bekwaam en geschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan te gaan overeenkomstig artikel 361-1, onderzoekt de federale centrale autoriteit het dossier.
§ 2. Bij wijze van afwijking en in zeer uitzonderlijke gevallen geeft de federale centrale autoriteit de adoptant of de adoptanten de toestemming om de in artikel 361-1 bedoelde procedure op te starten indien de volgende [
2 vier]
2 voorwaarden cumulatief vervuld zijn :
1° de adoptie is niet tot stand gekomen met het oog op het ontduiken van de wet;
2° het kind is tot in de vierde graad verwant met de adoptant, met zijn echtgenoot of met de persoon met wie hij samenwoont, zelfs overleden, of het kind heeft het dagelijkse leven op duurzame wijze gedeeld met de adoptant of de adoptanten met een relatie zoals geldt voor ouders alvorens de adoptant of de adoptanten enige stappen met het oog op de adoptie hebben ondernomen;
3° behalve indien het gaat om een kind van de echtgenoot of de persoon met wie de adoptant samenwoont, heeft het kind geen andere duurzame oplossing van familiale opvang dan de interlandelijke adoptie, rekening houdend met zijn hoger belang en de rechten die hem zijn toegekend op grond van het internationale recht;
4° de in de artikelen 364-1 tot 365-5 bedoelde erkenningsvoorwaarden kunnen in acht worden genomen;
5° [
2 ...]
2 [
2 Ingeval de federale centrale autoriteit heeft kunnen controleren dat de in 1°, 2° en 4° bedoelde voorwaarden zijn vervuld, vraagt zij aan de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, met het oogmerk te controleren of de in 3° bedoelde voorwaarde ook is vervuld, een met redenen omkleed advies met betrekking tot de opportuniteit om de regularisatie mogelijk te maken, gelet op het hoger belang van het kind en op de rechten die hem zijn toegekend op grond van het internationaal recht. Het advies van de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft inzonderheid betrekking op de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, op de adopteerbaarheid van het kind en op het bestaan voor het kind van een andere duurzame oplossing van familiale opvang dan interlandelijke adoptie.]
2 § 3. De artikelen 367-1 en 367-3, § 1 en § 3, eerste lid, zijn van toepassing.
§ 4. De centrale autoriteiten wisselen de verzamelde gegevens onderling uit.
§ 5. Wanneer de federale centrale autoriteit het afschrift van het vonnis ontvangt waaruit blijkt dat de adoptant(en) bekwaam en geschikt zijn om een interlandelijke adoptie aan te gaan, spreekt ze zich uit over het verzoek tot erkenning van de vreemde beslissing houdende adoptie overeenkomstig de artikelen 364-1 tot 365-4.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-04-11/13, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 17-05-2012. Overgangsbepalingen: art. 3>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 155, 062; Inwerkingtreding : 15-05-2014>
§ 3. Erkenning van buitenlandse beslissingen van herroeping, herziening en nietigverklaring van een adoptie. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 366-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Een vreemde beslissing van herroeping of herziening van adoptie wordt erkend in België wanneer :
1° de beslissing is genomen door de autoriteit welke door het recht van die Staat als bevoegd wordt beschouwd, conform de geldende vormvereisten en procedures in die Staat;
2° de beslissing in die Staat als in kracht van gewijsde gegaan kan worden beschouwd;
De erkenning wordt evenwel geweigerd wanneer de verzoekers bewust bedrog hebben gepleegd tijdens de procedure of wanneer de beslissing het gevolg is van wetsontduiking. Van deze regel kan slechts worden afgeweken indien behoorlijk vastgestelde redenen met betrekking tot de eerbied van de rechten van het kind dit vereisen.
De erkenning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de beslissing kennelijk strijdig is met de openbare orde.
