Sinds 1 september 2021 is de materiële bevoegdheid van de vrederechter uitgebreid.
Aan artikel 591 van het Gerechtelijk Wetboek werd een bepaling 2°ter toegevoegd.
Ongeacht het bedrag van de vordering neemt de vrederechter volgens deze bepaling kennis van geschillen inzake bovenmatige burenhinder, zoals bedoeld in de artikelen 3.101 en 3.102 van het Burgerlijk Wetboek.
Het betreft een bijzondere bevoegdheid, zodat de regel van de volheid van bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg onverkort blijft gelden. (BURETTE, N., 'Burenhinder en de vrederechter.', NjW 2022, afl. 462, blz. 390-400, nr. 7).
Territoriale bevoegdheid van e vrederechter inzake burenhinder : plaats van de ligging van het goed
Art. 591 Ger. W. dient samen gelezen met artikel 629 van het gerechtelijk wetboek dat stelt dat alleen de vrederechter van de plaats waar het goed gelegen is bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen vermeld in artikel 591, ten derde gerechtelijk wetboek.
Aldus is alleen de vrederechter van de plaats waar het goed gelegen is bevoegd om kennis te nemen van vorderingen inzake bovenmatige burenhinder. De territoriale bevoegdheidsbepaling is van dwingend recht die primeert op de aanvullende bepaling van artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek (Zie Pierre Thiriar, de koterrijen van het gerechtelijk recht, de Juristenkrant 10 mei 2023 pagina 10).
Bevoegde rechter bij vorderingen in hoofdorde gesteund op 1382 BW en in ondergeschikte orde op grond van burenhinder
De meningen in de rechtsleer zijn hierover verdeeld. Volgens Sagaert is, indien de waarde van de vordering 5.000 euro overtreft, de rechtbank van eerste aanleg bevoegd. Hij schrijft hierover: de toelichting bij het amendement benadrukt dat de bevoegdheidsregels ongewijzigd blijven voor vorderingen gesteund op de buitencontractuele aansprakelijkheid op grond van artikel 1382 e.v. oud B. W. of de contractuele aansprakelijkheid.
Dat betekent dat een vordering die in hoofdorde op artikel 1382 oud B. W. is gebaseerd en in subsidiaire orde op artikel 3.101 NBW, niet onder de exclusieve bevoegdheid van de vrederechter valt, zodat de bevoegdheid moet bepaald worden in functie van de pecuniaire inzet van de vordering (Voor verwijzingen zie verder in het rechtspraakoverzicht).
Van Baeveghem neemt een ander standpunt in. Hij is van mening dat een eis die (ook) het abnormaal karakter van de hinder inroept en deze aan een buur toeschrijft, door de vrederechter zal kunnen worden ontvangen, ook al beroept de eiser zich in hoofdorde op een fout. (Voor verwijzingen zie verder in het rechtspraakoverzicht)
Eén en ander heeft te maken met de samenhang tussen diverse vorderingen die in één en dezelfde akte worden gesteld. Uit lezing en analyse van diverse arresten van het Hof van Cassatie lijkt dat deze als algemene regel heeft willen stellen dat in geval van samenhang de exclusief bevoegde rechter als enige bevoegd is om kennis te nemen van de gezamenlijke vorderingen. En, in geval van samenhang, blijft de bijzonder bevoegde rechter nog steeds onderworpen aan de voorrangsregels van artikel 565 lid 2, lo en 2° en 4° tot 8° van het Gerechtelijk Wetboek, (Voor verwijzingen zie verder in het rechtspraakoverzicht).
Burette geeft hiervoor een stappenplan:
STAP 1 Kijk enkel naar de vorderingen die partijen in hoofdorde stellen.
STAP 2 Ga na of een vordering tot de exclusieve of de bijzondere bevoegdheid van het uitzonderingsgerecht behoort.
STAP 3 Bij een exclusieve bevoegdheid is enkel de exclusief bevoegde rechter bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
STAP 4 Bij een bijzondere bevoegdheid pas je de voorrangregels van artikel 565 lid 2, 1 ° en 2° en 4° tot 8° toe.
Concreet in het geval van het stellen van een vordering artikel 1382 oud BW samen met een (ondergeschikte) vordering burenhinder, is de rechtbank van eerste aanleg bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Worden de eisen naast elkaar gesteld, dan ook heeft de rechtbank van eerste aanleg voorrang, voor zover de vordering de waarde van 5.000 euro overstijgt.