Uittreksel uit het NBW
Paragraaf 3. Bekwaamheid van de contracterende partijen
Art. 5.40. Beginsel
Elke persoon kan contracten aangaan, indien hij daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard.
Art. 5.41. Uitzonderingen op de bekwaamheid tot contracteren
Onbekwaam om contracten aan te gaan zijn:
1° minderjarigen;
2° krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek beschermde personen binnen de perken van de beslissing van de bevoegde vrederechter;
3° personen aan wie de wet het aangaan van bepaalde contracten verbiedt.
Art. 5.42. Gevolgen van de onbekwaamheid
Tenzij de wet anders bepaalt, leidt onbekwaamheid om te contracteren tot de relatieve nietigheid.
Art. 5.43. Benadeling van de minderjarige
Benadeling is een relatieve nietigheidsgrond ten voordele van de niet-ontvoogde minderjarige, voor alle soorten van contracten en ten voordele van de ontvoogde minderjarige, voor alle contracten die de grenzen van zijn bekwaamheid te buiten gaan.
Benadeling kan niet worden ingeroepen:
1° indien zij enkel het gevolg is van een toevallige en onvoorziene gebeurtenis;
2° betreffende overeenkomsten in de huwelijksovereenkomst van de minderjarige vervat, wanneer die zijn aangegaan met de bijstand van zijn ouders, één van hen, of bij ontstentenis daarvan, met de machtiging van de familierechtbank.
Art. 5.44. Verklaring van meerderjarigheid
De enkele verklaring van de minderjarige dat hij meerderjarig is, verhindert de nietigheid niet.
Art. 5.45. Naleving van vormvereisten
Wanneer de vormvereisten die ten aanzien van minderjarigen worden opgelegd, hetzij voor de vervreemding van onroerende goederen, hetzij bij de verdeling van een nalatenschap, nageleefd zijn, worden de minderjarigen, met betrekking tot die handelingen, beschouwd alsof zij die verricht hadden na hun meerderjarigheid.
Uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek
Artikel 1123
Een ieder kan contracten aangaan, indien hij daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard.
Art. 1124. Onbekwaam om contracten aan te gaan zijn : minderjarigen, krachtens artikel 492/1 beschermde personen en, in het algemeen, al degenen aan wie de wet het aangaan van bepaalde contracten verbiedt.
Art. 1125. Minderjarigen en personen beschermd krachtens artikel 492/1 kunnen slechts in de bij de wet bepaalde gevallen tegen hun verbintenissen opkomen op grond van onbekwaamheid. Personen die bekwaam zijn om verbintenissen aan te gaan, kunnen zich niet beroepen op de onbekwaamheid van de minderjarige of de de persoon beschermd krachtens artikel 492/1 , met wie zij een contract hebben aangegaan.
Art. 1304.In alle gevallen waarin de rechtsvordering tot nietigverklaring of tot vernietiging van een overeenkomst niet door een bijzondere wet tot een kortere tijd is beperkt, duurt deze rechtsvordering tien jaren. In geval van geweld begint deze tijd eerst te lopen van de dag waarop dit heeft opgehouden en, in geval van dwaling of van bedrog, van de dag waarop deze zijn ontdekt. Ten aanzien van handelingen van minderjarigen loopt de tijd pas vanaf de dag van de meerderjarigheid.
Art. 1305. Eenvoudige benadeling levert grond op voor vernietiging ten voordele van de niet ontvoogde minderjarige, wat betreft alle soorten van overeenkomsten; en ten voordele van de ontvoogde minderjarige, wat betreft alle overeenkomsten die de grenzen van zijn bekwaamheid te buiten gaan, zoals deze bepaald is in de titel Minderjarigheid, voogdij en ontvoogding.
Art. 1306. De minderjarige kan niet in zijn recht hersteld worden uit hoofde van benadeling, wanneer deze enkel het gevolg is van een toevallige en onvoorziene gebeurtenis.
Art. 1312. Wanneer minderjarigen ... , als zodanig, worden toegelaten tot herstel in hun recht tegen hun verbintenissen, kan hetgeen ten gevolge van die verbintenissen is betaald tijdens de minderjarigheid ... , van hen niet worden teruggevorderd, tenzij bewezen is dat het betaalde tot hun voordeel gestrekt heeft.