uittreksel uit het strafwetboek
[1 - De autonome probatiestraf]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/80, art. 7, 111; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6, gewijzigd zichzelf bij W 2015-11-23/02, art. 13)>
Art. 37octies.[1 § 1. Indien een feit van die aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden, kan de rechter als hoofdstraf een autonome probatiestraf opleggen.
Een autonome probatiestraf bestaat uit de verplichting bijzondere voorwaarden na te leven gedurende een bepaalde termijn, die door de rechter overeenkomstig § 2 wordt bepaald.
De rechter voorziet, binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, in een gevangenisstraf of in een geldboete die van toepassing kan worden ingeval de autonome probatiestraf niet wordt uitgevoerd.
De autonome probatiestraf mag niet worden uitgesproken voor de feiten :
1° die strafbaar zouden zijn met een maximumstraf van meer dan twintig jaar opsluiting als ze niet in wanbedrijven werden omgezet;
2° die bedoeld zijn in de artikelen 375 tot 377;
3° die bedoeld zijn in de artikelen 379 tot 387, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
4° die bedoeld zijn in de artikelen 393 tot 397.
§ 2. De duur van de autonome probatiestraf bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste twee jaar. Een autonome probatiestraf van twaalf maanden of minder is een politiestraf. Een autonome probatiestraf van een jaar of meer is een correctionele straf.
§ 3. Indien een autonome probatiestraf door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste voor de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hij hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers. De rechter kan de autonome probatiestraf slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven.
De rechter die weigert een door het openbaar ministerie gevorderde of door de beklaagde gevraagde autonome probatiestraf uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden.
§ 4. De rechter bepaalt de duur van de autonome probatiestraf en geeft aanwijzingen omtrent de invulling van de autonome probatiestraf.
§ 5. De overlegstructuren op federaal en lokaal niveau inzake de toepassing van de werkstraf en de autonome probatiestraf functioneren overeenkomstig de bepalingen van artikel 37sexies, § 4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/80, art. 8, 111; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6, gewijzigd zichzelf bij W 2015-11-23/02, art. 13), art. 8 gewijzigd bij W 2016-02-05/11, art. 51, 114>
Art. 37novies.[1 § 1. Wie overeenkomstig artikel 37octies tot een autonome probatiestraf is veroordeeld, wordt onderworpen aan een justitiële begeleiding die wordt uitgeoefend door een justitieassistent van de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie van het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats.
Op de tenuitvoerlegging van de autonome probatiestraf wordt toegezien door de probatiecommissie van de verblijfplaats van de veroordeelde waaraan de justitieassistent rapporteert.
Wanneer de rechterlijke beslissing waarbij de autonome probatiestraf wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, bezorgt de griffier daarvan binnen vierentwintig uur een uitgifte aan de voorzitter van de bevoegde probatiecommissie, alsook aan de bevoegde arrondissementele afdeling van de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie, die onverwijld de justitieassistent aanwijst.
Binnen een maand na de aanwijzing van de justitieassistent, en verder telkens als deze het nuttig acht of telkens als de commissie hem erom verzoekt, en tenminste om de zes maanden, brengt hij verslag uit aan de probatiecommissie over de naleving van de voorwaarden. Hij stelt, in voorkomend geval, de maatregelen voor die hij nodig acht.
§ 2. De territoriale bevoegdheid van de probatiecommissie wordt bepaald door de verblijfplaats van de veroordeelde op het ogenblik van het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis of arrest. Indien de betrokkene zijn verblijfplaats heeft buiten het grondgebied van het Rijk, is de territoriaal bevoegde probatiecommissie die van de plaats waar de veroordeling in eerste aanleg uitgesproken werd.
Indien de commissie het in uitzonderlijke gevallen voor een tot een autonome probatiestraf veroordeelde persoon, die daartoe een gemotiveerde aanvraag indient, aangewezen acht de bevoegdheid over te dragen aan de probatiecommissie van zijn nieuwe verblijfplaats, neemt zij een gemotiveerde beslissing nadat die andere commissie binnen twee maanden een eensluidend advies heeft uitgebracht. Voor een persoon zonder verblijfplaats in het Rijk kan volgens dezelfde procedure de bevoegdheid naar een andere probatiecommissie worden overgedragen, zonder dat het in dat geval de commissie van zijn nieuwe verblijfplaats moet zijn.
§ 3. De probatiecommissie bepaalt de concrete invulling van de autonome probatiestraf, op basis van het verslag van de justitieassistent die de veroordeelde heeft gehoord en met naleving van de aanwijzingen bedoeld in artikel 37octies, § 4.
De concrete invulling van de autonome probatiestraf wordt vastgelegd in een door de veroordeelde te ondertekenen overeenkomst waarvan de justitieassistent hem een kopie overhandigt. De justitieassistent deelt eveneens een kopie van de ondertekende overeenkomst mee aan de probatiecommissie binnen de drie werkdagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/80, art. 9, 111; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6, gewijzigd zichzelf bij W 2015-11-23/02, art. 13)>
Art. 37decies.[1 § 1. De probatiecommissie kan de concrete invulling van de autonome probatiestraf geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde. Ingeval een van de voorwaarden van de autonome probatiestraf buiten de wil van de veroordeelde niet kon worden verwezenlijkt tijdens de aanvankelijke probatietermijn, kan de probatiecommissie de probatietermijn eenmaal verlengen met maximaal een jaar zodat de veroordeelde aan de voorwaarde kan voldoen.
