De Federale Overheidsdienst Economie, dienst controle en toezicht stelde een overzicht op met de meest voorkomende inbreuken op de wet op het consumentenkrediet en publiceerde deze in Tijdschrift Tijdschrift van de Vrederechters (T. Vred.)
Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67, Auteur(s) Luc Kinnaert.
Niettegenstaande de controlediensten van de overheid sinds jaar en dag bij de grote financiële instellingen steeds opnieuw de zelfde inbreuken vaststellen, moet vastgesteld worden dat het sanctiebeleid van de economische inspectie beperkt blijft tot verwittigingen en minnelijke schikkingen. Althans voor de grote financiële instellingen. KLeinere actoren op de kredietmarkt daarentegen, zoals kredietagenten en kredietbemiddelaars, worden geconfronteerd met intrekkingen van vergunningen, doorzendingennaar de correctionele rechtbank, kortom worden van de markt weggehaald.
Dat prutsers en foefelaars van de markt worden weggehaald is een goede zaak. Maar gezien de FOD economie anderen mits betaling van schikkingen rustig laat voortwerken, waarbij sommige instellingen liever de boetes betalen dan zich te regulariseren, mag verondersteld worden dat de wet niet respecteren en zich als fatsoenlijk geheten kredietinstelling in de illegaliteit begeven een winstgevende zaak is. De verantwoordelijkheid ligt dan ook bij de advocaten om de misbruiken verder aan te klagen en voor de rechters te vorderen dat de wet er is om helemaal toegepast te worden, waarbij de burgerlijke sancties zonder veel medelijden voor de kredietgever dienen toegepast.
Welke misbruiken werden door de economische inspectie voornamelijk weerhouden?
Verplichte schuldsaldoverzekeringen
1. De dubbele keuzevrijheid inzake verzekeringen
Wanneer samen met het krediet een schuldsaldoverzekering wordt verkocht moet de consument volgens de economische inspectie een dubbele keuzevrijheid hebben inzake de schuldsaldoverzekering:
- de keuze om zich al dan niet te verzekeren
- de keuze van de verzekeraar (art. 31 WCK).
In afwezigheid van deze dubbele keuzevrijheid moeten de kosten van de verzekering in het JKP verrekend worden, wat quasi nooit gebeurt. (sinds de laatste wetswijziging is de kredietverzekering overigens nooit verplicht).
Hierdoor is in elk geval het JKP hoger dan het cijfer vermeld op het kredietaanbod (art. 14 § 3 5° - burgerlijke sanctie art. 86 WCK); - of zelfs hoger is dan het wettelijk maximum (burgerlijke sanctie art. 87 WCK).
2. De enkele keuzevrijheid van sommige kredietgevers
Een aantal kredietgevers menen dat een kredietgever soms wel een verzekering kan opleggen voor zover zij de consument vrij de verzekeraar laten kiezen. De Economische inspectie is in de bijdrage van Kinnaert (op. cit T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67) formeel: sedert artikel 2 § 3 van het K.B. van 4 augustus 1992 werd aangevuld in 1993 geen twijfel meer mogelijk: naast de vrije keuze van verzekeraar moet er, behalve voor de financieringshuur, ook de vrijheid zijn om zich al dan niet te verzekeren
Zelden worden schuldsaldoverzekeringen opgelegd bij wijze van waarborg. Het risico op overlijden is immers tijdens de afbetaling verwaarloosbaar klein, gezien er geen kredieten worden toegestaan aan oudere personen met een hoger actuarieel risico om tijdens de duur van het contract te overlijden. Het risico verkleint overigens elke maand met elke terugbetaling. De echte motieven liggen dan ook in een toegepaste truc om via een omweg de kredietkost te verhogen, tot boven de rente van de concurrentie of zelfs tot boven het wettelijk toegelaten maximum, nu heel wat risicokredieten stereotiep aan het absolute maximum worden verpatst aan verzwakte consumenten die geen keuzevrijheid meer hebben om op de normale concurrentiele markt krediet te zoeken.
Criteria aan de hand waarvan de FOD Economie beslist dat de verzekering verplicht werd door de kredietgever (Bron FOD, Economie, F. Kinnaeert in T.Vred. op. cit Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67):
• Vermelding van de SSV op de kredietovereenkomst: Wanneer op de kredietovereenkomst een verzekering wordt vermeld als waarborg – zelfs indien hierbij verwezen wordt naar art. 31 WCK – is er geen vrije keuze voor de consument geweest om zich al dan niet te verzekeren. Het JKP op de kredietovereenkomst moet herberekend worden.
• Vermelding op het inlichtingenformulier van de bank: Wanneer de kredietovereenkomst niets zegt over de verzekering, wordt soms toch op het interne bankdocument voor de beoordeling van de kredietaanvraag een SSV vermeld als waarborg of voorwaarde. Af en toe wordt zo een document voorgelegd door de kredietgever in zijn procedure voor de rechtbank. Of men zou kunnen vragen de interne documenten van de bank voor te leggen.
