De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken. De hangende procedures op grond van
feiten of feitelijke scheiding worden dus afgewikkeld volgens de oude wet.
overgangsbepalingen met betrekking tot het onderhoudsgeld
De oude wetgeving blijft toepasselijk op alle echtscheidingen die hangende zijn voor de inwerkingtreding van de wet. In deze echtscheidingen die voor 1 september 2007 geen aanleiding hebben gegeven tot een eindvonnis, blijven de oude bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van kracht, zo ook met betrekking tot het weerhouden van een fout die aanleiding kan geven tot het verschuldigd karakter van een persoonlijk onderhoudsgeld ten voordele van een onschuldige echtgenoot. Zo ook het verlies op het recht tot het bekomen van een persoonlijk onderhoudsgeld na echtscheiding voor een schuldige echtgenoot ook al is deze behoeftig.
Ook aan de afgewikkelde echtscheidingen doet de nieuwe wet geen afbreuk. Al wie gescheiden is op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet, zijnde 1 september 2007 en op basis van deze echtscheiding en recht heeft verworven op persoonlijk onderhoudsgeld blijft dit recht te behouden. al die gescheiden is voor 1 september 2007 en geen recht op persoonlijk onderhoudsgeld bekwam, blijft de hiervan uitgesloten.
Op de oude en de nog hangende echtscheiding in geld en wel de beperking inzake de duurtijd van de onderhoudsverplichting. ook voor deze oude echtscheidingen zal elke verplichting tot betaling van onderhoudsgeld verstrijken na de tijd die het huwelijk heeft geduurd, te rekenen vanaf 1 september 2007 (art. 42, §5, lid 2 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding). Wanneer de rechter in een echtscheidingsvonnis uitgesproken voor 1 september 2007 het recht op persoonlijk onderhoudsgeld in tijd had beperkt, dan blijft deze beperkingen gelden, zonder dat deze termijn langer kan zijn dan de tijd die het huwelijk heeft geduurd te rekenen vanaf 1 september 2007 (art. 42, §5, lid 3 Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding).
De partijen kunnen zich vanaf 1 september 2007 in een nieuwe echtscheidingsprocedures beroepen op feiten en omstandigheden die gebeurd zijn voor 1 september 2007 om hun rechten die hen verleend worden door de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding te laten gelden. zo kunnen zij bijvoorbeeld feiten aanhalen die gebeurd zijn voor 1 september 2007 om een zware fout in de zin van artikel 301 paragraaf twee lid twee Burgerlijk Wetboek dan wel een strafbaar feit in de zin van artikel 301 paragraaf twee lid drie Burgerlijk Wetboek aan te tonen
de geldigheid van akkoorden bij een afgesprongen EOT
De regel inzake de geldigheid van akkoorden die gesloten werden in het kader van een EOT, na het afspringen ervan in toepassing van artikel 1294 bis paragraaf twee Gerechtelijk Wetboek is niet toepasselijk op overeenkomsten die voor 1 september 2007 werden ondertekend. deze oude overeenkomsten EOT , afgesloten voor 1 september 2007, zijn dus voor partijen niet bindend indien de EOT na 1 september 2007 afspringt alvorens de echtscheiding definitief wordt.