Indien de probatiecommissie van oordeel is een van de in het eerste lid bedoelde maatregelen te moeten nemen, roept de voorzitter de betrokkene bij aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze op meer dan tien dagen voor de datum die voor de behandeling van de zaak is gesteld. Het dossier van de commissie wordt gedurende tien dagen ter beschikking gesteld van de betrokkene en van zijn eventuele raadsman.
Indien de probatiecommissie van oordeel is dat de autonome probatiestraf ten uitvoer is gelegd, kan zij beslissen dat deze een einde neemt, zelfs als de door de rechter bepaalde termijn nog niet is verstreken.
De beslissing van de probatiecommissie die bedoeld wordt in het eerste of het derde lid is met redenen omkleed. Van deze beslissing wordt kennis gegeven aan de betrokkene en aan het openbaar ministerie. De kennisgeving geschiedt bij gewone brief aan het openbaar ministerie en aan de betrokkene bij aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze, binnen drie dagen, waarbij zaterdagen, zon- en feestdagen niet worden meegerekend.
§ 2. Het openbaar ministerie en de tot autonome probatiestraf veroordeelde persoon kunnen, het eerstgenoemde bij vordering en de tweede genoemde bij verzoekschrift, bij de rechtbank van eerste aanleg waarbij de probatiecommissie is ingesteld, beroep instellen tegen de beslissingen die de commissie krachtens § 1 of krachtens artikel 37novies, § 3, heeft genomen.
De vordering en het verzoek moeten schriftelijk ingediend worden en met redenen omkleed zijn. Het beroep moet worden ingesteld binnen tien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing van de commissie. Het heeft opschortende kracht tenzij de commissie anders beslist.
De voorzitter van de rechtbank die uitspraak moet doen, laat meer dan tien dagen tevoren, in een ter griffie gehouden bijzonder register, de plaats, de dag en het uur van verschijning optekenen. Ten minste tien dagen voor de verschijning geeft de griffier bij aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze daarvan bericht aan de tot autonome probatiestraf veroordeelde persoon. Gedurende die termijn wordt het dossier neergelegd ter griffie en ter beschikking gesteld van de veroordeelde en van zijn eventuele raadsman. De rechtbank houdt zitting en doet uitspraak in raadkamer
Indien de rechtbank het beroep inwilligt, kan zij de beslissing van de probatiecommissie wijzigen.
De beslissing die op dat beroep wordt gewezen, is niet vatbaar voor hoger beroep noch voor verzet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/80, art. 10, 111; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6, gewijzigd zichzelf bij W 2015-11-23/02, art. 13)>
Art. 37undecies.[1 Ingeval de autonome probatiestraf niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit onverwijld aan de probatiecommissie. Meer dan tien dagen voor de datum die werd vastgesteld om de zaak te behandelen, roept de commissie de veroordeelde op bij aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze en stelt ze zijn raadsman ervan in kennis. Het dossier van de commissie wordt gedurende vijf dagen ter beschikking gesteld van de veroordeelde en van zijn eventuele raadsman.
De commissie, die zitting houdt zonder dat het openbaar ministerie daarbij aanwezig is, stelt een met redenen omkleed verslag op met het oog op de toepassing van de vervangende straf.
Het verslag wordt bij gewone brief ter kennis gebracht van de veroordeelde, het openbaar ministerie en de justitieassistent.
In dit geval kan het openbaar ministerie beslissen de in de rechterlijke beslissing voorziene gevangenisstraf of geldboete uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de autonome probatiestraf die reeds door de veroordeelde is uitgevoerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/80, art. 11, 111; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-05-2016 (zie W 2014-05-08/55, art. 6, gewijzigd zichzelf bij W 2015-11-23/02, art. 13)>
De wet van 10 april 2014 Ť tot invoering van de probatie als autonome straf in het Strafwetboek en tot wijziging van het Wetboek van strafvordering en de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie (hierna : de wet van 10 april 2014) heeft in het Strafwetboek de mogelijkheid ingevoegd voor de rechter om als hoofdstraf een autonome probatiestraf op te leggen.
Artikel 37octies van het Strafwetboek, zoals ingevoegd bij artikel 8 van de wet van 10 april 2014, dat zelf is gewijzigd bij artikel 51 van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, bepaalt :
§ 1. Indien een feit van die aard is om door een politiestraf of een correctionele straf gestraft te worden, kan de rechter als hoofdstraf een autonome probatiestraf opleggen.
Een autonome probatiestraf bestaat uit de verplichting bijzondere voorwaarden na te leven gedurende een bepaalde termijn, die door de rechter overeenkomstig § 2 wordt bepaald.
De rechter voorziet, binnen de perken van de op het misdrijf gestelde straffen, alsook van de wet op grond waarvan de zaak voor hem werd gebracht, in een gevangenisstraf of in een geldboete die van toepassing kan worden ingeval de autonome probatiestraf niet wordt uitgevoerd.
