Krachtens artikel 3, lid 1 van de Databankenwet [Wet van 31 augustus 1998 Wet omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. ] (weldra artikel Xl.306, lid 1 van het Wetboek Economisch Recht) hebben producenten van databanken het recht de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van hun databanken te verbieden.
Een databank is daarbij volgens artikel 2, 1 ° (artikel 1.13, 6° van het Wetboek Economisch Recht), in uitvoering van artikel 1, 2. van de Databankrichtlijrr [Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb. L van 27 maart 1996, afl 77, 20.], een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.
De omstandigheid dat de samenstelling van een databank samenhangt met de uitoefening van een hoofdactiviteit in het kader waarvan de samensteller van de databank tevens degene is die de in deze databank opgenomen elementen heeft gecreëerd, sluit als zodanig niet uit dat deze persoon aanspraak kan maken op de bescherming die het recht sui generis biedt, op voorwaarde dat hij aantoont dat de verkrijging van deze elementen of de controle dan wel de presentatie daarvan een in kwantitatief dan wel kwalitatief opzicht substantiële investering heeft gevergd, los van de middelen die voor het creëren van deze elementen zijn aangewend [HvJ 9 november 2004, The British Horseracing Board Ltd en anderen t. William Hi/1 Organization Ltd., C-203 / 02, EU:C:2004:695, punt 35.]
De vereiste investeringen in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank moeten daarbij algemeen worden opgevat als betrekking hebbend op de investering ten behoeve van het aanleggen van deze databank als zodanig [Zie HvJ 9 november 2004, Fixtures Marketing Ltd t. OPAP, C-444 / 02, EU :C:2004:697, punt 39. Zie Hof 's-Gravenhage 30 januari 2001, AMI 2001, 73. ] .
Wie een vordering als gedupeerde wil instellen moet dan ook aantonen dat hij bij het realiseren van de databank van zijn programma's substantiële investeringen heeft gedaan, en dat die investeringen daarenboven los staan van de eigenlijke hoofdactiviteit maar er specifiek op waren gericht met deze databank meerwaarde te creëren specifiek omwille van de databank.