Het domeinnaamrecht is vatbaar voor beslag. Het is immers een vermogensrecht. Het beslag volgt de regels van beslag op roerend goed in handen van de domeinnaamhouder. De domeinnaamautoriteit wordt van dit beslag op de hoogte gebracht.
Het domeinnaamrecht is niet vatbaar voor derdenbeslag.
Omdat een goed om beslagbaar zou zijn, moet het in geld waardeerbaar zijn waardoor het deel kan uitmaken van het vermogen van de debiteur. Voorts mag het geen persoonlijk karakter vertonen en mogen er geen wettelijke beperkingen op de beslagbaarheid bestaan. Een domeinnaamrecht is een exclusief recht is en enkel aan één houder kan worden toegekend, waardoor de handel in het domeinnaamrecht noodzakelijk wordt en bieders vaak bereid zijn om hiervoor enorme bedragen te betalen (zie nrs. 14 en 15). Aldus bestaat er geen twijfel over dat het domeinnaamrecht tot het vermogen van de houder behoort en in geld waardeerbaar is.
Sinds 15 oktober 2002 heeft het domeinnaamrecht een persoonlijk karakter heeft en overdraagbaar is overeenkomstig art. 6, d, Algemene Voorwaarden DNS, waardoor er geen beperking op de beslagbaarheid bestaat wegens de aard van het goed.
Er kunnen zich nog vragen stellen uit de onbeslagbaarheid op basis van art. 1408, § 1, derde lid, Ger. W. m.b.t. de volstrekt noodzakelijke beroepsgoederen die ter waarde van maximum 2500 euro niet beslagbaar zijn. Deze wettelijke onbeslagbaarheid is enkel van toepassing op natuurlijke personen en niet op vennootschappen. Bovendien kan de realisatiewaarde van een domeinnaamrecht al gauw boven het maximumbedrag liggen, zodat deze bepaling in de regel niet voor problemen kan zorgen.
Domeinnaamrecht is een intellectueel eigendomsrecht, meer bepaald een onderscheidingsteken sui generis, en kan in die hoedanigheid in navolging van recente rechtsleer als een onlichamelijk roerend goed worden gekwalificeerd naast zakelijke en persoonlijke rechten. Derhalve zijn de regels van beslag inzake onlichamelijke roerende goederen van toepassing.
Dit is evenwel niet vanzelfsprekend, daar de doctrine traditioneel «onlichamelijke roerende goederen» gelijkstelt met schuldvorderingen waarop de regels van beslag onder derden van toepassing zijn (art. 1445-1460 Ger. W.). Nochtans is derdenbeslag echter niet mogelijk op schuldvorderingen die een verbintenis om iets te doen of iets niet te doen.
Beslag op deze rechten is hoe dan ook mogelijk is, wat ook in de rechtspraak steun vindt. Zo besliste het Hof van Beroep te Gent dat «er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat ook een onlichamelijk roerend goed vatbaar is voor beslag... het heeft immers een eigen leven, onafhankelijk van de onderneming en kan dus zelfstandig worden overgedragen en geëxecuteerd» (Gent 16 maart 1993, R.W. 1993-94, 1378; T. HEREMANS, Domeinnamen: een juridische analyse, p. 41, nr. 82; T. HEREMANS en D. MUYLDERMANS, «Domeinnamen», p. 18, nr. 17).
Beslag op doeminnamen is aldus onderworpen aan de regels van beslag inzake onlichamelijke roerende goederen van toepassing.
Art. 1422 Ger. W. is eveneens van toepassing voor beslag op onlichamelijke roerende goederen, zoals een domeinnaamrecht. Voor dit beslag volstaat het weliswaar om in het verzoekschrift alleen de vermeldingen van art. 1026 Ger. W. op te nemen.
De de regels inzake bewarend en uitvoerend beslag op roerende goederen eveneens van toepassing zijn op beslag op een domeinnaamrecht (art. 1422-1428 en 1499-1528 Ger. W.).
Procedure van het beslag op domeinnaam:
1. betekening bevel inzake beslag aan de domeinnaamhouder(art. 1499 Ger. W.).
2. bekendmaking van dit bevel aan de domeinnaamautoriteit DNS (art. 10, f, g en j, Algemene Voorwaarden DNS)
3. beslaglegging door betekening van het beslagexploot aan de domeinnaamhouder (art. 1501 Ger. W.).
4. betekening van de beslaglegging aan DNS (art. 10, f, g en j, Algemene Voorwaarden DNS)
5. ten gevolge van de betekening zet DNS van dan af de domeinnaam overeenkomstig art. 3, c, Algemene Voorwaarden DNS «on hold» kan zetten tot het ogenblik van de uitwinning, waardoor de domeinnaam niet langer kan worden overgedragen of geannuleerd waardoor de uitwinning ervan gegarandeerd blijft. Ondertussen kan de domeinnaamhouder verder gebruik maken van het domeinnaamrecht.
6. de verkoop van het domeinnaamrecht, waarvan de plaats, de dag en het uur in het proces-verbaal van de beslaglegging zijn bepaald (art. 1511 Ger. W.) minstens drie werkdagen vooraf d.m.v. een aanplakbiljet op de plaats van de verkoop en anderzijds maximum tweemaal in dezelfde krant. Bij verzoekschrift, ondertekend door een advocaat of gerechtsdeurwaarder kan toestemming aan de beslagrechter worden gevraagd voor een meer uitgebreide vorm van publiciteit waardoor de verkoop op de website die betrekking heeft op de desbetreffende domeinnaam kan worden bekendgemaakt.
In dit verzoekschrift kan toestemming aan de beslarechter gevraagd tot een alternatieve plaats van verkoop – andere dan de veilingzaal van de gerechtsdeurwaarders of de dichtstbijgelegen openbare markt (art. 1522 Ger. W.) wegens de aard van het goed. Zo kan gevraagd worden aan de beslagrechter om de verkoop op het internet te kunnen laten plaatsvinden en meer bepaald volgens de stapsgewijze procedure die gehanteerd wordt inzake overdracht van een domeinnaam, weze het zonder dat een akkoord moet worden bereikt met de domeinnaamhouder, maar wel met de gerechtsdeurwaarder. (zie minnelijke verkoop zoals voorzien in art. 1526bis Ger. W).
(Jasmine MALEKZADEM, Beslag op domeinnamen. Een eerste verkenning RW 2009-2010, 1498).