Eén en ander betreft de vraag in hoeverre de Antigoonleer ook toepassing vindt in het arbeidsrecht.
Hierover bestaat geen eensluidend standpunt in de rechtspraak en de rechtsleer. Meer zelfs de Antigoonleer zelf wordt nu al in vraag gesteld.
Eén en ander vergt een woordje uitleg.
Wie over wilt gaan tot ontslag (wegens dringende redenen) moet het bewijs kunnen leveren van de feiten die hij hiervoor opwerpt. Deze feiten moeten principieel regelmatig verkregen zijn.
Maar het Hof van Cassatie heeft een leer uitgewerkt (de Antigoonleer geheten Cass., 14 oktober 2003, P.03.0762.N en23 maart en 16 november 2004, (AR P.04.0012.N en P.04.1127.N ) op basis waarvan onrechtmatig verkregen bewijs toch als bewijs mag worden gebruikt mits er aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
- de ernst van de inbreuk die de werkgever heeft gepleegd mag niet disproportioneel zijn t.o.v. de ernst van de inbreuk die de werknemer pleegde
- het recht op een eerlijk proces niet in het gedrang werd gebracht;
- de betrouwbaarheid van het bewijs niet werd aangetast; en
- er geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereiste werd geschonden.
Wanneer niet aan deze voorwaarden is voldaan mag het onrechtmatig bewijs hoe dan ook niet gebruikt worden
Deze leer is ontstaan in het strafrecht en in ook binnen gesijpeld in het Arbeidsrecht (Cass., 2 maart 2005, P.04.1644 en 10 maart 2008, J.L.M.B., 2009, p. 580, FArbh. Brussel (Nl.) 8 februari 2019, A.R. 2017/AB/917, www.juridat.be en Arbh. Bergen, 8 december 2010, Soc. Kron. 2011, p. 399, en noot).), weze het dat de toepassing van de Antigoonleer in het arbeidsrecht niet eenduidig wordt aanvaardt (R. Debaerdemaeker, noot onder Cass., 10 maart 2008, J.L.M.B., 2009, p. 585; K. Rosier en S. Gilson, « La preuve irrégulière : quand Antigone ouvre la boîte de Pandore », Soc. Kron. 2010, p. 289; D. Mougenot, « Humphrey Bogart au XXIe siècle : la preuve par production d'un rapport de détective privé », R.R.D., p. 246; D. Mougenot, « Antigone : suite et pas fin… », J.T., 2013, p. 267).
In een arrest van het Arbeidshof te Brussel (Arbh. Brussel, 2de K., 7 februari 2013) wordt gesteld dat de rechtspraak van het Hof van Cassatie die onrechtmatig bewijs in arbeidsrecht (eigenlijk sociaal zekerheidsrecht) toeliet om illegale bewijzen te weerhouden - waaronder het beroep op een privé detective slechts werd weerhouden in dossiers die betrekking hadden op sociale uitkeringen die ten onrechte werden toegekend aan sociaal verzekerden die zich daardoor op de één of andere manier schuldig hebben gemaakt aan gedragingen die strafrechtelijk gesanctioneerd kunnen worden. Hieruit werd dan afgeleid dat buiten dergelijke situaties, een illegaal bewijs in het arbeidsrecht verboden zou blijven.
In een arrest van het Arbeidshof te Brussel van 12 juni 2015 sluit hetzelfde arbeidshof de Antigoondoctrine in het arbeidsrecht niet principieel uit.
Hierbij maakt het arbeidshof een onderscheid tussen onrechtmatige bewijsmiddelen en onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen.
Onrechtmatige bewijsmiddelen zijn uit hun aard ongeoorloofd, doordat zij zijn opgesteld in strijd met de wet, waaronder bewijs bekomen in strijd met het recht op privacy. Onrechtmatige bewijsmiddelen mogen volgens dit arrest door niemand gebruikt worden, waardoor de Antigoontoets daarop niet kan worden toegepast. Volgens het zelfde arrest kan de Antigoontoets wel toegepast worden op het onrechtmatig verkregen bewijsmiddel. Een onrechtmatig verkregen bewijs is op grond van de aard van het bewijsmiddel weliswaar rechtmatig doch is slechts onrechtmatig of door schending van de fundamentele rechten van elke burger of van het recht op privacy verkregen. De Antigoontoets kan hierbij worden toegepast. Dit lijkt een hersenkronkel, temeer daar het Hof oordeelt dat het bewijs met schending van de privacy zowel onrechtmatig verkregen als onrechtmatig is en toch nog eens de Antigoontoets toepast om dan te concluderen dat het recht op eerlijk proces geschonden was.
Hiermee is de discussie helemaal niet afgesloten aangezien het arbeidshof te Brussel op 28 februari 2019 nog een arrest velde waarbij onrechtmatig bewijs (e-mails gevonden in de mailbox van een werknemer waarbij de inzage hiervan door de werkgever door het Arbeidshof die als een schending van de privacy werd aanzien) dan toch weer aanvaard werd als bewijs voor een ontslag wegens dringende redenen. Het betrof e-mails gevonden op de werkcomputer van de werknemer waaruit bleek dat deze vertrouwelijke informatie had doorgezonden aan de concurrentie van haar werkgever
Het arbeidshof stelde dat de ernst van de inbreuk die de werkgever had gepleegd niet disproportioneel was t.o.v. de ernst van de inbreuk die de werkneemster pleegde, en stelde dat op basis van die overweging het bewijs mocht worden gebruikt. Op die overweging werd het ontslag om dringende reden door het Arbeidshof als gerechtvaardigd aanzien.
[Andere rechtspraak stelt dan weer dat de werkgever het recht heeft de werkcomputer van zijn werknemer en de e-mails mag inzien (zelfs zonder diens toestemming) in het kader van diens gezag, leiding en toezicht) mits de werknemer hierover werd geïnformeerd. Aldus wordt toepassing gemaakt van de leer van de redelijke verwachtingen inzake vertrouwelijkheid (die een werknemer mag koesteren ten aanzien van het privacy gehalte van zijn e-mails op zijn werkcomputer)].