3. Het totaal gebrek aan keuzevrijheid bij vele kredietmakelaars
DE FOD Economie bevestigt in de bijdrage van Kinnaert dat de inbreuken bij vele kredietmakelaars veel ernstiger dan bij de kredietgevers. Vooreerst wordt de consument in het geheel geen redelijke keuzevrijheid gelaten om zich al dan niet te verzekeren, laat staan om zijn verzekeraar te kiezen. DE FOD stelt formeel dat uit honderden verhoren van de consumenten in het kader van de onderzoeken voortdurend dezelfde subtiele werkwijze naar voren komt:
- er wordt zelden expliciet gezegd dat de verzekering verplicht is; als het toch gebeurt dan wordt het door de makelaar voorgesteld alsof de verzekering een eis van de kredietgever is;
- meestal wordt aan de consument niets gezegd over de verzekering, ze wordt als vanzelfsprekend voorgesteld, of als inbegrepen in het krediet.
- de verzekeringsovereenkomst wordt tussen de andere te ondertekenen documenten weggemoffeld (kredietaanbod, akte van loon afstand, kredietaanvraag …).
Inspecteur Kinnaert schrijft hoe verbazingwekkend vaak de controleurs tijdens een verhoor vaststellen dat de consument nog niet eens beseft dat hij een verzekering is aangegaan
– dikwijls heeft hij ook geen kopie van zijn polis ontvangen …
- het door de consument gevraagde kredietbedrag wordt op initiatief van de makelaar verhoogd met ongeveer de kostprijs van de (erg dure) verzekering: de consument leent hierdoor meer dan hij van plan was.
Het veldwerk van de economische inspectie leert dat deze makelaars aan de consument helemaal geen keuze van verzekeringsmaatschappij laten. Deze makelaars verkopen polissen die door de economische inspectie zeer duur tot abnormaal duur worden geheten, omdat ze aan de makelaar – hier handelend als tussenpersoon voor verzekeringen – een fors commissieloon garanderen.
Het abnormaal hoge prijsniveau van deze schuldsaldoverzekeringen kan onmiddellijk worden vastgesteld door enkele tarieven van verzekeringsmaatschappijen voor dit soort verzekeringen op het internet te consulteren bv. via www.verzekeringen.be . De consument in financiële nood, die via het reguliere bankcircuit reeds lang geen krediet meer kan bekomen is de sitting duck. Van zijn gebrek aan economische vrije keuze en zijn zwakheid wordt gebruik gemaakt om hem een schuldsaldoverzekering aan te bieden die vooreerst onnodig is, en verder ver boven de normale tarieven ligt. Het argument van de kredietmaatschappijen dat een en ander risicoleningen betreffen, die toegestaan worden aan personen met een verhoogd risico tot terugbetaling en daarom dus aan de hoogste tarieven, gaat op dit punt niet op. Op geen enkele wijze wordt namelijk aangetoond dat er voor deze personen een verhoogd risico bestaat op overlijden. Er wordt anderzijds vastgesteld dat gelijkaardige kredieten voor zelfde bedragen in de reguliere kredietsector niet stereotiep met schuldsaldoverzekeringen worden afgesloten worden en deze praktijk dus voorbehouden worden aan de risicoleningen voor financiële risicogroepen naar Amerikaans model.
Hoe kan men volgens de FOD Economie vaststellen dat een verzekering verplicht werd door de kredietmakelaar T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67?
• Wanneer er aanwijzingen zijn dat het kredietbedrag verhoogd werd met ongeveer de premie van de verzekering.
Mensen hebben de neiging om afgeronde bedragen te vragen: 100.000, 200.000, 500.000 BEF. Indien het bedrag van de kredietovereenkomst door de makelaar werd verhoogd met ongeveer de kostprijs van de premie, is dit te merken aan het kredietbedrag. Bedragen van 120.000, 225.000, 540.000 BEF gaan gepaard met een verzekeringspremie van ca. 20.000, 25.000 of 40.000 BEF: meer dan waarschijnlijk werd hier het kredietbedrag verhoogd door de makelaar, om toe te laten de dure verzekering te financieren. Het heeft weinig zin om op de kredietaanvraag van de consument te controleren of het kredietbedrag overeenstemt met de oorspronkelijke aanvraag: op de “officiële” kredietaanvraag zal het gevraagde bedrag immers overeenkomen met dat van de kredietovereenkomst.
• Wanneer er zich in het dossier een document bevindt waarbij de consument verklaart dat hij de verzekering vrij is aangegaan, dat hem alles goed werd uitgelegd en dat hij na beraad de verzekering heeft onderschreven.
Uit de onderzoeken van de FOD Economie blijkt meestal dat zulk een verklaring juist gevraagd wordt door makelaars die verzekeringen verplichten, om zich in te dekken tegen eventuele latere betwistingen door de consument. Dit document is dan een van de vele documenten die de consument dient te ondertekenen bij de uitbetaling van het krediet. Een makelaar die correct werkt, hoeft zich niet op zo een wijze in te dekken.
