(wet van 19 oktober 2015 houdende wijzigingen van het burgerlijk procesrecht en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015) - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek .
Het nieuwe artikel 104 Gerechtelijk Wetboek luidt:
“Het arbeidshof bestaat uit kamers die zitting houden met een raadsheer in het arbeidshof en, naar gelang het geval, met twee of vier raadsheren in sociale zaken.
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 578, 1° , 2°, 3° en 7° , bestaan, buiten de voorzitter, uit een raadsheer in sociale zaken benoemd als werkgever en een raadsheer in sociale zaken benoemd als werknemer-arbeider of als werknemer-bediende, naar gelang van de hoedanigheid van de betrokken werknemer.
Die kamers bestaan evenwel uit twee raadsheren in sociale zaken benoemd als werkgever, en twee raadsheren in sociale zaken respectievelijk benoemd als arbeider en als bediende, wanneer het beroep gericht is tegen een vonnis uitgesproken door een kamer met vier rechters in sociale zaken.
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis, gewezen in een geschil betreffende de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 578, 4°, 5°, 6°, 8°, 10°, 11° en 12°, a) , 579, 580, 582, 3° en 4°, of betreffende de toepassing op werkgevers van administratieve sancties bedoeld in artikel 583, bestaan, behalve de voorzitters, uit twee raadsheren in sociale zaken, respectievelijk benoemd als werkgever en werknemer.
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis, gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 578, 12°, b) , bestaan behalve de voorzitters, uit twee raadsheren in sociale zaken, respectievelijk benoemd als werkgever en zelfstandige.)
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid bedoeld in artikel 582, (1° en 2°), bestaan, buiten de voorzitter uit twee raadsheren in sociale zaken, van wie de ene benoemd is als zelfstandige en de andere als werknemer.
De Kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid bedoeld in artikel 581 of betreffende de toepassing op zelfstandigen van administratieve sancties bedoeld in artikel 583, bestaan buiten de voorzitter, uit twee raadsheren in sociale zaken die benoemd zijn als zelfstandigen]
Heeft het geschil betrekking op een werknemer die mijnwerker, zeeman, zeevisser, schipper, havenarbeider of aangeslotene bij de overzeese sociale zekerheid is, dan moet, in de mate van het mogelijke, de raadsheer in sociale zaken die als werknemer benoemd is, bovendien tot dezelfde kategorie behoren of behoord hebben als de betrokken werknemer.
De Koning stelt, op voordracht van de minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, de regels vast volgens welke de raadsheren in sociale zaken geroepen worden om zitting te nemen bij toepassing van deze bepaling.
In afwijking van het eerste lid bestaan de kamers die kennis nemen van het hoger beroep tegen een vonnis betreffende de in artikel 578, 14°, bedoelde aangelegenheden uit een raadsheer bij het Arbeidshof.”