Arbitrage is een bindende derdenbeslissing genomen door een derde teneinde een geschil op te lossen, waarbij deze derde optreedt ingevolge akkoord tussen partijen volgens de regels bepaald in het gerechtelijk wetboek
Wanneer 2 disputerende partijen een derde verzoeken hun geschil op te lossen kunnen zij een arbitrageovereenkomst ondertekenen waarin zij zich verbinden om de beslissing van deze derde als definitief en bindend te erkennen. Men kan in een arbitrage eventueel wel een mogelijkheid tot beroep voorzien.
Arbitrage kan plaats vinden wanneer wanneer partijen beslissen hun geschillen niet zelf en niet door de rechter te laten beslissen maar door door hen aangestelde arbiters.
Indien partijen voorafgaand aan de behandeling van een een geschil voor de rechter een arbitrageovereenkomst hebben gesloten, terwijl één van de partijen de zaak toch voor de gewone rechter aanhangig maakt kan voor de rechter de exceptie van arbitrage worden opgeworpen. Indien de rechter de geldigheid van de arbitrageovereenkomst erkent zal hij zijn rechtsmacht afwijzen en de zaak verder door arbitrage laten beslechten.
Dit betekent niet dat arbitrage geen enkele inmenging mogelijk maakt door de rechterlijke macht. Partijen kunnen overeenkomen dat hun geschil zal beslecht worden door arbitrage, maar dit ontneemt hen niet het recht om de arbitrale beslissing, ook wel arbitrale sententie genoemd, te laten onderwerpen aan het oordeel van de rechter een toepassing van artikel 1717 van het gerechtelijk wetboek.
De bevoegde rechter die de arbitrage kan beoordelen is deze van de plaats van de arbitrage. De rechter kan de arbitrale uitspraak nietig verklaren wanneer deze genomen werd in strijd met de arbitragewetgeving of de arbitrageovereenkomst. Verder kan de rechter de arbitrage nietig verklaren wanneer zou komen vast te staan dat het geschil niet vatbaar was voor arbitrage of indien de arbiters een bepaling van openbare orde zouden hebben geschonden.
Anders dan een rechterlijke uitspraak is een arbitrageovereenkomsten niet rechtstreeks uitvoerbaar. Nadat er een arbitrale uitspraak is tussengekomen dient deze eerst nog door de rechter uitvoerbaar worden verklaard alvorens er kan worden overgegaan tot gedwongen uitvoerring. Ook in deze procedure tot exequatur (artikel 1719-1721 gerechtelijk wetboek), geschiedt er nog een gerechtelijke controle, waarbij ook dit gerechtelijk toezicht bijkomende kosten met zich meebrengt.
Arbitrage wordt geregeld in deel VI gerechtelijk wetboek.
De arbitrageprocedure wordt zowel geregeld door de arbitrageovereenkomst (waarbij gebeurlijk wordt verwezen naar een algemeen arbitragereglement waaraan de arbitrageovereenkomst is onderworpen) als door de bepalingen van het gerechtelijk wetboek met betrekking tot de arbitrage.
De arbitrage gebeurt steeds op tegenspraak, maar voorziet daarom niet steeds in conclusies en pleidooien (al worden deze normaal wel voorzien). Ook de bewijsregels kunnen ingevolge de arbitrageovereenkomst afwijken van de normale bewijsregels.
Een arbitrageovereenkomst is een overeenkomst waarbij partijen alle geschillen of sommige geschillen die tussen hen gerezen zijn of zouden kunnen reizen met betrekking tot een bepaalde, al dan niet contractuele, rechtsverhouding aan arbitrage voorleggen (artikel 1681 Gerechtelijk Wetboek).
Naast de vereisten van voormelde bepaling van het gerechtelijk wetboek dient de arbitrageovereenkomst te voldoen aan alle overige voorwaarden van overeenkomsten, hetgeen volledige wilsovereenstemming impliceert, tot stand gekomen vrij van wilsgebreken in volle wilsbekwaamheid met een geoorloofd voorwerp en een geoorloofde oorzaak.