• Wanneer het systeem van de “dubbele cheque” wordt gebruikt. Het kredietbedrag wordt uitbetaald met twee cheques: één voor het door de consument te ontvangen bedrag, een tweede voor de premie van de verzekering. In de praktijk ontvangen de consumenten deze tweede cheque niet, maar wordt hij door de makelaar geïnd, zodat deze zeker is dat de klant een verzekering aangaat. Of er met twee cheques gewerkt werd, is gemakkelijk te controleren aan de hand van de kwijting van de uitbetaling, waarop de cheques en meestal ook het doel van de cheque vermeld worden. In een poging om paal en perk te stellen aan de misbruiken, werd door de kredietgevers onder impuls van de Beroepsvereniging van het Krediet het systeem van de “dubbele cheque” afgeschaft in de eerste maanden van 2000.
• Wanneer het ontleend bedrag pas ter beschikking wordt gesteld na overhandiging van een overschrijvingsformulier voor de verzekering. Het verdwijnen van de “dubbele cheque” heeft weliswaar de toestand enigszins verbeterd. Anderzijds gaf het aanleiding tot een nog ernstiger misbruik, gelukkig minder verspreid: de consument ontvangt zijn cheque niet onmiddellijk. Om zeker te zijn dat de premie zal betaald worden, bezorgt de makelaar de cheque aan de bank van de klant, samen met een door hem ondertekend overschrijvingsformulier voor de premie.
• Wanneer de verzekering ook arbeidsongeschiktheid dekt en de kredietnemer reeds arbeidsongeschikt is. De verzekering dekt niet alleen overlijden maar ook invaliditeit of arbeidsongeschiktheid, terwijl de verzekerde reeds een ziekte- of invaliditeitsuitkering ontving (kan gecontroleerd worden op de kredietaanvraag, waar de inkomsten en werkgever van de consument vermeld worden). Dit misbruik komt regelmatig voor en bewijst dat de klant helemaal niet vrij was om een verzekering aan te gaan (hij is immers onverzekerbaar).
Zeer dure of abnormaal dure schuldsaldoverzekeringen bij de kredietmakelaars.
Een ernstig misbruik in de sector van de kredietmakelaars is volgens de FOD economie de verkoop van schuldsaldo-verzekeringen tegen abnormaal dure prijzen. De technische premies (premies zonder commissieloon) voor deze verzekeringen zijn op zich niet echt duur, maar omdat sommige verzekeraars een hoog commissieloon aan de makelaar toestaan (of omdat de makelaar vrij zijn commissieloon kan kiezen), wordt de door de consument te betalen premie toch zeer duur.
De verzekeringen zijn namelijk goedkoop omdat het risico relatief beperkt is. Personen die een consumentenkrediet bekomen zijn zelden ouder dan 50 jaar enb hebben een actuarieel beperkt risico om tijdens de loop van het krediet te overlijden. Dit terwijl elke maand het verzekerd risico verminderd, door de maandelijkse afbetalingen.
Er bestaan voor levensverzekeringen geen wettelijke maximatarieven. De EG-richtlijn gaat er namelijk verkeerdelijk van uit dat een vrije prijsvorming in het voordeel van de consument zal spelen. Maar deze vrijheid van prijsvorming wordt in het consumentenkrediet echter op flagrante wijze misbruikt in het nadeel van de zwakke, hopeloos op zoek naar krediet zijnde, consument. Wanneer de schuldsaldoverzekering de facto door de kredietgever of de kredietmakelaar wordt voorgesteld als verplichte verzekering die samen met het kredietcontract wordt voorgesteld is er van enige vrije keuze al lang geen sprake meer, wat de verklaringen en stukken ook die pour les besoins de la cause werden opgesteld ook beweren.
Een aantal verzekeraars en tientallen kredietmakelaars werden daarop door het Bestuur Economische Inspectie geverbaliseerd wegens abnormaal dure prijs van de verkochte schuldsaldoverzekeringen (overtreding van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen).
De FOD economie, noch de rechtbanken, maken echter gebruik van de bijkomende sanctiemogelijkheden die de wet biedt, waardoor de misbruiken (volgens De FOD economie zelf) ter zake blijven momenteel echter voortduren:
- er worden polissen verkocht die niet gekoppeld zijn aan de leeftijd van de consument, wat de prijsvergelijking moeilijker maakt. Hoewel deze polissen in theorie voor oudere consumenten goedkoper zouden kunnen zijn, zijn ze voor de meeste consumenten aanzienlijk duurder;
- de prijs wordt opgedreven door aanvullende risico’s te verzekeren (invaliditeit, ziekte, werkloosheid);
- i.p.v. één verzekering op naam van de hoofdontlener worden er ook bijkomende verzekeringen afgesloten voor de mede-ontleners of zelfs de borgen …
Hoe kan men volgens de FOD economie vaststellen dat een verzekering zeer duur of abnormaal duur is? T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67
• Een belangrijke aanwijzing is de verhouding tussen het ontleende bedrag en de kostprijs van de verzekering. Indien de verzekeringscontracten dateren van vóór 1 januari 1999, en de verzekeringspremie een substantieel gedeelte van het kredietbedrag uitmaakt (meer dan 10 % van het ontleend bedrag), kan het contract eventueel aan de FOD Economie dienst controle en toezicht worden overgemaakt worden om te laten uitrekenen of er sprake is van abnormaal dure prijs.