De autonome probatiestraf mag niet worden uitgesproken voor de feiten :
1° die strafbaar zouden zijn met een maximumstraf van meer dan twintig jaar opsluiting als ze niet in wanbedrijven werden omgezet;
2° die bedoeld zijn in de artikelen 375 tot 377;
3° die bedoeld zijn in de artikelen 379 tot 387, indien de feiten zijn gepleegd op of met behulp van minderjarigen;
4° die bedoeld zijn in de artikelen 393 tot 397.
§ 2. De duur van de autonome probatiestraf bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste twee jaar. Een autonome probatiestraf van twaalf maanden of minder is een politiestraf. Een autonome probatiestraf van een jaar of meer is een correctionele straf.
§ 3. Indien een autonome probatiestraf door de rechter wordt overwogen, door het openbaar ministerie wordt gevorderd of door de beklaagde wordt gevraagd, licht de rechter deze laatste voor de sluiting van de debatten in over de draagwijdte van een dergelijke straf en hoort hij hem in zijn opmerkingen. De rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers.
De rechter kan de autonome probatiestraf slechts uitspreken als de beklaagde op de terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd is en nadat hij, hetzij in persoon, hetzij via zijn raadsman, zijn instemming heeft gegeven.De rechter die weigert een door het openbaar ministerie gevorderde of door de beklaagde gevraagde autonome probatiestraf uit te spreken, moet zijn beslissing met redenen omkleden.
§ 4. De rechter bepaalt de duur van de autonome probatiestraf en geeft aanwijzingen omtrent de invulling van de autonome probatiestraf.
§ 5. De overlegstructuren op federaal en lokaal niveau inzake de toepassing van de werkstraf en de autonome probatiestraf functioneren overeenkomstig de bepalingen van artikel 37sexies, § 4
Wanneer de rechter, ten aanzien van een feit dat van dien aard is dat het een politiestraf of een correctionele straf met zich meebrengt, met uitsluiting van de in artikel 37octies, § 1, vierde lid, van het Strafwetboek bedoelde feiten, beslist om tot een autonome probatiestraf te veroordelen, vormt die straf de hoofdstraf, namelijk de verplichting om bijzondere voorwaarden na te leven gedurende een door de rechter bepaalde termijn die niet minder dan zes maanden, noch meer dan twee jaar mag bedragen. De beklaagde dient in te stemmen met de probatiestraf.
Die autonome probatiestraf gaat gepaard met een gevangenisstraf of met een geldboete, als vervangende straf, indien de probatiestraf niet wordt uitgevoerd.
De veroordeelde tot een autonome probatiestraf wordt onderworpen aan een justitiële begeleiding die wordt uitgeoefend door een justitieassistent van de Dienst Justitiehuizen van de Federale Overheidsdienst Justitie van het gerechtelijk arrondissement van zijn verblijfplaats, en op de tenuitvoerlegging van de autonome probatiestraf wordt toegezien door de probatiecommissie van de verblijfplaats van de veroordeelde waaraan de justitieassistent rapporteert (artikel 37novies, § 1, van het Strafwetboek).
De probatiecommissie kan de concrete invulling van de autonome probatiestraf geheel of ten dele opschorten, nader omschrijven of aanpassen aan de omstandigheden, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van het openbaar ministerie, hetzij op verzoek van de veroordeelde; zij kan de probatietermijn ook eenmaal verlengen met maximaal een jaar zodat de veroordeelde aan de voorwaarde kan voldoen (artikel 37decies, § 1, eerste lid, van het Strafwetboek). Indien de probatiecommissie van oordeel is dat de autonome probatiestraf ten uitvoer is gelegd, kan zij beslissen dat die een einde neemt, zelfs als de door de rechter bepaalde termijn nog niet is verstreken (artikel 37decies, § 1, derde lid, van het Strafwetboek).
Indien de autonome probatiestraf niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, bepaalt artikel 37undecies van het Strafwetboek, zoals ingevoegd bij artikel 11 van de wet van 10 april 2014 :Ť Ingeval de autonome probatiestraf niet of slechts gedeeltelijk wordt uitgevoerd, meldt de justitieassistent dit onverwijld aan de probatiecommissie.
Meer dan tien dagen voor de datum die werd vastgesteld om de zaak te behandelen, roept de commissie de veroordeelde op bij aangetekende zending of op een door de Koning te bepalen elektronische wijze en stelt ze zijn raadsman ervan in kennis. Het dossier van de commissie wordt gedurende vijf dagen ter beschikking gesteld van de veroordeelde en van zijn eventuele raadsman.
De commissie, die zitting houdt zonder dat het openbaar ministerie daarbij aanwezig is, stelt een met redenen omkleed verslag op met het oog op de toepassing van de vervangende straf.
Het verslag wordt bij gewone brief ter kennis gebracht van de veroordeelde, het openbaar ministerie en de justitieassistent.In dit geval kan het openbaar ministerie beslissen de in de rechterlijke beslissing voorziene gevangenisstraf of geldboete uit te voeren, waarbij rekening wordt gehouden met de autonome probatiestraf die reeds door de veroordeelde is uitgevoerd
Uit die bepaling vloeit voort dat het openbaar ministerie, indien het, ingeval de autonome probatiestraf niet wordt uitgevoerd, beslist om de vervangende gevangenisstraf of geldboete uit te voeren, rekening houdt met de autonome probatiestraf die door de veroordeelde reeds is uitgevoerd.
