De aansprakelijkheid van takeldiensten- schade aan een voertuig toegebracht door takeldiensten
Artikel 4.4 van de Wegcode stelt:
“elke bestuurder van een stilstaand of geparkeerd voertuig moet dit verplaatsen zodra hij daartoe door een bevoegd persoon aangemaand wordt.
Weigert de bestuurder of is hij afwezig dan mag de bevoegde persoon ambtshalve voor de verplaatsing van het voertuig zorgen.
De verplaatsing gebeurt op risico en op kosten van de bestuurder en de burgerlijke aansprakelijke personen, behalve wanneer de bestuurder afwezig is en het voertuig reglementair is geparkeerd.
Zonder het optreden van een bevoegd persoon kan dit recht in dezelfde omstandigheden niet door een weggebruiker uitgeoefend worden.
Artikel 4.4 Wegcode houdt in dat de bestuurder of de burgerlijke aansprakelijke persoon de kosten van de verplaatsing niet moeten dragen wanneer de bestuurder afwezig is en dienvolgens niet kan aangemaand worden het voertuig te verplaatsen op voorwaarde dat het voertuig reglementair geparkeerd is.
Met reglementair geparkeerd is bedoelt de wetgever de toestand van het geparkeerde voertuig, te beginnen vanaf het ogenblik waarop dit voertuig geparkeerd werd tot op het ogenblik dat de bestuurder in kennis kan gesteld worden van een aanmaning ingevolge een nieuwe parkeerregeling, zijn voertuig te verplaatsen.
Dit reglementair parkeren moet derhalve beoordeeld worden over de gehele periode dat het voertuig geparkeerd was.
Wanneer het opgelegde parkeerverbod niet aangekondigd was op het ogenblik dat de betrokken bestuurder zijn wagen reglementair parkeerde is de bestuurder hiervan onwetend en kan hij niet aangesproken worden op grond van voormeld artikel 4.4.
De omstandigheid dat nadien door het regelmatig aanbrengen van een verkeersbord een tijdelijk parkeerverbod op regelmatige wijze werd opgelegd doet hieraan geen afbreuk wanneer er voor het betrokken voertuig geen parkeerbeperking in de tijd bestond (Cassatie, 24.01.2008, NJW, 2008, afl. 178, 214 en G. Meyns, Parkeerverbod, noot onder Cassatie, 24.01.2008, NJW, 2008, afl. 178, 215).
De vraag stelt zich verder hoe het begrip “op risico van” dient gelezen te worden.
Wel nu, deze bepaling “de verplaatsing gebeurt op risico en kosten van de bestuurder …” dient in de gewone betekening te worden gelezen. Deze bepaling houdt dus geen algemene exoneratieclausule in. Het in dit artikel bedoelde risico betreft dus enkel schade die ontstaat door toeval, overmacht of vreemde oorzaak.
Hieruit volgt dat indien de bevoegde agent of de garagehouder die voor het verplaatsen van het voertuig zorgt niet “als een goede huisvader” handelt, hij uiteraard zelf aansprakelijk kan worden gesteld voor de aan dit voertuig veroorzaakte schade (Rechtbank Luik, 06.11.1984, JL 1985, 109; Vredegerecht Gent, 03.04.1987, verkeersrecht 88/22 en P. Lenvain, het wegverkeerreglement: inleidende bepalingen in X. bestendig handboek Verkeer.)
De artikelen 1382-1383 vereisen evenwel een fout (of een schuld).
Dit houdt in dat degene die aanspraak maakt op schadevergoeding en een vordering instelt die steunt op de fout van een derde het bewijs van deze fout moet leveren.
Het loutere feit een risico op schade te veroorzaken maakt op zichzelf geen bewijs van fout uit.
Opdat een handeling een voorzichtigheid zou zijn die aanleiding heeft op de aansprakelijkheid, is het voldoende dat de schade een mogelijk gevolg is van die daad, maar dit mogelijk gevolg moet in redelijkheid voorzienbaar zijn.
De redelijke voorzienbaarheid dient onderzocht te worden en niet het feitelijk voorzien.
De gedraging moet beoordeeld worden naar de maatstaf van een normaal zorgvuldige en omzichtige persoon, die in dezelfde omstandigheden verkeert.
Een takeldienst dient er in te slagen om zonder schade aan de carrosserie of aan de motor, dan wel aan de versnellingsbak een voertuig te verplaatsen, zelfs wanneer het voertuig beschikt over verlaagde bumpers.