De consument kan dan pogen het teveel betaalde bedrag te recupereren van de verzekeraar of makelaar. Voorbeeld van de FOD economie: ontleend bedrag 120.000 fr., verzekeringspremies van 15.000 tot 18.000 fr. (normale premie ca. 2.000 à 3.000 fr.) De premie bestaat voor ca. 70 tot 90 % uit commissieloon. Idem met kredietbedragen van bijvoorbeeld 225.000 of 335.000 fr., waarbij een verzekering met een premie van ca. 25.000 of 30.000 fr. betaald werd.
De zeer dure verzekering maakt volgens de FOD economie overtreding uit van de informatie- en raadgevingsverplichting art. 11 WCK?
• Zonder stelling in te nemen mbt een overtreding van de wet van 22 januari 1945 uitmaakt, kan de rechter vaststellen dat de verzekering duur tot zeer duur is, en dat een belangrijk gedeelte van het krediet diende ter financiering van deze verzekering. (schending art. 11 en 15 WCK).
Het verkopen van een dure of zeer dure verzekering kan volgens de FOD economie inderdaad beschouwd worden als een overtreding van de verplichting tot informatie en raadgeving, meer bepaald de verplichting “het krediet te zoeken dat qua bedrag” het meest aangepast is aan de financiële toestand van de consument op het ogenblik van de aanvraag. Door een verzekering te verkopen die de schuldenlast van de consument substantieel verhoogt, wordt art. 11 WCK overtreden (cf. punt 2.3).
• Naast de overwegingen van de FOD economie weze er opgemerkt dat een loutere consultatie op het internet, vb. via www.verzekeringen.be reeds het abnormaal hoog karakter van een schuldsaldoverzekering kan aantonen, nu elke burger en dus ook de rechter een prijsvergelijking via het internet kan bekomen en lezen mbt de tarieven die door de verschillende maatschappijen worden toegepast. De vrijheid van concurrentie en prijszetting is niet gelijk te stellen met de vrijheid om abnormaal hoge prijzen toe te passen voor producten die samen met andere producten worden aangeboden en waarbij de feitelijke vrijheid van verzwakte consumenten de facto is aangetast.
“Oververzekering” als inbreuk op art. 11 WCK
De FOD Economie stelt ter zake zeer formeel (zie Kinnaert, in T.Vred. op cit. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67):
"Consumenten die een nieuwe lening aangaan om een vorige terug te betalen, hebben soms nog een verzekering die liep voor die vorige lening. Dit is het geval bij de verzekeringen met eenmalige premie. Verzekeringstechnisch blijft de verzekering bestaan, zelfs als de lening vervroegd werd terugbetaald. Bij overlijden wordt dan het theoretisch nog openstaand saldo aan de nabestaanden betaald.
Kredietgever en kredietbemiddelaar moeten echter, willen zij art. 11 WCK respecteren, rekening houden met het nog geldig zijn van de verzekering voor de vervroegd terugbetaalde lening. Ze moeten dus voor een eventuele nieuwe verzekering ofwel een lager verzekerd bedrag voorstellen, ofwel de consument de vorige verzekering laten afkopen. Om in de geest van art. 11 WCK te handelen zouden ze bij verkoop van een verzekering aan de consument zelfs moeten vragen of hij nog een verzekering had lopen bij zijn vorige lening".
“Oververzekering” is volgens de FOD economie een inbreuk op de informatie- en raadgevingsverplichting van kredietgever en/of kredietmakelaar, meer bepaald de verplichting om te zoeken naar een kredietbedrag dat aangepast is aan de financiële toestand van de consument op het ogenblik van de aanvraag. Door het feit dat de klant een vorige lening terugbetaalt met een nieuwe lening voor een hoger kredietbedrag, zullen zij dubbel voorzichtig moeten zijn, en is het in het belang van de consument dat hij zijn schuldenlast zo weinig mogelijk verhoogt.
Een voorbeeld uit de praktijk, vastgesteld door de economische inspectie (zie Kinnaert in T. Vred. op cit.):
• Eerste lening van 550.000 fr. op 60 maanden, afgesloten in april 1997 (totaal van kosten en kapitaal is 723.840 fr.). Hierbij werd een verzekering afgesloten met een verzekerd bedrag van 723.840 fr., premie 13.734 fr., verzekerd kapitaal maandelijks afnemend met 12.064 fr.