Wat de maatregel betreft indien de autonome probatiestraf niet wordt uitgevoerd, wordt in de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 april 2014 uiteengezet :Als de rechter een probatie uitspreekt, stelt hij binnen de perken van de wet een gevangenisstraf of een geldboete vast die van toepassing kan worden ingeval de probatie niet wordt uitgevoerd. [...]
Deze voorwaarde staat er borg voor dat de veroordeelde zijn autonome probatiestraf naar behoren zal uitvoeren, wat de magistraten ertoe zou moeten aanzetten gebruik te maken van de voorgestelde regeling ť (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/001, p. 9).Ť Indien niet aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan, brengt de justitieassistent dat onverwijld ter kennis van de probatiecommissie.
De probatiecommissie hoort de veroordeelde en beslist dan, naargelang het geval, een beknopt of met redenen omkleed verslag over te maken aan het openbaar ministerie met het oog op de toepassing van de vervangende straf. In dit geval kan het openbaar ministerie beslissen de vervangende straf uit te voeren, rekening houdend met de autonome probatiestraf die reeds door de veroordeelde is uitgevoerd.
In antwoord op de vraag van de Raad van State waarom in het ontworpen artikel 37novies, tweede lid, wordt bepaald dat de probatiecommissie een beknopt of met redenen omkleed verslag opstelt kan het volgende worden gesteld :De probatiecommissie stelt dergelijk verslag op teneinde aan het openbaar ministerie informatie te geven die dienstig kan zijn met het oog op het beslissen tot gehele of gedeeltelijke uitvoering van de vervangende straf.
Dit verslag kan beknopt zijn, bijvoorbeeld indien er weinig of geen elementen zijn om de niet-uitvoering van de straf te verklaren (bijvoorbeeld geen reactie van de betrokkene) maar er kunnen ook elementen zijn die verklaren waarom bijvoorbeeld slechts een gedeelte van de autonome probatiestraf ten uitvoer werd gelegd (bijvoorbeeld ziekte van de betrokkene) en die aldus dienstig zijn voor het openbaar ministerie om rekening mee te houden bij de beslissing over de uitvoering van het gedeelte van de vervangende straf.In antwoord op de opmerking van de Raad van State dat voorliggend wetsontwerp geen omzettingsregel voorziet ingeval van niet naleving van de voorwaarden, kan worden gesteld dat dit aan de appreciatie van het openbaar ministerie wordt overgelaten, net zoals het systeem van de werkstraf.
Hoewel de Raad van State dit laatste ook becommentarieert, past het ontwerp dit niet aan. Het systeem werkt in het kader van de werkstraf en zal als dusdanig ook werken in het kader van de probatie als autonome straf. Het openbaar ministerie kan in elke zaak aldus de omstandigheden van niet uitvoering evalueren en in kaart brengen om aldus op een beredeneerde wijze het gedeelte van de vervangende straf dat moet worden uitgevoerd te bepalen, en is daarbij alleszins gebonden door de grenzen aangegeven door de bodemrechter ť (ibid., p. 17).Daarenboven heeft de minister van Justitie zich aangesloten bij de interpretatie volgens welke ' rekening houden ' met de al uitgevoerde probatiestraf niet impliceert dat ze automatisch zal worden afgetrokken ť (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/005, p. 47).
In de omzendbrief van het College van procureurs-generaal COL nr. 18/2016 van 23 juni 2016 zijn richtlijnen uitgewerkt over de wijze waarop rekening wordt gehouden ť met de reeds uitgevoerde probatiestraf, door een onderscheid te maken naargelang de niet-uitvoering of de slechte uitvoering al dan niet te wijten is aan de betrokkene zelf. Bij een slechte uitvoering die te wijten is aan de betrokkene, wordt met de duur van de probatie en niet met het aantal uren opleiding of behandeling [gerekend] ť; vervolgens dient Ť bekeken welk gedeelte redelijkerwijze werd uitgevoerd (wachttijd of tijd voor opstarten van behandeling mag afgetrokken worden.
Er wordt eveneens rekening gehouden met de manifeste onwil van de veroordeelde om mee te werken) ť (omzendbrief COL nr. 18/2016, pp. 29-30).In dat verband werd beklemtoond :Ť Uit de parlementaire voorbereiding blijkt duidelijk dat ' rekening houden met de al uitgevoerde probatiestraf ' NIET impliceert dat ze automatisch zal worden afgetrokken.
Er wordt een beoordelingsbevoegdheid gelaten, die ook in aanmerking zal nemen hoe de probatie is verlopen ť (omzendbrief COL nr. 18/2016, p. 30).B.5. In de prejudiciële vraag wordt verzocht de situatie van veroordeelde personen te vergelijken wat betreft de sanctie voor het niet naleven van de probatievoorwaarden waarin is voorzien in het kader van een maatregel van probatie-uitstel, enerzijds, en in het kader van een autonome probatiestraf, anderzijds : ten aanzien van de eerste categorie van veroordeelden zal de rechter die het probatie-uitstel herroept, geen rekening kunnen houden met de periode tijdens welke de veroordeelde de modaliteiten van het probatie-uitstel in acht heeft genomen, zodat de hoofdgevangenisstraf waarmee het probatie-uitstel gepaard gaat, in haar geheel zal moeten worden uitgevoerd, terwijl ten aanzien van de tweede categorie van veroordeelden, het openbaar ministerie dat de vervangende gevangenisstraf van een autonome probatiestraf ten uitvoer legt, rekening zal moeten houden met de autonome probatiestraf die door de veroordeelde reeds is uitgevoerd.
In tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad aanvoert, zijn de categorieën van personen waartussen het voormelde verschil in behandeling bestaat, vergelijkbaar omdat het in beide gevallen gaat om personen die het voorwerp uitmaken van maatregelen of straffen waarvan bepaalde modaliteiten nader dienen te worden bepaald.
In zijn verwijzingsbeslissing heeft het Hof van Cassatie trouwens de gelijkenissen tussen beide rechtsfiguren ť onderstreept :
Net zoals de autonome probatiestraf, impliceert het probatie-uitstel dat de veroordeelde verplicht is om tijdens de proeftermijn bijzondere voorwaarden na te leven. De betrokkene maakt ook het voorwerp uit van sociale begeleiding door een justitieassistent en zoals voor de probatiestraf wordt de uitvoering van de probatiemaatregelen gecontroleerd door de probatiecommissie ť (Cass., 28 juni 2017, P.17.0158.F).B.7.1.
Het probatie-uitstel en de probatie als autonome straf dragen bij tot eenzelfde doelstelling van individualisering van de straffen, teneinde de rechter de keuze te laten wat de strengheid van de straf betreft en te beslissen over de straf die het meest is aangepast aan de omstandigheden en de persoonlijkheid van de delinquent.
De autonome probatiestraf past ook in het kader van de doelstelling van de uitbreiding van het palet van straffen als alternatief voor de vrijheidsberoving door gevangenisstraf die erin bestaat het risico van recidive te verminderen en de reclassering en de maatschappelijke re-integratie mogelijk te maken door een zo groot mogelijke individualisering van de straf ť (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/001, p. 14).In de memorie van toelichting bij de wet van 10 april 2014 wordt in dat verband vermeld :Ť De invoering van de probatie als een autonome straf is geen nieuw idee maar werd reeds naar voor geschoven in het eindrapport van de Commissie ' Strafuitvoeringsrechtbanken, externe rechtspositie van gedetineerden en straftoemeting ', beter bekend onder haar kortere naam ' Commissie Holsters ', naar de voorzitter de Heer Denis Holsters, erevoorzitter bij het Hof van Cassatie.
De subcommissie ' Straftoemeting ' formuleerde een aantal pistes om de straftoemeting te diversifiëren omdat zij van oordeel was dat de strafrechter een gediversifieerd palet van verschillende straffen ter beschikking moet krijgen waaruit hij, binnen de regels van de straftoemeting, de meest gepaste straf kan kiezen.
De subcommissie Straftoemeting was zich bewust dat dergelijk uitgangspunt voor kritiek vatbaar was daar een dergelijke optie de straftoemeting nog disparater zou kunnen maken.
De Subcommissie Straftoemeting stelde echter dat het streven naar een geďndividualiseerde en gepaste straf een gedifferentieerd sanctiepalet onontbeerlijk maakt en stelde een differentiatie voor van het straffenpalet door invoering van de volgende straffen: de schuldigverklaring, de probatie en de bijzondere inbeslagneming als autonome straf en de opgelegde behandeling.Zoals uit het Regeerakkoord duidelijk blijkt, wordt de door de Subcommissie Straftoemeting aangegeven piste van streven naar een gedifferentieerd sanctiepalet verder gevolgd.De invoering van de probatie als een autonome straf in het Strafwetboek is daar een duidelijke aanzet toe.
De oorspronkelijke doelstelling van de probatie, het bijdragen tot de sociale re-integratie en aldus ook bijdragen tot de bestrijding van recidive, blijft behouden. Het uitbreiden van de mogelijkheden tot een meer geïndividualiseerde straftoemeting past volledig in dit opzet .
Eveneens werd verklaard : De plaats van de autonome probatiestraf in de hiërarchie van de straffen moet ook duidelijk zijn, aangezien het om een lichtere straf gaat dan een werkstraf.[...]Een en ander leidt aldus tot een grotere mogelijkheid van individualisering en tot een duidelijker wettelijk kader ť
Een autonome probatiestraf bestaat uit de naleving van bijzondere voorwaarden gedurende een bepaalde termijn, die door de rechter overeenkomstig § 2 wordt bepaald. Die voorwaarden zijn specifiek omdat zij niet eens en voor altijd zijn bepaald in een vonnis, maar enkel worden gekaderd in een algemeen voorwaardelijk beschikkend gedeelte gericht op de behandeling van een specifiek probleem, dat eventueel is omschreven door de feitenrechter (bijvoorbeeld een drugsverslaving, bekommernis inzake geweldbeheersing,...), zulks met het oogmerk recidive te voorkomen [...], voorziet de probatiestraf in een begeleidingsduur, maar in geen enkele concrete aanwijzing over de aard van de maatregelen die zullen worden uitgevoerd, behalve de aanwijzing van de algemene doelstelling die kan worden omschreven door de feitenrechter.
