Het oude art. 25, eerste lid – betreffende het vrije bewijs in handelszaken – werd opgeheven en vervangen door art. 1348bis BW, dat op zijn beurt wordt vervangen door art. 8.11 van het nieuwe BW en in werking zal treden op 1 november 2020 (wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 «Bewijs» in dat Wetboek.
Het oude begrip bewijs in handelszaken is inmiddels vervangen door het begrip bewijs in ondernemingszaken. Aan de regel van art. 25 Wkh. werd niets veranderd, behoudens dan dat deze regel niet alleen toepasselijk is tussen en tegen handelaars maar ook tussen en tegen ondernemingen.
Vrij bewijs
Het ondernemingsrecht kent een principiële vrijheid van bewijsvoering, zonder dat er een hiërarchie bestaat tussen de verschillende bewijsmiddelen. De rechter beslist in concreto welke waarde hij aan elk concreet bewijs zonder dat het Hof van Cassatie zich over dit feitelijk oordeel mag buigen. De beoordeling van een feitelijk vermoeden wordt overgelaten aan de rechter ten gronde, die uit een bewijs aangebracht door een vermoeden de waarde van dit bewijs mag beoordelen en het gevolg dat hij hieraan wenst te geven (1353 B.W.).
Het oude art. 25 Wkh. heeft het over getuigenbewijs. De Cassatierechtspraak had deze regel uitgebreid tot andere bewijsmiddelen zoals vermoeden. Het nieuwe bewijsrecht herneemt de oude regel zoals uitgebreid (geïnterpreteerd) door het .Hof van Cassatie door in duidelijke woorden te stellen dat alle bewijsmiddelen aangewend kunnen worden tussen of tegen ondernemingen.
(On)regelmatige boekhouding
De vroegere vereiste dat een boekhouding regelmatig diende te zijn om als bewijs te gelden is ingevolge de nieuwe wet weggevallen. Aldus geldt ook de onregelmatige boekhouding als bewijs. Het al dan niet regelmatig zijn van de boekhouding heeft immers geen invloed op de bewijskwestie (memorie van toelichting bij wetsontwerp houdende invoeging van boek 8 «Bewijs» in het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-3349/001, p. 22-23).
Wat de bijzondere bewijskracht van de factuur betreft, geldt deze niet alleen meer voor het bewijs van een koopovereenkomst, maar kan de factuur voortaan het bewijs opleveren van allerhande soorten overeenkomsten (memorie van toelichting bij wetsontwerp houdende invoeging van boek 8 «Bewijs» in het nieuw Burgerlijk Wetboek, Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 54-3349/001, p. 24
Factuur als bewijs
Facturen kunnen als bewijsmiddel tussen en tegen handelaars gebruikt worden als bewijs van elke verbintenis en niet alleen voor de koop-verkoop overeenkomst
Openlegging boekhouding
De rechter kan de openlegging van de boekhouding bevelen met vrijwaring van de vertrouwelijkheid van deze stukken door de tegang tot documenten die bedrijfsgeheimen bevatten geheel of gedeeltelijk beperken tot de personen die hij aanwijst (voorbeeld een accountant en door of(een deel van) deze documenten onleesbaar laten maken.
Nieuw bewijsrecht in burgerlijke zaken vanaf 1 november 2020
Wet 13 april 2019 Nieuw Burgerlijk wetboek Bewijs
Ilse Vogelaere, Nieuwe bewijsregels in burgerlijk recht vanaf 1 november 2020, De Juristenkrant, 390 29 mei 2019, pagina 3.
Uittreksel uit de wet
Art. 8.11. Bewijs door en tegen ondernemingen
§ 1. Bewijs kan tussen ondernemingen of tegen ondernemingen, zoals omschreven in artikel I.1, eerste lid van het Wetboek economisch recht worden geleverd door alle bewijsmiddelen, behalve in de uitzonderingen die vastgesteld zijn voor bijzondere gevallen.
De in het eerste lid opgelegde regel is niet van toepassing op de ondernemingen wanneer zij willen bewijzen tegen een partij die geen onderneming is. Partijen die geen onderneming zijn en die tegen een onderneming wensen te bewijzen, kunnen alle bewijsmiddelen gebruiken.
De in het eerste lid opgelegde regel is evenmin van toepassing op natuurlijke personen die een onderneming uitoefenen ter zake van het bewijs van rechtshandelingen die kennelijk vreemd zijn aan de onderneming.
§ 2. De boekhouding van een onderneming heeft slechts een wettelijke bewijswaarde tegen een andere onderneming indien de vermeldingen in de boekhouding van de onderscheiden partijen overeenstemmend zijn. In alle andere gevallen oordeelt de rechter vrij over de bewijswaarde van de boekhouding.
De boekhouding van een onderneming levert geen wettelijke bewijswaarde op tegen personen die geen onderneming zijn.
De boekhouding van een onderneming mag worden ingeroepen tegen deze onderneming. Deze boekhouding mag niet ten nadele van die onderneming worden gesplitst, behalve wanneer ze niet op regelmatige wijze gehouden is.
§ 3. De rechter kan op verzoek of ambtshalve in de loop van een geding overlegging bevelen van het geheel of van een gedeelte van de boekhouding van een onderneming betreffende het te onderzoeken geschil. De rechter kan daarbij maatregelen opleggen om de vertrouwelijkheid van de desbetreffende stukken te vrijwaren.
§ 4. Behoudens tegenbewijs, levert een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming bewijs op van de aangevoerde rechtshandeling.
Het gebrek aan betwisting van een factuur door een persoon die geen onderneming is, kan niet worden beschouwd als een aanvaarding van die factuur, behalve wanneer deze afwezigheid van betwisting een omstandig stilzwijgen uitmaakt. De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van een factuur door een persoon die geen onderneming is, maakt een feitelijk vermoeden uit. Iedere overeenkomst die afwijkt van de regels in dit lid en afgesloten is voor het ontstaan van het geschil, is nietig.