• In oktober 1998 werd een nieuw krediet aangegaan van 575.000 fr. (totaal van kosten en kapitaal is 756.780 fr.) op 60 maanden, gedeeltelijk ter terugbetaling van de vorige lening. Hierbij werd een verzekering aangegaan voor een verzekerd bedrag van 756.780 fr., premie 13.851 fr., verzekerd kapitaal maandelijks afnemend met 12.613 fr. Op het ogenblik van de nieuwe verzekering was er nog een kapitaal verzekerd van 506.688 fr. Het verzekerd saldo bij de eerste polis neemt immers iedere maand met 12.064 fr. af. Het “schuldsaldo” was dus na 18 maanden gedaald tot 506.688 fr. Op dat ogenblik werd een nieuwe verzekering afgesloten voor 756.780 fr. µ
De klant is m.a.w. van oktober 1998 tot april 2003 quasi dubbel verzekerd. Hij werd voor ca. 500.000 fr. oververzekerd. Wanneer er bijvoorbeeld een polis zou voorgesteld zijn die ingaat op het ogenblik van het vervallen van de eerste polis (verzekerd bedrag ca. 250.000 fr.), dan zou de consument met ongeveer 1/3 van de betaalde premie verzekerd geweest zijn voor de hele duurtijd van zijn lening. De klant had m.a.w. ca. 9.000 fr. minder moeten lenen, indien de makelaar rekening had gehouden met het bestaan van de vorige polis. Hoe oververzekering vaststellen?
Samen met de voorgaande kredietovereenkomsten, kunnen de eventuele polissen opgevraagd worden. Indien niet bewezen is dat de vorige verzekering afgekocht werd, en voor de nieuwe lening werden integraal het kredietbedrag en de kosten verzekerd, dan is er sprake van oververzekering: de schuldenlast van de consument werd door de vastgestelde werkwijze nodeloos verhoogd.
Art. 11 WCK werd bijgevolg overtreden.
SCHENDING ART 31 WCK juncto 23 WCK: VEZRZEKERING HOGER DAN ONTLEEND KAPITAAL
een verzekering voor het loutere ontleende kapitaal volstaat om de consument adequaat te verzekeren (art. 23 WCK). Hogere verzekeringen schenden art. 11 WCK. Schuldsaldering middels nieuw krediet met nieuwe schuldaldoverzekering schendt evenzeer art. 11 WCK
Kredietsplitsing en -verzwijging bij de kredietmakelaars
De kredietverzekeraars in de ‘secundaire markt’, dit wil zeggen de markt voor consumentenkrediet verstrekt aan het maximaal jaarlijks kostenpercentage, meestal bemiddeld via kredietmakelaars, laten (zoals bevestigd door de FOD economie, Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67) de meeste kredietgevers hun kredieten verzekeren bij een kredietverzekeraar (niet te verwarren met de schuldsaldoverzekeringen werden): het betreft een verzekering die door de kredietgever wordt aangegaan om het risico op wanbetaling door de consument te verzekeren. In België zijn er in de sector consumentenkrediet slechts twee kredietverzekeraars actief: - EULER-COBAC (thans Euler Hermes) in Brussel; - GERLING-NAMUR (thans Atradius) in Namen. Deze kredietverzekeraars hebben ieder een eigen “positieve” databank, waarin alle verzekerde kredieten worden geregistreerd. Bij elke kredietaanvraag consulteert de kredietverzekeraar uiteraard zijn eigen databank.
De databanken van beide kredietverzekeraars staan niet in verbinding met elkaar, want het gaat om concurrerende bedrijven. Het bestaan van twee “positieve”, niet met elkaar verbonden, databanken liet voor het invoegetreden van de positieve databanken van de NBB, toe om kredieten te splitsen of te verzwijgen. Dit gebeurt door tegenover kredietgevers verzekerd bij de ene kredietverzekeraar te verzwijgen dat er reeds een lening bestaat of werd aangevraagd, verzekerd bij de andere kredietverzekeraar.
Het systeem van de kredietsplitsing zoals ontdekt door de FOD economie werkt als volgt: De makelaar splitst de kredietaanvraag van de consument in twee, en vraagt twee leningen aan: één bij een kredietgever verzekerd bij Gerling-Namur, een andere bij een kredietgever verzekerd bij Euler-Cobac. Hij deelt niet mee aan de ene kredietgever dat er ook een lening werd gevraagd bij een andere kredietgever.
Een voorbeeld van de FOD economie T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67, gebaseerd op reële vaststellingen door de economische inspectie: Consument Willem H. vraagt op 13 april 1999 aan kredietmakelaar A. een lening van 800.000 fr. De makelaar vraagt nog dezelfde dag: 401.000 fr. aan kredietgever X (deze verzekert zijn krediet bij Gerling-Namur); 2002 – 75 401.000 fr. aan kredietgever Y (deze verzekert zijn krediet bij Euler-Cobac). De makelaar deelt aan de kredietgevers niet mee dat er ook 401.000 fr. werd aangevraagd bij de andere kredietgever. De twee aanvragen worden goedgekeurd door beide kredietgevers: de consument bekomt de twee leningen van 401.000 fr. en dient gedurende 5 jaar maandelijks (2 x 8.796 =) 17.592 fr. af te betalen. Zijn netto-inkomen is 56.500 fr. per maand, hij betaalt ca. 12.000 fr. huur. Hij houdt dus per maand nog 27.000 fr. over. Meer dan de helft van zijn inkomen gaat dus naar huur- of kredietlasten. Op 1 november 2000 wordt de consument gemeld als wanbetaler bij de Nationale Bank voor kredietgever X, op 7 december 2000 wordt hij gemeld als wanbetaler voor kredietgever Y. Indien kredietgevers X en Y op de hoogte waren geweest van de lening bij de andere kredietgever, zouden zij waarschijnlijk het krediet niet toegestaan hebben.
