Donne moi le fait, je te donnerai le droit
Geef mij de feiten en ik geef u recht
verschaf mij, rechter, de feiten en ik geef u recht
geef mij de feiten dan geef ik u het recht.
soms ook gegeven als "Narra mihi factum, narro tibi ius"
De rechter is verplicht een geschil te beslechten conform de rechtsregels die op het geschil van toepassing zijn, onafgezien of deze rechtsregels nu worden opgeworpen door de partijen of niet, onafgezien of de regel nu de openbare orde of het dwingend recht raakt, met de enige beperking dat voor zover de rechter een regel dan ambtshalve opwerpt hij de rechten van de verdediging dient te eerbiedigen en aldus de partijen dient toe te laten om op dit ambtshalve ingeroepen middel te pleiten of te concluderen.
De rechter die zijn beslissing baseert op elementen waarvan de partijen, gelet op het verloop van het debat, mochten verwachten dat hij ze bij zijn beoordeling zou betrekken en waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren, miskent het recht van verdediging niet.
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels. Hij heeft de verplichting, mits eerbiediging van het recht van verdediging, ambtshalve de rechtsgronden op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen (Cass. 24 maart 2006, AR C.05.0360.F, AC 2006, nr. 173; Cass. 9 mei 2008, AR C.06.0641.F, AC 2008, nr. 283).
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de rechtsregels die daarop van toepassing zijn. Hij moet de juridische aard en gevolgen van de door de partijen aangevoerde feiten en handelingen onderzoeken, en mag, ongeacht de juridische omschrijving die de partijen daaraan hebben gegeven of de rechtsgevolgen die zij daaraan hebben verbonden, de door hen aangevoerde redenen ambtshalve aanvullen, wijzigen of vervangen op voorwaarde dat hij geen betwisting opwerpt waarvan de partijen bij conclusie het bestaan hebben uitgesloten, enkel steunt op elementen die hem regelmatig zijn voorgelegd, het voorwerp van de vordering niet wijzigt en daarbij het recht van verdediging van de partijen niet miskent.
De rechter heeft de plicht ambtshalve de rechtsgronden op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die de partijen in het bijzonder hebben aangevoerd tot staving van hun vorderingen of hun verweer.
Dit betekent niet dat de rechter is gehouden alle in het licht van de vaststaande feiten van het geschil mogelijke doch niet-aangevoerde rechtsregels op hun mogelijke toepassing te onderzoeken, maar enkel dat hij, met eerbiediging van het recht van verdediging, de toepasselijkheid moet onderzoeken van de niet-aangevoerde rechtsregels die zich door de feiten zoals zij in het bijzonder worden aangevoerd, onmiskenbaar aan hem opdringen.
Het beschikkingsbeginsel daarentegen is:
het recht van partijen in burgerlijke zaken om de grenzen van het geschil zelf te bepalen met verbod voor de rechter ambtshalve de oorzaak van een vordering te wijzigen zonder de heropening van het debat te bevelen: Zie artikel 1138, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat het beschikkingsbeginsel inhoudt maar een beperktere draagwijdte heeft dan dit beginsel.
Bestaat het beginsel "da mihi factum dabo tibi ius" nog na de potpourri I wet 19/10/2015?
Volgens ons wel, gezien art. 744 de vorige versie ervan enkel formalistischer maakt. Maar toch zullen we rechtspraak en rechtsleer moeten afwachten. De nieuwe bepalingen leggen de burger en de advocaten op in elke conclusie de aanspraken te formuleren (voorheen werd het woord eisen gebruikt, waarbij aanspraak verder gaat dan een eis. Een aanspraak is een eis gesteund en gekoppeld aan een specifiek te benoemen recht. DE middelen moeten thans genummerd worden met duidelijk onderscheid tussen hoofdorde en ondergeschikte orde.
Door de wet van 19/10/2015 zie artikel 744 van het gerechtelijk wetboek eruit als volgt:
Art. 744.
De conclusies bevatten tevens, achtereenvolgens en uitdrukkelijk:
1° de uiteenzetting van de voor de beslechting van het geschil pertinente feiten;
2° de aanspraken van de concluderende partij;
3° de middelen die worden ingeroepen ter ondersteuning van de vordering of het verweer, waarbij in voorkomend geval verschillende middelen genummerd worden en hun voordracht in hoofdorde of in ondergeschikte orde wordt vermeld;
4° het gevraagde beschikkende gedeelte van het vonnis, waarbij in voorkomend geval de hoofdorde of ondergeschikte orde van de verschillende onderdelen wordt vermeld.
De in een andere zaak of in een andere aanleg genomen conclusies waarnaar wordt verwezen of waaraan wordt gerefereerd worden niet beschouwd als conclusies in de zin van artikel 780, eerste lid, 3°. "...