Basis van deze overweging is een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen van 25 juni 2012, RW 2014-2015, 346
abstract
De Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn moet worden beschouwd als aansteller in de zin van art. 1384, derde lid BW ten aanzien van de bestuurders van de door haar gehuurde voertuigen, aangezien in de overeenkomst tussen De Lijn en de verhuurder is bepaald dat deze bestuurders zich moeten schikken naar de bevelen, onderrichtingen, richtlijnen en aanwijzingen die door De Lijn en haar agenten in uitvoering van hun functies worden gegeven.
tekst vonnis
Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn t/ L. De C.
I. Antecedenten
Het geding tussen de partijen betreft een aanrijding van 15 september 2007 omstreeks 19 u 40-19 u 45 te Antwerpen op de Belgiëlei. Daarbij waren al dan niet betrokken:
– de personenwagen Mercedes, eigendom van L. De C.;
– een niet nader bepaalde autobus, eigendom van de Vlaamse Vervoermaatschappij – De Lijn (hierna afgekort als “De Lijn”) of van één van haar pachters (in het bijzonder van de firma Van R.) en bestuurd door een aangestelde van de ene of van de andere.
L. De C. had haar wagen in de Belgiëlei geparkeerd. De betrokken autobusbestuurder zou deze vervolgens bij het voorbijrijden hebben geraakt.
Van deze (beweerde) feiten heeft er zich alleszins ook een getuige bekendgemaakt, namelijk A. De M. Deze heeft immers een berichtje aan de wagen van L. De C. achtergelaten.
II. Procedure
De eerste rechter verklaarde in het bestreden vonnis van 28 juni 2010 de vordering van L. De C. tegen De Lijn toelaatbaar en gegrond.
Het hoger beroep, ingesteld door De Lijn bij verzoekschrift ter griffie neergelegd op 24 november 2011, is gericht tegen L. De C. Het beoogt de afwijzing van haar oorspronkelijke vordering tegen haar.
L. De C. concludeert tot de afwijzing van het hoger beroep als ongegrond.
...
III. Grond van de zaak
1. Rechtsgronden
L. De C. spreekt De Lijn aan op grond van art. 8.3 en 10.1 Wegverkeersreglement en art. 1382-1383 en 1384, derde lid BW.
De Lijn betwist aan de ene kant de feiten en aan de andere kant haar hoedanigheid van aansteller van de betrokken autobusbestuurder.
2. Feiten
Drie dagen na de aanrijding, op 18 september 2007, is L. De C. met het berichtje van A. De M. een klacht bij de politie gaan neerleggen.
Ter beoordeling van de aansprakelijkheid worden het desbetreffende strafdossier, de daaropvolgende briefwisseling tussen de partijen en/of hun verzekeraars en een aantal interne documenten van De Lijn voorgelegd.
...
De rechtbank stelt vast dat het berichtje dat A. De M. aan de wagen van L. De C. heeft achtergelaten en de daaropvolgende verklaring die zij aan de verbalisanten heeft afgelegd, allebei klaar en duidelijk zijn.
A. De M. heeft hierbij namelijk tot driemaal toe aangegeven dat de aanrijdende autobus een voertuig van De Lijn betrof.
Of die autobus nu al dan niet een eigen voertuig van De Lijn dan wel een door haar gepacht voertuig was, kon A. De M. redelijkerwijze niet uitmaken, omdat deze autobussen in wezen allemaal hetzelfde uitzicht hebben. De pachter mag inderdaad hooguit zijn eigen gegevens in het klein en enkel op de achterzijde van die voertuigen vermelden.
Het staat dan ook vast dat de aanrijding door een autobus van De Lijn of door een autobus met het uitzicht van een voertuig van De Lijn werd veroorzaakt.
3. Hoedanigheid van aansteller van de betrokken autobusbestuurder
Voor de eerste rechter heeft De Lijn haar hoedanigheid van aansteller van de betrokken autobusbestuurder betwist in zoverre de aanrijding ook door een bestuurder van één van haar verpachters kon zijn veroorzaakt.
Thans voert De Lijn hetzelfde verweer aan op grond van haar stuk 6.
Art. 7, § 1 van dit stuk 6 luidt als volgt:
– enerzijds: “... Het personeel is en blijft de aangestelde van de verhuurder. ...”
– anderzijds: “... Hij moet zich evenwel schikken naar de bevelen, onderrichtingen, richtlijnen en aanwijzingen die door de NMVB en haar agenten in uitvoering van hun functies gegeven worden. ...”.
Welnu, alleen al uit deze bepaling blijkt dat de chauffeurs van de verhuurder, hier van de firma Van R., in het raam van de uit te voeren vervoeropdrachten wel degelijk als de aangestelden van de NMVB, thans De Lijn, moeten worden beschouwd. De Lijn heeft zich immers de juridische en dus meteen ook de feitelijke mogelijkheid voorbehouden om gezag en toezicht op die chauffeurs uit te oefenen tijdens de trajecten die zij rijden, hetgeen zij ongetwijfeld ook effectief heeft kunnen doen (zie in die zin: T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek Buitencontractueel Aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, p. 399-400, nr. 601).
Dat er hierbij geen enkel contract tussen De Lijn en die chauffeurs is tot stand gekomen, is niet dienend. Hetzelfde geldt voor de verzekeringsverplichtingen die De Lijn ter zake aan haar verhuurders heeft opgelegd.
Bijgevolg moet het vonnis van de eerste rechter ook op dit punt worden bevestigd.
...
Uittreksel uit het oud Burgerlijk wetboek
art 1384 derde lid:
Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft.
(Aldus zijn aansprakelijk):
De meesters en zij die anderen aanstellen, voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben.
Let wel nieuwe regeling in het (nieuw) BW
Boek 6 van het (nieuwe) BW geldt voor feiten na 01/01/2025.
Art. 6.14 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van de aansteller
§ 1 De aansteller is foutloos aansprakelijk voor de schade door zijn aangestelde aan derden veroorzaakt tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie, als gevolg van zijn fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De aansteller is de persoon die voor eigen rekening in feite gezag over en toezicht op het gedrag van een ander kan uitoefenen.
§ 2 De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn personeelsleden aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit, ook wanneer de toestand van deze personeelsleden statutair is geregeld of zij gehandeld hebben in de uitoefening van de openbare macht.
Art. 6.15 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor hun bestuursorganen en de leden ervan
De rechtspersoon van privaat recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn bestuursorganen of door de leden, in rechte of in feite, van die organen aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn organen of de leden van zijn organen die geen deel uitmaken van zijn personeel aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.