Verzwijging van bestaande kredieten: het in gang zetten van de vicieuze cirkel van schuldoverlast
De FOD economie stelde reeds herhaaldelijk de techniek vast van de doelbewuste verzwijging van kredieten door de makelaar: T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67
De consument heeft reeds een vrij zware lening bij een kredietgever. De consument wil opnieuw een belangrijk bedrag lenen, maar is onvoldoende kredietwaardig. De makelaar zal dan een aanvraag indienen bij een kredietgever verzekerd bij een andere kredietverzekeraar, en deelt niet mee dat de klant reeds een lening op afbetaling heeft lopen.
De splitsing of verzwijging van kredieten gebeurt soms zelfs tussen drie kredietgevers: een verzekerd bij Gerling-Namur, een verzekerd bij Euler-Cobac en een niet verzekerde kredietgever.
Het quod plerumque fit (toen er nog geen positieve registratie bestond) deed zich als volgt voor. Een consument klopt aan met een zware schuldoverlast bij een makelaar met vraag een globale lening te bekomen. Er werd hem beloofd dat een en ander niet onmiddellijk mogelijk was, maar dat hij wel onmiddellijk 2 (soms 3) leningen kon bekomen bij verschillende maatschappijen. Voor zover hij deze stipt zou terugbetalen gedurende meerdere maanden, zou hij volgens de makelaar als goede betaler worden aanzien en één grote globaliserende lening kunnen bekomen. Met het ter beschikking gestelde kapitaal, werd een zoveelste nutteloze dure schuldsaldoverzekering betaald en met het saldo kon de consument maanden lang bepaalde schuldeisers afbetalen... tot de centen op waren en er misschien een volgend krediet kon aangegaan worden. Op een bepaald ogenblik breekt deze kruik, doch de makelaar behield desondanks minstens de helft van zijn commissie + de zeer hoge commissie op de schuldsaldoverzekering.
Hoe wordt het splitsen of verzwijgen van kredieten gestraft?
Naast inbreuken op art. 11 en 64 WCK zijn kredietsplitsingen of -verzwijgingen ook te bestempelen als valsheid in geschrifte en misbruik van vertrouwen in bankzaken (art. 196 en 494 Strafwetboek). Ze worden dan ook door de inspectie bij het parket gemeld.
Schuldruiterij: De cascade van “salderingen” bij leningen op afbetaling
Hoe werkt volgens het vastgesteld veldwerk van de FOD economie de aangehouden lichtzinnige kredietverlening de schuldspiraal in de hand
In de secundaire kredietmarkt (dit is is de kredietmarkt die stereotiep de zogeheten risicoleningen toestaat aan de sociaal verzwakten aan het wettelijk maximum) wordt volgens de FOD economie, T. Vred. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67, vaak “gesaldeerd”. Dit wil zeggen dat de consument een vorige lening op afbetaling vervroegd terugbetaalt met een nieuwe en hogere lening. Voor de vervroegde terugbetaling van de vorige lening heeft de consument weliswaar recht op een teruggave van 75 % van de kosten van de lening.
Doch indien consumenten geregeld opnieuw salderen, gaan ze uiteindelijk zeer veel kosten betaald hebben in verhouding tot het netto ontvangen bedrag. Bovendien blijkt uit het voortdurend “bijlenen” dat de consument een structureel financieringsprobleem heeft. Voor een derde, vierde … saldering zou de kredietgever en -bemiddelaar toch wel zeer voorzichtig moeten zijn. Zeven of meer “salderingen” alvorens de consument uiteindelijk toch wanbetaler wordt, zijn geen uitzondering. Het is evident dat, indien blijkt dat de consument steeds meer dient bij te lenen, en dit zonder veel problemen steeds opnieuw wordt toegestaan, er sprake is van een ernstige overtreding van de informatie- en raadgevingsverplichting in art. 11 WCK.
Wellicht zou de consument beter af geweest zijn met een kredietopening (waarbij hij steeds vervroegd kan terugbetalen zonder kosten), of had er helemaal geen krediet meer toegestaan mogen worden. Uiteraard dient het steeds maar verhogen van het kredietbedrag voor een consument die klaarblijkelijk een structureel budgetprobleem heeft, beschouwd te worden als een overtreding van de voorzichtigheidsverplichting van de kredietgever (art. 15 WCK).
