Wanneer een openbare overheid hinder veroorzaakt die de grens van de normale ongemakken van nabuurschap overschrijdt, dient de rechter, zowel in zijn beoordeling van de omvang van de hinder als van de draagwijdte van de vergoeding voor het verbroken evenwicht ten gevolge van die hinder, rekening te houden met de lasten die een particulier in het openbaar belang dragen moet (Cass. 23 november 2000, Arr. Cass. 2000, 639, Pas. 2000, I, 639, T.B.B.R. 2001, 380; Cass. 23 mei 1991, Arr. Cass. 1990-91, 943, Pas. 1991, I, 827, met conclusie van advocaat-generaal E. Liekendael, R.W. 1991-92, 463- 464, J.L.M.B. 1991, 1029, met noot Henry, P., «Travaux publics et troubles du voisinage: deux poids, deux mesures», R.C.J.B. 1992, 177, met noot Hansenne, J., «Sur le fondement de la théorie des troubles de voisinage et l'évaluation du dommage excessif»; Cass. 28 januari 1991, Arr. Cass. 1990-91, 572, J.L.M.B. 1991, 1027, Pas. 1991, I, 509, R.C.J.B. 1992, 177, met noot Hansenne, J., en R.W. 1990-91, 1407);
Wanneer de rechter dient na te gaan of de opgelegde lasten meer bedragen dan de lasten die de burger moet dulden in het algemeen belang, moet de rechter dan aan belangenafweging doen.
Een en ander impliceert de confrontatie tussen het openbaar belang met het privaat belang (vgl. Stijns, S. en Vuye, H., «Burenhinder, openbare werken, overheden, het «beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten» en de verplichting tot compensatie: meanders in de rechtspraak van het Hof van Cassatie», T.B.B.R., 2001, p. 354, nr. 22).
Het evenwicht tussen een «overheidsgoed» en een particulier eigendom in de feiten zal meestal meestal anders zijn dan het evenwicht tussen twee particulieren eigendommen. Dit betekent dat de lat verschillend ligt en dat de hinder minder snel als bovenmatig zal worden aanvaard.
De rechter zou immers het bestaan van het algemeen belang, dat voorrang heeft op het particulier belang miskennen, als hij bij een openbare last dezelfde criteria hanteert als bij een door een particulier opgelegde last om de normale ongemakken van nabuurschap te beoordelen.
Het criterium van gelijk recht van genot van de naburige eigenaars kan niet worden gehanteerd, omdat het recht van de openbare macht op het openbaar domein niet kan worden vergeleken met het recht van genot van een particuliere eigenaar van zijn onroerend goed en het belang van de gemeenschap hoe dan ook boven het belang van een particulier persoon gaat.
In werkelijkheid moet het criterium van de gelijkheid van alle burgers voor de openbare lasten worden gehanteerd en, als logisch gevolg daarvan het criterium van de normale ongemakken die door een overheid worden veroorzaakt en die elke burger in het algemeen belang moet dulden, met dien verstande dat de rechter enkel als hij vaststelt dat de grens van die ongemakken is overschreden, in de mate waarin die grens is overschreden, kan veroordelen om, met toepassing van art. 3.101 NBW, voorheen 544 B.W., de schade te compenseren (vgl. Cass. 24 november 1994, Rec. Cass. 1995, 93, met noot Vits, P., «De foutloze aansprakelijkheid van de overheid voor abnormale burenhinder uit openbare werken»; conclusie advocaat-generaal E. Liekendael voor Cass. 23 mei 1991, Pas. 1991, I, p. 830-831, nr. 16).