Donne moi le fait, je te donnerai le droit
Geef mij de feiten en ik geef u recht
verschaf mij, rechter, de feiten en ik geef u recht
geef mij de feiten dan geef ik u het recht.
soms ook gegeven als "Narra mihi factum, narro tibi ius"
Het bestaan en de draagwijdte van het op een rechtsgeschil toepasselijk recht moet niet noodzakelijk door de partijen worden uiteengezet, omdat de rechter verondersteld wordt daarvan op de hoogte te zijn.
De rechtbank kent het recht (ius novit curia).
De rechter is verplicht is een geschil te beslechten conform de rechtsregels die op het geschil van toepassing zijn, onafgezien of deze rechtsregels nu worden opgeworpen door de partijen of niet, onafgezien of de regel nu de openbare orde of het dwingend recht raakt, met de enige beperking dat voor zover de rechter een regel dan ambtshalve opwerpt hij de rechten van de verdediging dient te eerbiedigen en aldus de partijen dient toe te laten om op dit ambtshalve ingeroepen middel te pleiten of te concluderen.
De rechter die zijn beslissing baseert op elementen waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, mochten verwachten dat hij ze bij zijn beoordeling zou betrekken en waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, miskent het recht van verdediging niet.
Het voorwerp van de vordering (dat de rechter niet mag wijzigen ingevolge het beschikkingsbeginsel) is niet de juridische grondslag of juridische kwalificatie van een eis, maar louter hetgeen wordt gevorderd (gevraagd van de rechter), lees hetgeen de eiser wil bekomen of wat de eiser met zijn vordering beoogt.(Cass. 28 september 2012, C.12.0049.N, Arr.Cass. 2012, 2075, conclusie advocaat-generaal C. Vandewal; Cass. 2 april 2010, C.09.0204.F, Arr.Cass. 2010, 1029; zie ook: J.-F. Van Droogenbroeck, «Chronique de l’office du juge», JLMB 2013, p. 1317, nr. 14). De rechter mag binnen de grenzen van het beschikkingsbeginsel de juridische kwalificatie van een vordering, invullen, aanvullen of wijzigen.
Het beschikkingsbeginsel daarentegen is:
het recht van partijen in burgerlijke zaken om de grenzen van het geschil zelf te bepalen met verbod voor de rechter ambtshalve de oorzaak van een vordering te wijzigen zonder de heropening van het debat te bevelen: Zie artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat het beschikkingsbeginsel inhoudt maar een beperktere draagwijdte heeft dan dit beginsel.
Bestaat het beginsel "da mihi factum dabo tibi ius" nog na de potpourri I wet 19/10/2015.
Volgens ons wel, gezien art. 744 de vorige versie ervan enkel formalistischer maakt. Maar toch zullen we rechtspraak en rechtsleer moeten afwachten. De nieuwe bepalingen leggen de burger en de advocaten op in elke conclusie de aanspraken te formuleren (voorheen werd het woord eisen gebruikt, waarbij aanspraak verder gaat dan een eis. Een aanspraak is een eis gesteund en gekoppeld aan een specifiek te benoemen recht. De middelen moeten thans genummerd worden met duidelijk onderscheid tussen hoofdorde en ondergeschikte orde.
Door de wet van 19/10/2015 zie artikel 744 van het gerechtelijk wetboek eruit als volgt:
Art. 744.
De conclusies bevatten tevens, achtereenvolgens en uitdrukkelijk:
1° de uiteenzetting van de voor de beslechting van het geschil pertinente feiten;
2° de aanspraken van de concluderende partij;
3° de middelen die worden ingeroepen ter ondersteuning van de vordering of het verweer, waarbij in voorkomend geval verschillende middelen genummerd worden en hun voordracht in hoofdorde of in ondergeschikte orde wordt vermeld;
4° het gevraagde beschikkende gedeelte van het vonnis, waarbij in voorkomend geval de hoofdorde of ondergeschikte orde van de verschillende onderdelen wordt vermeld.
De in een andere zaak of in een andere aanleg genomen conclusies waarnaar wordt verwezen of waaraan wordt gerefereerd worden niet beschouwd als conclusies in de zin van artikel 780, eerste lid, 3°. "...
Uitzondering
Principieel komt het aan de rechtbank toe om de aangevoerde feiten juridisch te kwalificeren en de "juiste" rechtsregel toe te passen. Evenwel gaat die redenering niet op wanneer wordt aangevoerd dat schade wordt geleden ingevolge een gebrek van een zaak.
Indien de rechtbank in die hypothese de regels van de contractuele aansprakelijkheid zou toepassen, wordt door die toepassing immers ook geraakt aan de oorzaak van de eis. De oorzaak zou immers niet langer een gebrek van een zaak zijn, maar wel een contractuele wanprestatie.