Het eigendomsrecht verschaft een recht zich behaaglijk te voelen in de woning. De inperking hiervan op buitensporige wijze kan burenhinder uitmaken.
Zonlicht is een attribuut van het genotsrecht. Het ontnemen van zonlicht door een verregaande belemmering schendt dit recht. Dit treft niet alleen de mens die licht nodig heeft maar ook de vegetatie in de omliggende percelen door wortelvorming, verstikking, verdorring, vergiftiging, ,mosgroei, verminderde opbrengst.
Wanneer bomen door jarenlang gebrek aan onderhoud totaal verwilderd zijn en na 30 jaar een hoogte hebben van 20 of 25 meter waarbij aldus een onherstelbare overlast is ontstaan die door het snoeien niet meer kan goed gemaakt worden, bestaat de passende compensatie bij burenhinder uit het kappen van de bomen, zonder dat deze sanctie het recht ontneemt om na dit kappen nieuwe beplantingen aan te brengen.
Naalden van dennen, boomafval en vermindering van zonlicht kan burenhinder uitmaken.
Naburige eigenaars kunnen hun eigendomsrecht op gelijke wijze geldend maken en uitoefenen.
Het recht van elke naburige eigenaar beperkt meteen het gelijke recht van elke andere nabuur.
Vandaar dus de theorie van het evenwicht tussen die eigendomsrechten en het gevolg ervan, dat naburen normale hinder moeten gedogen.
Eens de betrekkingen tussen de naburige eigendommen vaststaan, rekeninghoudende met uit het nabuurschap voortvloeiende normale lasten, komt het er dus op aan het aldus geschapen evenwicht in stand te houden.
Het is algemeen aanvaard dat de eigenaar van een onroerend goed die door een niet-foutief feit het voormelde evenwicht verbreekt, bij het opleggen van een naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen overschrijdt een rechtmatige en passende compensatie – maar dus niet een volledig herstel – verschuldigd is zodat het normale evenwicht hersteld wordt. Een compensatie zal enkel mogelijk zijn indien de weerhouden hinder veroorzaakt werd door een daad, een verzuim of een gedraging welke toerekenbaar is/zijn aan de nabuur.
De ontwikkeling van de groene omgeving mag de woonfunctie van een residentiële wijk niet beletten terwijl anderzijds de woonfunctie de handhaving van de groene omgeving niet mag beletten. De woonfunctie is natuurlijk niet beperkt tot het loutere materiële aspect van het wonen.
De bewoners dienen zich behaaglijk te voelen in en om de woning en dus ook in de tuin, een veranda, …
De leeftijd van de bomen is hierbij niet zeer relevant. Het is niet omdat het recht om bomen op een bepaalde plaats te houden verkregen zou zijn middels verjaring dat de betreffende eigenaar daarom vrijgesteld is van het onderhoud van die bomen en van het eerbiedigen van het evenwicht tussen naburige erven.
Ook bomen die op een wettelijke afstand van de perceelgrens staan ingeplant of bomen die meer dan 30 jaar op een bepaalde plaats staan kunnen het evenwicht tussen naburige erven verstoren of schade veroorzaken.
“Verdertiging” is geen vrijgeleide om aan derden hinder of schade toe te brengen.
Wel relevant is dat bomen (blijvend) groeien en op zeker ogenblik ook in een residentiële woonwijk overlast kunnen veroorzaken.
Ook het louter verder blijven doorgroeien zonder aftoppen kan op de duur hinder veroorzaken.
Bladerafval en dennennaalden op het terrein van de nabuur kunnen door hun omvang overmatige overlast en dus burenhinder uitmaken. Dit is het geval wanneer het terrein van een nabuur volledig bezaaid is met bladeren of naalden. Dit kan het geval zijn wanneer bladeren of naalden overmatig last veroorzaken in vijvers, fonteinen, zwembaden en hierdoor de afvoer of de waterpomp doen verstoppen. Zo ook wanneer hierdoor goten verstopt raken. Het is natuurlijk aanvaardbaar dat elke eigenaar of gebruiker van een woning de goten een tweetal keer per jaar uitkuist. Op zich is bladval ook niet abnormaal. Dit belet echter niet dat het afval van bomen in bepaalde gevallen wel degelijk overmatig kan zijn en het redelijkerwijs te aanvaarden ongemak van de nabuur flink overschrijdt.
Op zelfde wijze kan schaduwvorming in de tuin onaanvaardbare proporties aannemen. Schaduwvorming ontneemt niet enkel het voor elke mens noodzakelijke licht, doch bovendien wordt de vegetatie in de omliggende tuinen erdoor, mogelijks ongewenst, gewijzigd, onder meer door mosgroei, droge plekken, …
Niet alle planten gedijen in de schaduw. Zonder twijfel heeft ook de wortelgroei van dergelijke bomen een nefaste invloed op de grondkwaliteit en worden de mogelijkheden om zelf beplantingen zoals groenten en bloemen te houden flink belemmerd.
Bomen die een al te hoog en dicht scherm vormen kunnen bovenmatige hinder uitmaken.
Dit soort hinder is het gevolg van nalatigheid door gebrek aan onderhoud en snoeiwerk, hierdoor is het verzuim toerekenbaar.
Het is niet omdat het kappen van bomen een dure aangelegenheid is dat verweerders vrijgesteld zijn van het eerbiedigen van het evenwicht tussen naburige percelen. Principieel zou de huurder ook kunnen worden aangesproken op grond van artikel 544 B.W.
Bij een gebeurlijk stilzitten van de huurder is het aan de eigenaar om ter zake tot passende actie over te gaan.
Het feit dat in het verleden niet werd opgetreden maakt geen verweer uit, gezien de hinder van jaar tot jaar vergroot (door het verder doorgroeien van beplanting en pas op een bepaald moment een buitensporig karakter verkrijgt.
Als uitgangspunt dient rekening gehouden met de woonsituatie en inplanting. In een residentiële woonwijk waar het normaal is dat gewoond wordt in een groene omgeving en waar beperkte lasten ingevolge de bladval aanvaardbaar zijn, dient een zekere tolerantie gerespecteerd.
Wanneer door de soort van de bomen en de staat van de verwaarlozing snoeiwerk geen soelaas meer kan brengen dringt de verwijdering van de bomen zich op.
Het is niet omdat de rechtbank beslist dat bomen dienen gekapt te worden dat hierdoor het recht ontzegd wordt om op een eigendom beplantingen te houden op een hoogte waardoor de lichtinval op naburige eigendommen niet beperkt of slechts gering beperkt wordt en waardoor er geen sprake is van extreme overlast door afval van deze bomen.
Stellen dat de verwijdering van de bomen niet kan worden bevolen omdat er dan sprake zou zijn van een integrale schadeloosstelling, gaat voorbij aan de meest recente rechtspraak van het Hof van Cassatie.