Heel wat schuldsalderingen (zo niet de meeste) gebeuren bovendien zonder vermindering van de kosten van het te salderen krediet, waarbij zelfs kosten en nalatigheidsrente bovenop worden gerekend, waardoor de schuldspiraal nog vlugger in werking treedt. Sinds art. 38 WCK bestaat is deze procedure te verkiezen boven schuldsaldering en zeker sinds de collectieve schuldenregeling bestaat is deze procedure te verkiezen voor personen met budgetproblemen boven de schuldruiterij die aldus een inbreuk uitmaakt op art. 11 en 15 WCK.
Hoe de cascade van nieuwe leningen vaststellen? Dit kan vrij eenvoudig.
Uit het contract of het bewijs van uitbetaling blijkt of de lening diende ter terugbetaling van een vorig krediet. Het volstaat om aan de kredietgever de gegevens over de vorige leningen (contract, bewijs van betaling) op te vragen.
Het jaarlijks kostenpercentage is hoger dan overeengekomen, of overschrijdt zelfs het wettelijk maximum Het overschrijden van het overeengekomen Jaarlijks Kostenpercentage is moeilijk aan te tonen, omdat het JKP vermeld op het contract theoretisch bijna altijd correct zal zijn. Nochtans gebeurt het maar al te vaak dat het JKP hoger is dan vermeld op de kredietovereenkomst!
Ter informatie: het JKP bevat niet alleen de intrestkosten, maar ook een aantal vaste kosten, bijvoorbeeld kosten van raadpleging van de Nationale Bank, kredietverzekering, commissieloon van de makelaar, alle dossier- en beheerskosten …
In volgende gevallen kan verondersteld worden dat het JKP hoger is dan op het contract vermeld:
❏ wanneer samen met het krediet een schuldsaldoverzekering werd afgesloten, en de consument verplicht werd om deze verzekering aan te gaan, of niet wist dat hij vrij was om de verzekering aan te gaan (cf. supra);
❏ wanneer bij een lening op afbetaling de periode tussen de datum van terbeschikkingstelling van het kapitaal/goederen en de datum van de eerste vervaldag, minder dan 30 dagen is. Doorgaans valt de datum van terbeschikkingstelling samen met de datum van ondertekening maar dit is niet altijd het geval;
❏ bij een kredietopening met creditcard wanneer de kost van de kaart niet in het kostenpercentage begrepen werd (dit kan vastgesteld worden indien uit het rekeningoverzicht blijkt dat er bijvoorbeeld één keer per jaar een forfaitair bedrag voor een creditcard wordt aangerekend);
❏ bij een kredietopening op een bankrekening, wanneer de bank het systeem van “valutadata” toepaste (geldopneming wordt 1 werkdag voor de opneming aangerekend, een betaling wordt pas 1 werkdag later verrekend – vooral belangrijk bij kredietopeningen voor 1 januari 1998). Voor een controle van het JKP van kredietopeningen moeten de maandelijkse rekeningoverzichten aan de consument gevraagd worden (indien hij die niet meer heeft, kan aan de kredietgever een rekeningoverzicht met historiek van de kredietopening gevraagd worden). Voor relatief eenvoudige berekeningen (lening op afbetaling, verkoop op afbetaling) kan het programma van het Handboek schuldbemiddeling van de VVSG of van het ministerie gebruikt worden (dit laatste te verkrijgen op diskette of per e-mail). Voor complexere berekeningen (bijvoorbeeld kredietopeningen) moeten aflossingstabellen opgesteld worden met een spreadsheet.
Niet erkende kredietgevers en het ruime toepassingsdomein van de WCK
De identificatiegegevens van de kredietgever (naam, adres, handelsregister) moeten op de kredietovereenkomst vermeld worden, evenals het erkenningsnummer van de kredietgever door het ministerie van Economische Zaken. Voor niet erkende kredietgevers geldt de burgerlijke sanctie art. 87 WCK. Kredietverstrekking zonder erkenning komt meer voor dan men zou denken:
- door kredietmakelaars die voor als wanbetaler genoteerde klanten toch het risico nemen op kredietverstrekking (in dit geval gaat de kredietverstrekking vaak gepaard met talrijke andere ernstige inbreuken: woeker, onwettige schuldinvorderingspraktijken …);
- door verkopers die de mogelijkheid bieden om gespreid te betalen (verkoop op afbetaling); - door verhuurders van roerende goederen die stilzwijgend of expliciet een aankoopoptie of eigendomsoverdracht voorzien (financieringshuur).
Hoe kan vastgesteld worden dat een schijnbaar zuiver burgerrechtelijk geregelde (krediet)overeenkomst eigenlijk onder de WCK valt? Het volstaat om rekening te houden met het ruime toepassingsdomein van de WCK in art. 1 WCK:
❏ de consument: elke natuurlijke persoon die handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten;
❏ de kredietgever: elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die krediet verleent binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten;
❏ de kredietovereenkomst: elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling. Zie ook de definities van verkoop op afbetaling, financieringshuur en de lening op afbetaling.