Het gaat hier om de werkelijke wil de situatie te laten evolueren en zich op die wijze zo goed mogelijk aan te passen aan de realiteit van de veroordeelde teneinde recidive te voorkomen ť (ibid., p. 14).In het verslag wordt ook vermeld :Ť Het ter bespreking voorliggende wetsontwerp handhaaft de oorspronkelijke doelstelling van de probatie zoals ingevoerd bij de wet van 1964, meer bepaald bijdragen tot de sociale re-integratie en recidive bestrijden. Nieuw is dat het wetsontwerp onderstreept dat de probatie inhoudelijk moet zijn afgestemd op het psychosociale probleem dat aan het misdadig gedrag ten grondslag ligt, en inhoudt dat de pleger van de feiten ten volle meewerkt aan de uitwerking van de te bepalen nadere uitvoeringsvoorwaarden ť (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/005, p. 6).
Het instellen van nieuwe maatregelen tot individualisering van de straffen, zoals de autonome probatiestraf, met een specifieke regeling, betekent niet dat alle andere maatregelen tot individualisering van de straffen aan een analoge regeling moeten worden onderworpen.
De doelstelling die erin bestaat het palet van sancties te diversifiëren nodigt integendeel ertoe uit dat de maatregelen tot individualisering van de straffen hun eigen specifieke regels volgen, voor zover die regels redelijk verantwoord zijn ten aanzien van het doel en de gevolgen van elke maatregel.
Wanneer de autonome probatiestraf in het Strafwetboek is ingevoegd bij de wet van 10 april 2014 heeft de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt :Probatievoorwaarden zijn, al zijn ze gekoppeld aan een straf (met uitstel), of aan de opschorting ervan, zelf geen straffen, maar worden gekwalificeerd als behandelingsmethodes, waarbij de finaliteit van hulpverlening primeert. Zij kunnen worden opgelegd in de gevallen waarin de delinquent een reële behoefte heeft aan begeleiding, terwijl een controle op de naleving van de voorwaarden noodzakelijk kan worden geacht opdat hij een normconform bestaan zou kunnen leiden.
Wat voorafgaat doet de vraag rijzen of het, zeker in de gevallen dat de probatievoorwaarden opleiding, behandeling en begeleiding inhouden, consistent is dat de probatie tegelijk als een straf wordt ingevoerd én als maatregel met een begeleidend karakter behouden blijft die wordt gekoppeld aan de opschorting of het uitstel van de straf. Eenzelfde maatregel kan bezwaarlijk nu eens wel, en dan weer niet een straf uitmaken.
Bovendien moet erop worden gewezen dat na de invoering van de werkstraf als autonome straf bij de wet van 17 april 2002 ' tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken ' het niet langer mogelijk werd geacht de dienstverlening als probatievoorwaarde aan de opschorting of het uitstel van de straf te verbinden.Zo men toch de optie behoudt om probatie als autonome reactiemodaliteit op een misdrijf mogelijk te maken, naast het opleggen van probatievoorwaarden in het raam van de opschorting of het uitstel, dient te worden in overweging genomen de probatie als maatregel sui generis in te voeren in de plaats van als straf.
Dat zou meer overeenkomen met de eigenlijke aard van de probatie en zou overigens ook het optreden van de probatiecommissie meer aannemelijk maken, terwijl zo effectief een nieuwe straf zou worden ingevoerd, het logischer zou zijn de strafuitvoeringsrechtbank bij de uitvoering ervan te betrekken (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/001, p. 31)
Op die opmerking werd geantwoord :Ť Hoewel de Subcommissie Straftoemeting voorstelde om de link tussen probatie en de opschorting van de uitspraak van de veroordeling en het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf niet te behouden, behoudt voorliggend wetsontwerp deze mogelijkheid wel.Het is in eerste instantie inderdaad de opzet om de probatie in te voeren als autonome straf teneinde de magistraten de mogelijkheid te geven hun uitspraak nog meer te individualiseren. Het zal slechts in tweede instantie nuttig zijn te onderzoeken welke impact de invoering van deze nieuwe straf heeft op de andere straffen, waaronder de opschorting van de uitspraak en het uitstel. Laatstgenoemde modaliteiten kunnen worden gewijzigd of opgeheven als blijkt dat zij inderdaad vervallen zijn.
De Raad van State stelt in [zijn] advies de vraag naar de consistentie tussen het behoud van de beide systemen.
De hieronder aangehaalde argumenten volstonden niet om de Raad van State te overtuigen van het belang van het behoud van de beide systemen. In elk geval, zoals hierboven aangehaald, lijkt het wenselijk om in een eerste fase de beide systemen naast elkaar te laten bestaan zodat na verloop van tijd kan worden geëvalueerd welke aanpassingen mogelijkerwijze nodig zijn om deze verder op elkaar af te stemmen en indien nodig verder te verfijnen zodat de straftoemeting op een zo geïndividualiseerd mogelijke manier kan plaatsvinden.
De beslissing om de gewone opschorting en de probatieopschorting zonder meer op te heffen zou trouwens hebben geleid tot problemen die niet kunnen worden verholpen door de probatie die bij deze wordt ingevoerd. De raadkamer maakt geregeld gebruik van de opschorting in de gevallen waarin een veroordeling schadelijke gevolgen zou hebben, zowel inzake de openbaarheid van de debatten als inzake de kansen op reclassering van de verdachte.
De invoering van de autonome probatiestraf biedt evenwel niet de mogelijkheid die opportuniteiten te vervangen, die moeten worden behouden. In bepaalde gevallen, inzonderheid inzake verkeer, bieden de gewone opschorting en de probatieopschorting evenwel de mogelijkheid op afdoende wijze te reageren op het misdrijf zonder dat een straf moet worden uitgesproken.