Bovendien dient het geschil vatbaar te zijn voor arbitrage (arbitreerbaar). Een arbitrageovereenkomst over een geschil dat niet vatbaar is voor arbitrage, heeft een ongeoorloofde oorzaak
Principieel blijft het recht spreken een overheidsfunctie – een prerogatief van de staat. Principieel kunnen overeenkomsten slechts worden ontbonden of geïnterpreteerd door de partijen zelf of door de overheid. Ook sanctie en dwang zijn in een rechtsstaat voorbehouden aan de overheid.
Toch is de wetgever vertrokken van de algemene regel van de mogelijkheid tot arbitrage voor zover het gaat over vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor een dading (artikel 1676 Gerechtelijk Wetboek).
Vermogensrechtelijke geschillen zijn geschillen die voor de partijen een actieve of passieve geldwaarde hebben, of die anders gezegd voor minstens één van hen een belang hebben dat in geld kan gewaardeerd worden.
Geschillen die vatbaar zijn voor dading zijn de zogenaamde vervreemdbare rechten (G. KEUTGEN en G.-A. DAL, L’arbitrage en droit belge et international, I, Le droit belge, Brussel, Bruylant, 2015, 119, onder verwijzing naar Cass. 29 mei 1975, JT 1975, 585.)
Zo zijn onder meer niet vatbaarder voor arbitrage:
- Geschillen over de burgerlijke staat van personen
- geschillen over ouderlijk gezag
- echtscheidingen
- alimentatievorderingen
- fiscale geschillen
- strafrechtelijke geschillen
- geschillen waarvoor de arbeidsrechtbank bevoegd is (weze het met mogelijkheid tot het sluiten van een arbitrageovereenkomst in arbeidszaken na het ontstaan van het geschil)
- maar ook huurgeschillen in Vlaanderen (ook al zijn woninghuurgeschillen van patrimoniale aard)
Voor een overzicht, van alle geschillen die niet vatbaar zijn voor arbitrage: zie G. KEUTGEN en G.-A. DAL, L’arbitrage en droit belge et international, I, Le droit belge, Brussel, Bruylant, 2015, 115-160 en PH. DE BOURNONVILLE, L’arbitrage in Répertoire Notarial, Brussel, Larcier, 2017, 104- 119.
Los van de algemene regels heeft de wetgever conform artikel 1676 van het gerechtelijk wetboek de mogelijkheid om bepaalde materies uitdrukkelijk niet vatbaar voor arbitrage te verklaren. Van deze mogelijkheid heeft de wetgever gebruik gemaakt om in Vlaanderen de huurgeschillen uit te sluiten ter bescherming van de huurder om deze onder meer gespeend te haalden van zogeheten verhuurderssyndicaten, dan wel vastgoedmakelaars of al te hoge bijkomende kosten van arbiters met onvoldoende waarborgen inzake onafhankelijkheid. Op zelfde wijze werden tal van consumentengeschillen uitgesloten van arbitrage.
Het verbod van arbitrage voor bepaalde geschillen heeft als bestaansreden de bescherming van de zwakkere partij die maar al te vaak zonder voldoende kennis van zaken bij het afsluiten van een overeenkomst, een arbitrageclausule aanvaardt en hierbij gelooft dat dit een betere garantie is voor de probleemloze uitvoering van de overeenkomst. Vanuit dezelfde verkeerde perceptie worden vaak bemiddelingsclausules (ook wel mediatieclausules geheten) aanvaardt. In de praktijk compliceren dit soort clausules enkel de afhandeling van geschillen en maken zij de geschillenbeslechting enkel duurder en trager, vaak gepaard met mindere rechtszekerheid.
Vertrekkend vanuit deze gedachte heeft de wetgever geoordeeld om in heel wat gevallen waarin de arbitreerbaarheid uitgesloten is, deze toch toe te laten wanneer de overeenkomst om het geschil te beslechten via arbitrage slechts tot stand komt na het ontstaan van het geschil. Dit is de (arbitrageovereenkomst post litem natam).
Let wel, inzake woninghuur voor woningen in Vlaanderen is ook de mogelijkheid tot afsluiten van een arbitrageovereenkomst na het ontstaan van het geschil absoluut uitgesloten (Kevin Ongenae, woninghuur en arbitrage, NjW 2019, 413).