uittreksel uit de deontologische codex
Afdeling III.2.4. - Het overleggen van briefwisseling tussen advocaten
Art. III.2.4.1. De briefwisseling tussen advocaten is vertrouwelijk. Zelfs indien de advocaten het eens zijn, mag zij enkel overgelegd worden met de toestemming van de stafhouder. Dat geldt zowel voor het gebruik in rechte als er buiten.
Art. III.2.4.2. Deze verliezen hun vertrouwelijk karakter, zodat ze zonder toelating van de stafhouder overgelegd mogen worden:
§ 1 elke mededeling die een akte van rechtspleging uitmaakt of vervangt;
§ 2 (oud reglement van 6 maart 1980): elke mededeling die uitdrukkelijk als niet vertrouwelijk bestempeld wordt en een eenzijdige verbintenis zonder voorbehoud inhoudt;
§ 3 elke mededeling, zonder voorbehoud en niet vertrouwelijk gedaan, ten verzoeke van een partij, om er kennis van te geven aan een andere partij, op voorwaarde dat de geadresseerde ze uitdrukkelijk aanvaardt als niet vertrouwelijk;
§ 3bis (oud reglement van 22 april 1986): elke schriftelijke mededeling met vermelding "niet vertrouwelijk" die uitsluitend de nauwkeurige omschrijving van precieze feiten bevat, alsmede het antwoord daarop, en die hetzij een deurwaardersexploot, hetzij een mededeling van partij tot partij vervangt;
§ 4 elke mededeling, zelfs vertrouwelijk gedaan uit naam van een partij, wanneer ze bepaalde voorstellen behelst die onvoorwaardelijk uit naam van de andere partij worden aangenomen.
De beschikkingen van dit artikel gelden enkel voor die mededelingen die niets anders behelzen dan wat onder § 1, 2, 3, 3bis en 4 vermeld is.
Het is aangewezen:
a) in verband met die mededelingen schriftelijke goedkeuring te hebben van de cliënt;
b) mededelingen met een officieel karakter kort en bondig te doen en, dat karakter in de brief zelf te vermelden
c) elke mededeling met een vertrouwelijk karakter in een afzonderlijk schrijven te doen.
Art. III.2.4.3. De stafhouder zorgt voor de loyale toepassing van artikel III.2.4.2.
Art. III.2.4.4. In geval van betwisting tussen advocaten van verschillende balies, mag de briefwisseling enkel gebruikt worden met voorafgaande toelating van hun respectieve stafhouders, met dien verstande:
a) (gewijzigd bij reglement van 8 mei 1980) dat in geval van onenigheid, de beslissing van de stafhouder van de balie van het arrondissement waar de briefwisseling overgelegd wordt de doorslag geeft, indien één van de betrokken advocaten deel uitmaakt van zijn balie; in het andere geval en voor internationale en buitenlandse rechtsmachten geldt de meest beperkende opvatting;
b) dat die regel van bevoegdheid ook geldt wanneer de briefwisseling voor het eerst in hoger beroep gebruikt wordt;
c) dat elke betwisting in verband met het gebruik van brieven die ter terechtzitting ontstaat, beslecht wordt door de stafhouder van de balie van de rechtsmacht waar de zaak voorkomt;
d) dat bij verandering van raadsman in de loop van een geding, de stafhouder van de balie waarvan de nieuwe advocaat deel uitmaakt, niet kan terugkomen op de beslissing die de stafhouder van de balie waartoe de vorige advocaat behoort nam.
Art. III.2.4.5. Het recht de briefwisseling over te leggen wijzigt niets aan het bestaan en de draagwijdte van de ingeroepen overeenkomsten.
Afdeling III.2.5. - Overleggen van briefwisseling tussen advocaten en gerechtelijke mandatarissen
Art. III.2.5.1. De briefwisseling tussen advocaten en advocaten-gerechtelijke mandatarissen is officieel.
Art. III.2.5.2. De afzender kan zijn brief vertrouwelijk maken met uitdrukkelijke vermelding hiervan in de brief. De bestemmeling moet die brief als vertrouwelijk aanzien en behandelen.