Ter zake kan het voorbeeld worden aangehaald van de verplichte opleidingen inzake verkeer die een aanzienlijk aandeel van de thans uitgesproken opschortingen uitmaken.
Ook het behoud van een mogelijkheid tot probatieuitstel was noodzakelijk teneinde de magistraten de mogelijkheid te bieden inzonderheid gebruik te maken van gedeeltelijk uitstel gecombineerd met een gevangenisstraf of een werkstraf, steeds met het oog op de individualisering van de straf.
Overigens, de wet van 1964 werd onlangs nog gewijzigd (27 december 2012) inzake wegverkeer en op verzoek van de magistraten, zodat de cumulatie van volledig uitstel met een boete, samen met een opleiding, mogelijk wordt.Het is evenwel ook belangrijk te voorzien in een specifieke mogelijkheid voor de delinquenten die geen recht meer hebben op uitstel gelet op hun gerechtelijke antecedenten, want thans is de werkstraf de enige straf waarover de magistraten in dergelijke gevallen beschikken. Vaak is deze straf evenwel niet gepast voor problemen als drugsverslaving en slecht omgaan met agressiviteit. Door deze autonome probatiestraf kan aan die delinquenten een andere mogelijkheid worden voorgesteld dan de gevangenis, waarbij hen een daadwerkelijke, snelle en gerichte probatiebegeleiding wordt geboden, waardoor de reclassering wordt vergemakkelijkt en recidive wordt voorkomen ť (ibid., pp. 4-6).In het verslag wordt eveneens vermeld.
Nochtans lijkt het de minister wenselijk om in een eerste fase de beide systemen naast elkaar te laten bestaan zodat na verloop van tijd kan worden geëvalueerd welke aanpassingen mogelijkerwijze nodig zijn om beide systemen verder op elkaar af te stemmen en indien nodig te verfijnen zodat de straftoemeting op een zo geďndividualiseerd mogelijke manier kan plaatsvinden.
De beslissing om de door de probatiewet geboden mogelijkheid op te heffen, zou trouwens leiden tot problemen die niet kunnen worden verholpen door de probatie als autonome straf.
De minister geeft hieromtrent de volgende opsomming :
De mogelijkheid voor de raadkamer om een opschorting van de uitspraak uit te spreken in gevallen waarin een veroordeling schadelijke gevolgen zou hebben, zowel inzake de openbaarheid van de debatten als inzake de kansen op reclassering van de verdachte;- In bepaalde gevallen, inzonderheid inzake verkeer, bieden de gewone opschorting en de probatieopschorting de mogelijkheid om op een afdoende wijze te reageren op het misdrijf zonder dat er een straf moet worden uitgesproken, zoals bijvoorbeeld de verplichte opleidingen inzake verkeer die een aanzienlijk aandeel van de thans uitgesproken opschortingen uitmaken;
De mogelijkheid om gebruik te maken van gedeeltelijk uitstel gecombineerd met een gevangenisstraf of een werkstraf, steeds met het oog op de individualisering van de straf.
De minister merkt ook op dat de wet van 1964 recentelijk werd gewijzigd inzake wegverkeer en dit op verzoek van de magistraten, zodat de cumulatie van volledig uitstel met een boete, samen met een opleiding, mogelijk wordt.Daarnaast is het echter belangrijk te voorzien in een mogelijkheid tot individualisering van de straftoemeting voor deze personen die geen recht meer hebben op uitstel gelet op hun gerechtelijke antecedenten. In het huidige straftoemetingskader is de werkstraf de enige straf waartoe een toevlucht kan worden gezocht ingeval een gevangenisstraf niet gepast wordt geacht.
Vaak echter is, wanneer onderliggende problemen zoals drugsverslaving of agressiebeheersing een rol spelen in het delinquente gedrag, de werkstraf niet de gepaste straf. Door de invoering van de autonome probatiestraf kan aan deze personen een andere straf worden opgelegd dan een gevangenisstraf. Een straf die zinvoller is aangezien hen een daadwerkelijke en gerichte probatiebegeleiding kan worden geboden, en aldus kan worden bijgedragen tot de re-integratie van deze personen en tot de voorkoming van recidive.
Dit wetsontwerp heeft de invoering van de probatiestraf mutatis mutandis geënt op de bepalingen inzake de werkstraf.
Deze laatste, ingevoerd in 2002, heeft doorheen de jaren zijn rol in de straftoemeting bevestigd en waargemaakt. Het wetsontwerp maakt ook van de gelegenheid gebruik om een aantal kleine technische aanpassingen aan de werkstraf voor te stellen. De autonome probatiestraf wordt uitgesproken door de feitenrechter en de verdere concrete invulling ervan zal plaatsvinden op een geďndividualiseerde wijze door de justitieassistent onder het toeziend oog van de probatiecommissie. De betrokkene wordt onderworpen aan een justitiële begeleiding van de justitieassistent.
De probatiecommissie zal instaan voor het algemene beheer van de autonome probatiestraf. De minister benadrukt dat dit wetsontwerp in het verlengde ligt van de filosofie die zij in het kader van de strafuitvoering verder wenst te ontwikkelen, met name het creëren van een gedifferentieerd straffenpalet opdat straffen op maat kunnen worden opgelegd ť (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3274/005, pp. 7-8).
