De potpouuri IV wet van 25/12/2016 stelde het centraal register collectieve schuldenregelingen in ùiddels volgende bepalingen:
uittreksel uit de potpourri IV wet:
Art. 83. In het vijfde deel, titel IV, van hetzelfde Wetboek (Gerechtelijk wetboek) wordt een hoofdstuk III ingevoegd, luidende "Het centraal register collectieve schuldenregelingen".
Art. 84. In hoofdstuk III, ingevoegd bij artikel 83, wordt een artikel 1675/20 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/20. Het centraal register collectieve schuldenregelingen, hierna "register" genoemd, is de geïnformatiseerde gegevensbank voor het beheer, de opvolging en de behandeling van de procedures van collectieve schuldenregeling.
Het register verzamelt alle stukken en gegevens betreffende een procedure van collectieve schuldenregeling, overeenkomstig de artikelen 1675/2 tot 1675/19.
Het register geldt als authentieke bron voor alle akten en gegevens die erin zijn opgenomen.".
Art. 85. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/21 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/21. § 1. De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, bedoeld in artikel 488, eerste en tweede lid, hierna "de beheerder" genoemd, staan gezamenlijk in voor de inrichting en het beheer van het register.
§ 2. De beheerder wordt met betrekking tot het in artikel 1675/20 bedoelde bestand beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
§ 3. De beheerder stelt een aangestelde voor de gegevensbescherming aan.
Deze is meer bepaald belast met :
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens behandelt over zijn verplichtingen krachtens deze wet en het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de persoonlijke levenssfeer.
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het functioneren als contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de aangestelde voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels volgens dewelke de aangestelde voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert."
Art. 86. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/22 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/22. § 1. De magistraten van de rechterlijke orde bedoeld in artikel 58bis, de griffiers en de schuldbemiddelaars, in het kader van de vervulling van hun wettelijke opdrachten, alsook de schuldenaar, de schuldeisers en de beheerder hebben toegang tot de voor hen relevante in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, andere categorieën van personen de toestemming geven om die gegevens te raadplegen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.
§ 2. Het is de beheerder verboden om de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 1 bedoelde personen.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.".
Art. 87. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/23 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/23. De beheerder stelt, op de door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde wijze, de schuldenaar in kennis van :
1° de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens die hem betreffen;
2° de categorieën van personen die toegang hebben tot de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens;
3° de bewaartermijn van de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens;
4° de in artikel 1675/21, § 2, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;
5° de wijze waarop hij inzage kan verkrijgen van de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens.".
Art. 88. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/24 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/24. De gegevens bedoeld in artikel 1675/20, tweede lid, worden bewaard gedurende de vijf jaren die volgen op het einde van de slotverrichtingen van de procedure van collectieve schuldenregeling.
Na afloop van deze termijn worden de gegevens naar het Rijksarchief overgebracht.".
Art. 89. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/25 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/25. De beheerder staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het register.".
Art. 90. In hetzelfde hoofdstuk III wordt een artikel 1675/26 ingevoegd, luidende :
"Art. 1675/26. De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de gegevens van en de nadere regels voor de inrichting en werking van het register.".
Art. 108. Artikel 20, § 1, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, vervangen bij de wet van 26 december 2015, wordt aangevuld met de bepaling onder 5, luidende :
"5° de oprichtings- en beheerskosten van het centraal register collectieve schuldenregelingen zoals bedoeld in de artikelen 1675/20 tot 1675/26 van het Gerechtelijk Wetboek. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het bedrag van de oprichtingskosten en de beheerskosten dat in rekening wordt gebracht, en de nadere regels voor de toegang tot het register voor de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die belast zijn met de betaling van de staten van erelonen, kosten en emolumenten van de schuldbemiddelaar.".