De 10-jarige aansprakelijkheid van de aannemer zoals voorzien in artikel 1792 B.W., slaat enkel op gebreken die de stevigheid van het gebouw of groot werk in het gedrang brengen.
Zichtbare gebreken worden volledig gedekt door de definitieve oplevering.
Lichte gebreken die verborgen zijn en die niet kunnen ontdekt worden bij de definitieve oplevering, worden door deze definitieve oplevering niet gedekt.
Algemeen wordt aanvaard dat voor deze gebreken de duur van de aansprakelijkheid 10 jaar bedraagt, naar analogie van de 10-jarige termijn voor de ernstige gebreken die de stevigheid van het bouwwerk in het gedrang brengen en vanzelfsprekend ook naar analogie dan wel in toepassing van de algemene verjaringsregel voor de persoonlijke vorderingen van 10 jaar.
Een aannemer is anderzijds aansprakelijk voor zijn lichtste fout. Immers het verschil in de soorten gebreken staat volledig los van de omvang van de fout van de aannemer. De aannemer is dus aansprakelijk voor opzettelijke, zware, lichte en zelfs de lichtste fout.
Lichte verborgen gebreken moeten binnen een redelijke termijn vanaf de ontdekking ervan in rechte worden aangeklaagd.
De tijdigheidsvereiste vloeit voort uit de constructie van de stilzwijgende aanvaarding of de theorie van de rechtsverwerking.
Ter zake dient te worden nagegaan of er geen stilzwijgende aanvaarding noch rechtsverwerking is ingetreden. In dit verband moet rekening worden gehouden met de realiteit waar het frequent voorkomt dat de bouwheer uit vrees voor een dure en langdurige procedure niet binnen korte termijn overgaat tot dagvaarding, wat des te meer geldt wanneer het gaat om verborgen gebreken die de stabiliteit niet in gevaar brengen. Dergelijke houding betekent geenszins automatisch een aanvaarding en is evenmin in strijd met de goede trouw of onzorgvuldig.
De vereiste van de redelijke termijn houdt ook verband met de mogelijkheid nog te onderzoeken of het gebrek te wijten is aan de fout van de aannemer en niet aan een gebrek aan onderhoud of slecht gebruik.
De termijn dient in redelijkheid en rekening houdend met de concrete omstandigheden te worden beoordeeld.
De duur van de redelijke termijn wordt getoetst aan de termijn waarbinnen, bij gebrek aan reactie van de bouwheer bij het ontdekken van het gebrek, hij verondersteld wordt het gebrek te hebben aanvaard.