Hoewel het probatie-uitstel en de autonome probatiestraf, zoals het Hof van Cassatie in zijn verwijzingsbeslissing onderstreept, rechtsfiguren zijn die verscheidene gelijkenissen vertonen, met name ten aanzien van de doelstelling die zij nastreven en ten aanzien van het feit dat zij elk de naleving van voorwaarden gedurende een bepaalde termijn opleggen, blijkt dat zij zich niettemin onderscheiden in het toepassingsgebied, de logica en de tenuitvoerlegging ervan.
De mogelijkheid om probatie-uitstel toe te kennen wordt bepaald door de door het vonnisgerecht uitgesproken gevangenisstraf en de antecedenten van de veroordeelde (artikel 8 van de wet van 29 juni 1964), terwijl de mogelijkheid om een autonome probatiestraf uit te spreken afhangt van de aard van het misdrijf (artikel 37octies, § 1, eerste lid, van het Strafwetboek).
De duur van het uitstel mag niet minder dan een jaar en, in beginsel, niet meer dan vijf jaar bedragen (artikel 8, § 1, zesde en zevende lid, van de wet van 29 juni 1964). De duur van de autonome probatiestraf bedraagt minstens zes maanden en ten hoogste twee jaar (artikel 37octies, § 2, van het Strafwetboek).
Krachtens artikel 37octies, § 1, derde lid, van het Strafwetboek voorziet de rechter, wanneer hij een probatiestraf als hoofdstraf oplegt, in een gevangenisstraf of in een geldboete die in ondergeschikte orde van toepassing is ingeval de probatiestraf niet wordt uitgevoerd. In dat opzicht verschilt die situatie van die van het probatie-uitstel. Wanneer de rechter het probatie-uitstel gelast, schort hij de tenuitvoerlegging van de hoofdgevangenisstraf geheel of ten dele op, mits de veroordeelde zich ertoe verbindt alle probatievoorwaarden waarin hij voorziet, na te leven; die voorwaarden moeten tezamen vervuld zijn (Cass., 6 oktober 2004, P.04.0919.F) en de duur van de proeftermijn die de rechter vastlegt, vormt een van die voorwaarden.
De gevangenisstraf kan pas ten uitvoer worden gelegd na de herroeping van het probatie-uitstel door de rechtbank van eerste aanleg.De herziening, indien daartoe door de rechter wordt besloten, heeft tot gevolg dat de gevangenisstraf waarop het uitstel betrekking heeft in haar geheel moet worden uitgevoerd.
Dat gevolg vloeit voort uit de aard van het probatie-uitstel, dat de uitvoering van een straf raakt, waarbij het gebaseerd is op de verbintenis van de veroordeelde om gedurende heel de proeftermijn alle probatievoorwaarden na te leven. Dat is niet het geval bij de niet-uitvoering van een autonome probatiestraf, die een hoofdstraf vormt waarvan de uitvoering door de probatiecommissie wordt gecontroleerd. Indien de probatiecommissie van mening is dat de voorwaarden voor de autonome probatie niet zijn vervuld, zal zij een verslag opstellen op basis waarvan het openbaar ministerie kan beslissen de vervangende straf uit te voeren, waarbij het, luidens artikel 37undecies van het Strafwetboek, rekening dient te houden met de probatiestraf die reeds door de veroordeelde is uitgevoerd. Het feit dat bij de tenuitvoerlegging van de vervangende straf rekening wordt gehouden met de reeds uitgevoerde probatiestraf, vloeit voort uit de omstandigheid dat de autonome probatie op zichzelf de hoofdstraf vormt waartoe de betrokkene is veroordeeld.
Rekening houdend met die verschillen tussen het probatie-uitstel en de autonome probatiestraf, vermocht de wetgever, zonder het gelijkheidsbeginsel te schenden, te voorzien in verschillende modaliteiten ingeval de probatievoorwaarden niet worden nageleefd. De mogelijkheid voor de rechter om te beslissen tot een maatregel van probatie-uitstel of tot een autonome probatiestraf, met als gevolg de toepassing van de regeling die eigen is aan elk van die maatregelen, stemt trouwens overeen met de doelstelling van de wetgever om de straffen te individualiseren en het straffenpalet te diversifiëren.
Voor het overige heeft de maatregel geen onevenredige gevolgen. De rechter die zich dient uit te spreken over de herroeping van het probatie-uitstel wegens niet-naleving van de probatievoorwaarden beschikt immers over de bevoegdheid om te beoordelen of het probatie-uitstel dient te worden herroepen, met als gevolg dat de straf waarop het uitstel betrekking heeft, ten uitvoer zal worden gelegd. Wanneer de voorwaarden van het uitstel niet worden nageleefd, kan de rechter beslissen dat het probatie-uitstel moet worden herroepen, maar hij kan ook beslissen het niet te herroepen en, indien daartoe reden bestaat, nieuwe voorwaarden eraan te verbinden. De rechter heeft bijgevolg verschillende mogelijkheden wanneer hij uitspraak moet doen over een vordering tot herroeping van een probatie-uitstel.
Toepassingsvoorbeeld
Een autonome probatiestraf kan aangewezen zijn omwille van de psychiatrische problematiek en een regelmatig de kop opstekende verslaving aan verdovende middelen in hoofde van de beklaagde.