Art. 366-2. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Eenieder die in België een vreemde beslissing van herroeping of herziening van een adoptie wenst te laten erkennen, richt zijn verzoek hiertoe tot de federale centrale autoriteit. Deze gaat na of is voldaan aan de door artikel 366-1 opgelegde voorwaarden.
Het verzoek bedoeld in het vorige lid wordt in tweevoud opgesteld en bevat :
1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing;
2° een door een beëdigd vertaler voor echt verklaarde vertaling van de beslissing;
3° een voor eensluidend verklaard afschrift van de akte van geboorte van de geadopteerde;
4° een authentiek stuk waarin de identiteit, de datum en plaats van geboorte, de nationaliteit en de gewone verblijfplaats van de adoptanten of van de adoptant zijn vermeld;
5° een authentiek stuk waarin de nationaliteit en de gewone verblijfplaats van de geadopteerde zijn vermeld;
6° een stuk waarin de identiteit is vermeld van de moeder en van de vader van het kind, ingeval deze gekend is en mag worden meegedeeld, of bij gebreke daarvan de identiteit en de hoedanigheid van de persoon die het kind tijdens de buitenlandse adoptieprocedure heeft vertegenwoordigd.
Indien voornoemde stukken niet worden overgelegd, kan de federale centrale autoriteit een termijn bepalen waarbinnen dit moet geschieden. Zij kan ook documenten aanvaarden welke met die stukken zijn gelijkgesteld, behalve wat de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde stukken betreft. Indien zij van oordeel is voldoende te zijn ingelicht, kan zij vrijstelling verlenen van de overlegging van één of meerdere stukken bedoeld in het eerste lid, 4° tot 6°.
Art. 366-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Onverminderd artikel 351 kan een vreemde beslissing tot nietigverklaring van een adoptie in België geen gevolgen hebben.
§ 4. [
1 Akte van adoptie]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 49, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 367-1. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Iedere beslissing van de federale centrale autoriteit inzake een verzoek houdende erkenning in België van een in deze afdeling bedoelde vreemde beslissing dient te worden gemotiveerd en overhandigd aan de verzoekers of wordt hen betekend bij ter post aangetekend schrijven. Wanneer de federale centrale autoriteit een vreemde beslissing houdende adoptie erkent, bepaalt zij in haar beslissing uitdrukkelijk of deze met een gewone dan wel met een volle adoptie overeenstemt.
Art. 367-2.[
1 Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor de erkenning in België van een in een andere Staat gewezen beslissing houdende totstandkoming, omzetting, herroeping of herziening van een adoptie, stuurt de federale centrale autoriteit de gegevens nodig voor de opmaak van volgende akten via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand :
- de akte van adoptie;
- de akte van geboorte, op basis van de buitenlandse akte.
De overeenkomstig artikel 368-1 bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van adoptie en de akte van geboorte op. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de federale centrale autoriteit hiervan in kennis.
De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.
De akte van adoptie geldt als bewijs van de erkenning van de buitenlandse beslissing door de federale centrale autoriteit.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de opmaak van de akte van adoptie en voor de afgifte van het bewijs ervan. Dit geschiedt zonder heffing van enige rechten of taksen.
Onverminderd beroep tegen een beslissing die overeenkomstig deze afdeling door de federale centrale autoriteit is gewezen, wordt iedere op grond van het eerste lid gewezen beslissing, op eenvoudig vertoon van een afschrift van de akte van adoptie, door iedere overheid of rechtsmacht, erkend, alsook door ieder ander persoon.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 50, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 367-3.<Ingevoegd bij W 2004-12-27/30, art. 243;
Inwerkingtreding : 10-01-2005> § 1. De verzoekers kunnen beroep instellen bij de [
1 familierechtbank]
1 te Brussel binnen zestig dagen te rekenen van de overhandiging of de betekening van de beslissing van de federale centrale autoriteit.
Iedere belanghebbende of het openbaar ministerie kan beroep instellen binnen de termijn van een jaar te rekenen van de datum van de beslissing tot weigering om de adoptie te erkennen of van de datum van de in artikel 367-2, bedoelde [
2 akte van adoptie en akte van geboorte]
2.
