kortgeding beschikking steeds uitvoerbaar bij voorraad
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Art. 1039. De beschikkingen in kort geding brengen geen nadeel toe aan de zaak zelf; zij zijn uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande verzet of hoger beroep en, zonder borgtocht indien de rechter niet heeft bevolen dat er een wordt gesteld.
Indien de partij die verstek laat gaan verzet doet tegen de beschikking, kan haar hoger beroep tegen de beschikking bij verstek, niet worden toegelaten.
Let wel
Bij voorraad» («par provision») betekent historisch gezien «bij wijze van voorschot». Het voorlopig karakter van de uitspraak in kort geding duidt aan dat deze gevolgd kan worden door een andere uitspraak die een definitieve beslechting van het bodemgeschil inhoudt.
De voorzitter kan slechts uitspraak doen bij voorraad, zonder nadeel toe te brengen aan de zaak zelf. Dit betekent onder meer zeggen dat het gevraagde van voorlopige aard moet zijn. De rechter in kort geding moet er bij het opleggen van een maatregel rekening mee houden dat de bodemrechter later anders kan oordelen over de rechten van de partijen. Daarom wordt vereist dat de maatregel opgelegd in kort geding een later bodemgeding niet zinloos mag maken.
In beginsel mag de voorzitter geen onomkeerbare maatregelen opleggen, en hij moet vermijden een voldongen feit te creëren. Het Hof van Cassatie vereist dat de rechter geen maatregelen neemt waardoor de rechten van partijen op een definitieve en onherroepelijke wijze worden aangetast. De rechter moet er zich voor hoeden een maatregel te nemen waardoor aan een eventueel later bodemgeschil elk nut wordt ontnomen.
Afhankelijk van de spoedeisende omstandigheden en de schijn van de onderliggende rechtsverhouding, kan de rechter in kort geding een veroordeling uitspreken om iets te doen, iets te laten of om een bepaalde provisie te betalen. Een louter declaratoire of constitutieve uitspraak, zoals de nietigverklaring van een contract of een echtscheiding, is daarentegen niet toegestaan in kort geding. Een dergelijke uitspraak beantwoordt in geen geval aan het vereiste van een uitspraak bij voorraad (zie o.m.: S. Beernaert, «Algemene principes van het civiele kort geding», RW 2001-02, 1345 e.v.).