De ondernemer die niet of pas laattijdig op factuurprotest reageert wordt verondersteld het factuurprotest te aanvaarden. Indien de ondernemer een termijn oplegt voor het factuurprotest, geldt deze zelfde termijn voor de handelaar om te reageren op het factuurprotest.
Het niet protesteren van een factuur binnen een redelijke termijn resulteert in de stilzwijgende aanvaarding van de factuur en is gesteund op de vertrouwensleer. Door de begeleidende omstandigheden wordt het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat het stilzwijgen als een toestemming moet worden opgevat en dit vertrouwen mag niet worden beschaamd.
Maar uit deze zelfde vertrouwensleer dient te worden afgeleid dat een gebrek aan reactie op een factuurprotest evenzeer als een aanvaarding van het factuurprotest dient aanzien te worden.
In handelszaken wordt omwille van een vlot en efficiënt rechtsverkeer, algemeen aangenomen dat op een handelaar de verplichting rust brieven te reageren wanneer niet wordt ingestemd met de inhoud ervan.
Naar Belgisch recht strekt de stilzwijgende aanvaarding van een factuur door een handelaar zich principieel uit tot alle vermeldingen van die factuur. Dit beginsel moet echter wijken, indien bewezen wordt dat de niet-geprotesteerde factuur verschilt van de daaraan voorafgaande overeenkomst. Indien een dergelijk bewijs wordt geleverd, kan men, wat die punten betreft, uit het zuivere stilzwijgen van een handelaar in beginsel géén aanvaarding afleiden, omdat deze niet dient te worden geacht de clausules op de factuur na te lezen om te controleren of ze wel overeenstemmen met wat vroeger werd afgesproken. Deze laatste mag er immers op vertrouwen dat eerder gemaakte afspraken zullen worden nageleefd (art. 1134, eerste lid, B.W.).
Teneinde een vlot en efficiënt handelsverkeer mogelijk te maken, wordt van een onderneming verwacht dat zij een factuur waar zij niet mee akkoord is, binnen een redelijke termijn protesteert. Indien zij dat niet doet, wordt haar stilzwijgen als een aanvaarding van die factuur beschouwd. De facturen leveren dan overeenkomstig art. 8:11 BW tegen de bestemmeling bewijs op van de aangevoerde rechtshandeling.
De duur van de redelijke termijn waarbinnen een factuur moet worden geprotesteerd hangt af van de feitelijke omstandigheden van de zaak.
De regel van artikel 8:11 §4 (nieuw) BW (art 1348bis §4 oud burgerlijk wetboek) stelt:
"Behoudens tegenbewijs, levert een door een onderneming aanvaarde of niet binnen een redelijke termijn betwiste factuur tegen deze onderneming bewijs op van de aangevoerde rechtshandeling.
Het gebrek aan betwisting van een factuur door een persoon die geen onderneming is, kan niet worden beschouwd als een aanvaarding van die factuur, behalve wanneer deze afwezigheid van betwisting een omstandig stilzwijgen uitmaakt. De uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding van een factuur door een persoon die geen onderneming is, maakt een feitelijk vermoeden uit. Iedere overeenkomst die afwijkt van de regels in dit lid en afgesloten is voor het ontstaan van het geschil, is nietig."
art. 25, lid 2 .Kh. stelde dat koop en verkoop kunnen bewezen worden door middel van een aanvaarde factuur, onverminderd de andere bewijsmiddelen die door de wetten op de koophandel zijn toegelaten. Maar ook in de oude rechtspraak werd aangenomen dat deze regel niet alleen betrekking heeft op de handelskoop, maar ook voor andere handelsverrichtingen, zoals de aanneming.
De rechter kan uit de aanvaarding van de factuur een feitelijk vermoeden putten en er het bewijs in kan vinden dat de schuldenaar zijn akkoord heeft gegeven met de in de factuur vermelde verbintenis.
In de wet wordt niet gedefinieerd wat precies onder factuur moet worden verstaan. Traditioneel wordt aangenomen dat de factuur de door een handelaar geschreven bevestiging is van een schuldvordering in geld, die voortspruit uit een overeenkomst tot levering van goederen of diensten en die aan de klant, overeenkomstig de wet of de gewoonte, wordt overgemaakt om deze uit te nodigen de aangeduide som te betalen.