Kredieten bemiddeld zonder (correct) ingeschreven kredietbemiddelaars
Worden beschouwd als kredietbemiddelaar, en moeten bijgevolg ingeschreven zijn: - kredietmakelaars (bieden krediet van meerdere financiële instellingen aan);
- occasionele kredietmakelaars (bijvoorbeeld immobiliënkantoor, agent van een bank die af en toe krediet aanbiedt van andere instellingen, verzekeringsmakelaar die af en toe een krediet verkoopt);
- verkopers die verkoop op afbetaling of financieringshuur aanbieden (garages, elektrozaken). Moeten niet ingeschreven zijn: de “kredietagenten”, dit zijn de zelfstandige agenten die exclusief voor één kredietgever werken. Opgelet: soms handelen deze zelfstandige agenten toch af en toe als kredietmakelaar, zij moeten dan ingeschreven zijn, wat niet altijd het geval is.
Wanneer blijkt dat het krediet tot stand kwam via een kredietbemiddelaar, moet het volgende gecontroleerd worden:
❏ Werden alle kredietbemiddelaars vermeld (met officiële benaming, adres en handelsregister) op het kredietcontract? Het gebeurt soms dat er eigenlijk twee kredietbemiddelaars zijn (bijvoorbeeld een immobiliënkantoor dat aanvragen doorgeeft aan een kredietmakelaar).
❏ Werd het inschrijvingsnummer van de kredietbemiddelaar(s) vermeld? (opgelet, zoals gezegd hebben kredietagenten geen inschrijving nodig). Het niet of niet correct vermelden van de gegevens van de bemiddelaar, of kredietbemiddeling zonder inschrijving, gebeurt vrij veel, vaak uit slordigheid (bijvoorbeeld een verkoper die zijn BVBA heeft omgevormd naar een NV en vergeet dit te melden).
Besluit In deze tekst gaven we een blik achter de façades van sommige kredietgevers, kredietmakelaars en zelfs verzekeraars. We willen benadrukken dat er gelukkig ook nog heel wat kredietgevers en -bemiddelaars zijn die wel correct werken, en die op een gewetensvolle manier in een concurrentiële omgeving hun verplichtingen inzake voorzichtigheid en raadgeving respecteren. De positieve kredietcentrale zal voor hen een belangrijk hulpmiddel zijn. Vele van de misbruiken die de controleurs en inspecteurs ontdekken via hun ruime opsporingsbevoegdheden zijn uiteraard niet vast te stellen voor schuldbemiddelaars, rechters, advocaten … die geconfronteerd worden met kredietschulden. Toch hoopt het Bestuur Economische Inspectie met dit artikel te hebben aangetoond dat het mogelijk is om in sommige gevallen – vooral door het opvragen van een zo uitgebreid mogelijk kredietdossier – zelf bepaalde misbruiken vast te stellen. Luc KINNAERT, Inspecteur Bestuur Economische Inspectie – Afdeling D.I. – cel Consumentenkrediet WTC III – Simon Bolivarlaan 30 1000 Brussel, tel. 02 208 4001 of 3976, fax 02 208 3915 e-mail: Eco.inspec.DI@mineco.fgov.be Bestuur Handelsbeleid – dienst Verzekeringen en Krediet Koning Albert II-laan 16 1000 Brussel, tel. 02 206 5051 of 5047, fax 02 206 5760 e-mail: carine.lahaye@mineco.fgov.be internet: http://mineco.fgov.be (met o.m. gecoördineerde wetgeving)
Art 23 § 3 (bepaling van kracht sinds 01/01/2004) WCK stelt :
Geen enkele vergoeding mag gevraagd worden :
1°) indien, door toepassing van de artikelen 85, 86, 87, 91 of 92, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;
2°) in geval van terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt.
Wanneer de verzekering dient uit te betalen en het verzekerd risico zich voordoet mag volgens deze bepaling geen vergoeding door de kredietgever worden gevraagd. Hieruit leidt de FOD Economie af dat een verzekering voor het loutere ontleende kapitaal volstaat om de consument adequaat te verzekeren.
Wanneer er dus samen het krediet een schuldsaldoverzekering wordt afgesloten voor een bedrag hoger dan het ontleende kapitaal wordt aldus art. 11 WCK geschonden.
Wanneer kredieten worden aangewend om eerdere kredieten terug te betalen, dient rekening gehouden met de schuldsaldoverzekeringen op de te salderen kredieten. Deze verzekeringen houden hun geldigheid en kunnen perfect aangewend worden voor het nieuwe krediet. Wanneer hier geen rekening mee wordt gehouden en een nieuwe schuldsaldoverzekering wordt afgesloten impliceert zulks een flagrante schending van art. 11.2° WCK.
Zelfs wanneer er vorige verzekeringen werden afgekocht zal er nog schending zijn van art. 11 WCK, gezien bij dergelijke afkoop de consument een groot deel van zijn premies verliest. (ref. 6695.1).