Wie vruchtgebruiker of naakte eigenaar is, is niet in onverdeeldheid met de naakte eigenaar, respectievelijk de vruchtgebruiker. Vruchtgebruiker en naakte eigenaar hebben elk hun eigen rechten.
Beslag kan gelegd worden lastens de vruchtgebruiker op het vruchtgebruik, waarbij de rechten van de naakte eigenaar onverkort blijven. Er is dus geen voorafgaande vordering tot onverdeeldheid nodig of zelfs mogelijk.
Het vruchtgebruik is immers vatbaar voor overdracht en dus vatbaar voor beslag.
De koper van een beslagen vruchtgebruik zal dus zolang de vruchtgebruiker leeft het genot en de vruchten genieten van de bij beslag ingekochte goederen en zal het goed na overlijden van de vruchtgebruiker dienen terug te geven aan de naakte eigenaar.
Uitzondering wanneer een vruchtgebruik werd gevestigd ter voldoening van een onbeslagbare onderhoudsverplichting is ook het vruchtgebruik onbeslagbaar.
Op zelfde overwegingen kan beslag gelegd worden op naakte eigendom. De koper op beslag van naakte eigendom zal gedurende het leven van de vruchtgebruiker diens genot en rechten op de vruchten dienen te eerbiedigen en zal pas de volle eigendom bekomen na het overlijden van de vruchtgebruiker.
Executiemaatregelen met betrekking tot de naakte eigendom van de woning en meer precies onroerend beslag van aandelen in naakte eigendom (met gebeurlijk veiling/openbare verkoop in de lijn van art 1561 Ger.W.) kunnen als dusdanig het vruchtgebruik van de vruchtgebruiker niet fnuiken (Antwerpen 2 januari 2001, AJT 2001-02, 555)
Dit vruchtgebruik is en blijft als zakelijk recht tegenwerpbaar aan derden-schuldeisers en gebeurlijke kopers van de woning (R. Jansen en A. Michielsens, Notarieel executierecht, Antwerpen, Intersentia, 2010, 26, nr. 32). Anderzijds hebben deze derden-schuldeisers in principe (vgl. art. 1563 Ger W.) vrije keuze van uitwinning (tw “Beslag”, APR 2010, 95, nr 115).
Artikel 745quater, § 4 BW dat de inwilliging van de omzetting van het vruchtgebruik met betrekking tot de (door S.D. tot op heden bewoonde) echtelijke woning afhankelijk stelt van de toestemming van S.D, vormt geen struikelblok voor executiemaatregelen met betrekking tot de naakte eigendom van de woning (“Commentaar bij art 745quater BW”, in Comm. Erf 2008, 16-17, nr 25). Meer algemeen kan de vruchtgebruiker de executie van de naakte eigendom niet zonder meer tegenhouden (zie bv. Rb. Antwerpen 23 mei 1997, T.Not, 1998, 128, noot en Gent 19 november 2015, AR 2013/AR/1901, TBBR 2018/9, 469)
Wanneer een dading een overeenkomst om in onverdeeldheid te blijven in de zin van artikel 815, tweede lid BW inhoudt, kan zij niet langer dan voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar gelden. Hoe dan ook is dergelijke overeenkomst, gelet op artikel 815, derde lid BW, bij gebrek aan bewijs van overschrijving in de registers van de bevoegde hypotheekbewaarder vóór de overschrijving van de executiemaatregelen met betrekking tot de beslagen woning, niet tegenwerpbaar aan de beslagleggende schuldeiser (met een eigen recht in de zin van art. 1561 Ger W.; R. Dekkers en H. Casman, Handboek burgerlijk recht, IV, Huwelijksstelsels – Erfrecht – Giften, Antwerpen, Intersentia, 2010, 432433, nr 649 en Gent 19 november 2015, AR 2013/AR/1901, TBBR 2018/9, 469).