De vordering wordt ingesteld en behandeld overeenkomstig de in de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde procedure. De verzoeker moet woonplaats kiezen in het rechtsgebied van de [
1 familierechtbank]
1.
De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen in kennis van het beroep.
§ 2. [
2 Wanneer het vonnis in kracht van gewijsde treedt, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van adoptie ten gevolge van dit vonnis, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, alsook, voor zover mogelijk, de gegevens nodig voor de akte van geboorte op basis van de buitenlandse akte, voor zover deze nog niet opgenomen zijn in de DABS, naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte van adoptie en, voor zover mogelijk, de geboorteakte op, die met elkaar worden verbonden.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt onmiddellijk de federale centrale autoriteit, de partijen en de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op de hoogte van de opmaak van de akte van adoptie en, in voorkomend geval, van de geboorteakte.
De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.
De partijen kunnen steeds om een afschrift van de akte van adoptie verzoeken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, als bewijs van erkenning van de buitenlandse beslissing door de federale centrale autoriteit.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand is deze bedoeld in artikel 368-1, § 2.]
2 § 3. [
2 ...]
2 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 57, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2018-06-18/03, art. 51, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
HOOFDSTUK III. - Administratieve formaliteiten. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Art. 368-1.[
1 § 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand is bevoegd voor de opmaak van :
- een akte van adoptie ten gevolge van een in België gewezen beslissing houdende uitspraak, omzetting, herroeping of herziening van een adoptie;
- een akte van geboorte van de geadopteerde, op basis van de buitenlandse akte van geboorte, wanneer de adoptie in België is uitgesproken of erkend.
De buitenlandse akten en buitenlandse beslissingen worden als bijlage in de DABS opgenomen.
§ 2. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand is deze van :
- de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister van de geadopteerde, of bij gebrek hieraan, van de adoptant, van de adoptanten of van één van hen,
- of bij gebrek hieraan, van de actuele verblijfplaats in België van de geadopteerde, of bij gebrek hieraan, van de adoptant, van de adoptanten of van één van hen,
- of bij gebrek hieraan, van Brussel.
§ 3. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de federale centrale autoriteit onmiddellijk in kennis van de opmaak van de akte van adoptie, en in voorkomend geval, van de akte van geboorte. De federale centrale autoriteit stelt vervolgens de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.]
1 ----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 52, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 368-2.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> [
1 Wanneer een akte van adoptie wordt opgemaakt ten gevolge van een buitenlandse beslissing waarbij een adoptie overeenkomstig het Verdrag wordt uitgesproken of omgezet]
1, stelt de federale centrale autoriteit op verzoek van iedere belanghebbende partij het in artikel 23 van het Verdrag bedoelde schriftelijke bewijsstuk op volgens het model bepaald door de Koning.
----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 53, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 368-3. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Ingeval de bevoegde autoriteit waarvoor het stuk is bestemd hierom verzoekt, moet een voor eensluidende verklaarde vertaling van dit stuk worden bezorgd. Behoudens vrijstelling zijn de kosten van vertaling ten laste van de adoptant of van de adoptanten.
Art. 368-4. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Behoudens andersluidende bepalingen in internationale verdragen moeten de door een buitenlandse autoriteit uitgereikte stukken die in België moeten worden overgelegd met het oog op de totstandkoming, de erkenning, de omzetting, de herroeping of de herziening van een adoptie op verzoek van de adoptant, de adoptanten of een van hen, of van de geadopteerde behoorlijk worden gelegaliseerd.
