Nieuw bewijsrecht in burgerlijke zaken vanaf 1 november 2020
Wet 13 april 2019 Nieuw Burgerlijk wetboek Bewijs
Ilse Vogelaere, Nieuwe bewijsregels in burgerlijk recht vanaf 1 november 2020, De Juristenkrant, 390 29 mei 2019, pagina 3.
Uittreksel uit de wet
Onderafdeling 2. Onderhandse akte
Art.
8.18. Wettelijke bewijswaarde van de onderhandse akte
Een onderhandse akte levert een bewijs op van de overeenkomst die erin is vervat tussen de ondertekenaars van de akte en ten aanzien van hun erfgenamen en rechtverkrijgenden.
Art.
8.19. Ontkenning van handschrift of handtekening
Tenzij de wet anders bepaalt, kan de partij tegen wie men zich erop beroept, haar handschrift of haar handtekening evenwel ontkennen. De erfgenamen of rechtverkrijgenden van een partij kunnen het handschrift of de handtekening van hun rechtsvoorganger eveneens ontkennen of verklaren dat zij dat handschrift of die handtekening niet kennen. In die gevallen moet de echtheid van het handschrift worden onderzocht, zulks overeenkomstig de artikelen 883 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.
8.20. Vereist aantal originelen voor een onderhandse akte
De onderhandse akte die een wederkerig contract vaststelt, levert slechts een bewijs op indien zij opgemaakt is in zoveel originelen als er partijen zijn die een onderscheiden belang hebben.
In elk origineel moet vermeld worden hoeveel originelen zijn opgemaakt. Hij die het contract, zelfs gedeeltelijk, heeft uitgevoerd, kan het ontbreken van een voldoende aantal originelen of van de vermelding van het aantal ervan niet inroepen.
De vereiste van meervoudige originelen wordt geacht vervuld te zijn voor de contracten in elektronische vorm wanneer het geschrift is opgemaakt overeenkomstig artikel 8.1, 1°, en het procedé iedere partij de mogelijkheid biedt over een schriftelijk exemplaar te beschikken of toegang ertoe te hebben.
Wanneer een onderhandse akte nietig is wegens niet-naleving van de regels opgelegd in de eerste twee leden van dit artikel, komt zij in aanmerking als een begin van bewijs door geschrift indien zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 8.1, 7° van dit boek.
De regels opgelegd in de eerste twee leden zijn niet van toepassing op contracten afgesloten via briefwisseling, hetzij verstuurd via de post, hetzij elektronisch.
Art.
8.21. Rechtshandeling houdende een eenzijdige verbintenis tot betalen
Ongeacht de waarde van de rechtshandeling en zonder afbreuk te doen aan de uitzonderingen bepaald in de wet, levert de eenzijdige verbintenis om een geldsom te betalen of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken te leveren enkel een bewijs op indien zij de handtekening bevat van de persoon die zich verbindt, alsmede de vermelding, door hemzelf geschreven, van de som of van de hoeveelheid voluit in letters uitgedrukt. Iedere overeenkomst die afwijkt van deze regel is nietig.
Art.
8.22. Vaste datum van de onderhandse akte
De onderhandse akte verkrijgt, ten aanzien van derden, geen vaste dagtekening dan:
1° van de dag waarop zij is geregistreerd, ofwel
2° van de dag waarop de hoofdinhoud ervan is vastgesteld in een authentieke akte, ofwel
3° van de dag waarop minstens één van de partijen de akte of de datum ervan niet langer kan wijzigen, onder meer ten gevolge van het overlijden van een van hen.
Onderafdeling 3. Onderhandse akte die mede wordt ondertekend door de advocaten van de partijen
Art.
8.23. Voorwaarden en wettelijke bewijswaarde van de onderhandse akte die mede wordt ondertekend door de advocaten van de partijen
De onderhandse akte die overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling door de advocaten wordt medeondertekend levert een volledig bewijs op van het geschrift en van de handtekening van de bij de akte betrokken partijen, zowel onderling als tegenover hun erfgenamen of rechtverkrijgenden.
De akte wordt medeondertekend door de advocaten van alle partijen, waarbij elke partij met een onderscheiden belang door een andere advocaat moet worden bijgestaan. In voorkomend geval is de valsheidsprocedure in burgerlijke zaken van toepassing op die akte.
Door de akte mede te ondertekenen, verklaart de advocaat dat hij de partij of partijen die hij bijstaat, volledig heeft ingelicht over de rechtsgevolgen van die akte. Zulks wordt in de akte vermeld.
Behoudens als een bepaling uitdrukkelijk afwijkt van dit artikel, hoeft op de door de advocaten van alle partijen medeondertekende onderhandse akte geen enkele bij wet opgelegde handgeschreven vermelding te worden aangebracht.
Tenzij op de door de advocaten van alle partijen medeondertekende akte een gekwalificeerde elektronische handtekening wordt aangebracht in de zin van artikel 3, 12° van de Verordening EU nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG, wordt die akte opgemaakt in ten minste evenveel originele exemplaren als er partijen met een verschillend belang en ondertekenende advocaten zijn.
Onderafdeling 4. Andere geschriften
Art.
8.24. Vermelding van de betaling op een akte of het dubbel ervan
De vermelding van een betaling of van een andere reden van bevrijding die door de schuldeiser wordt aangebracht op een originele akte die steeds in zijn bezit is gebleven, geldt als weerlegbaar vermoeden van bevrijding van de schuldenaar.
Hetzelfde geldt voor de vermelding die op het dubbel van een akte wordt aangebracht, mits dit dubbel in handen van de schuldenaar is.
Onderafdeling 5. Afschriften
Art.
8.25. Juridisch statuut van het afschrift
Het afschrift dat gemaakt werd door middel van een gekwalificeerde elektronische archiveringsdienst conform boek XII, titel 2, van het Wetboek van economisch recht heeft dezelfde wettelijke bewijswaarde als het onderhandse geschrift waarvan ze, behoudens bewijs van het tegendeel, verondersteld wordt een getrouwe en duurzame kopie te zijn. De overlegging van het origineel wordt niet vereist.
Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, vormt in alle andere gevallen het afschrift een feitelijk vermoeden of in voorkomend geval een begin van bewijs door geschrift wanneer de in artikel 8.1, 7° opgelegde voorwaarden vervuld zijn. Indien het origineel nog bestaat, kan de overlegging ervan altijd worden gevorderd.