Art. 368-5. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De Belgische diplomatieke of consulaire overheden of deze van de Staat welke de belangen van België behartigt, bevoegd inzake notariaat en burgerlijke stand, ontvangen en reiken op het grondgebied van de Staat waar zij zijn geaccrediteerd, alle akten, volmachten, verklaringen en getuigschriften uit welke verband houden met die materies en betrekking hebben op een voornemen tot adoptie die in België moet tot stand komen of worden erkend of op een in België uitgesproken of erkende adoptie.
Art. 368-6.<W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> De bevoegde autoriteiten zorgen voor de bewaring van de gegevens waarover zij beschikken in verband met de herkomst van de geadopteerde, in het bijzonder deze betreffende de identiteit van zijn moeder en vader, en ook van de gegevens die nodig zijn voor het volgen van zijn gezondheidstoestand, over het medisch verleden van de geadopteerde en van zijn familie, met het oog op de totstandkoming van de adoptie en teneinde het de geadopteerde, indien hij dit wenst, later mogelijk te maken zijn herkomst te achterhalen.
[
1 Zij waarborgen aan de geadopteerde of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger of, in geval van overlijden van de geadopteerde, aan zijn afstammelingen de toegang tot die gegevens.
Het schriftelijk verzoek tot raadpleging van de herkomstgegevens van de geadopteerde gericht aan de federale centrale autoriteit en uitgaande van de minderjarige geadopteerde die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, wordt alleen in aanmerking genomen indien het mee ondertekend is door zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Indien de wettelijke vertegenwoordiger weigert het verzoek mee te ondertekenen beslist de federale centrale autoriteit rekening houdend met de maturiteit van de verzoeker om al dan niet toegang te verlenen tot de gegevens en brengt ze haar beslissing ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger.]
1 Het verzamelen, bewaren en de toegang tot deze gegevens worden geregeld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 158, 082; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 368-7. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Onder voorbehoud van artikel 368-6 mogen de persoonlijke gegevens die overeenkomstig het Verdrag of de wet zijn verzameld of overgezonden, in het bijzonder de verslagen betreffende het kind, zijn oorspronkelijke familie en de adoptanten, niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan die waarvoor zij zijn verzameld of overgezonden.
Art. 368-8. <W 2003-04-24/32, art. 2, 017;
Inwerkingtreding : 01-09-2005> Iedere Belgische overheid die met een vreemde overheid in contact wenst te treden in verband met een adoptie, moet zich daartoe tot de federale centrale autoriteit wenden.
Iedere Belgische overheid die door een vreemde overheid wordt gecontacteerd in verband met een adoptie, stelt hiervan onverwijld de federale centrale autoriteit in kennis.
Art. 368-9. [
1 De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van herroeping van adoptie opmaakt ten gevolge van een rechterlijke beslissing waarbij de adoptie van een minderjarig kind wordt herroepen zonder dat beslist wordt dat het weer onder het ouderlijk gezag van zijn ouders wordt geplaatst, notificeert dit binnen drie dagen elektronisch via de DABS aan de vrederechter, bedoeld in artikel 390.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 54, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 368-10. [
1 § 1. Elke persoon van wie de adoptie in België is uitgesproken of erkend en die onmogelijk zijn akte van geboorte kan verkrijgen, kan de akte van adoptie overleggen.
§ 2. Indien de gegevens in de akte van adoptie onvoldoende zijn voor het doel waarvoor zij moeten worden gebruikt, start de verzoekende overheid onmiddellijk zelf een onderzoek naar bijkomende gegevens, zonder de termijn van drie maanden te overschrijden. Indien de verzoekende overheid deze gegevens niet zelf kan verkrijgen, of de door haar verkregen gegevens onvoldoende zijn, stelt zij de belanghebbende hiervan onmiddellijk en uiterlijk binnen dezelfde periode van drie maanden op de hoogte en kan zij deze verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2018-06-18/03, art. 55, 082; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 369. (Opgeheven) <W 2003-04-24/32, art. 3, 017;
Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 370. (Opgeheven) <W 2003-04-24/32, art. 3, 017;
Inwerkingtreding : onbepaald>