Definitie van de onverdeeldheid:
De onverdeeldheid is de samenloop van verschillende houders van een zakelijk recht van dezelfde aard op hetzelfde goed, zonder dat de aandelen materieel verdeeld zijn.
Een onverdeeldheid kan betrekking hebben op alle soorten goederen: roerende en onroerende goederen, lichamelijke of onlichamelijke goederen. De onverdeeldheid kan slaan op één zaak of op een verzameling van goederen. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen een onverdeelde zaak die bestaat uit één zaak of één goed en die als een afzonderlijke zaak aan onderscheiden personen toebehoort en een onverdeelde boedel, die als geheel aan onderscheiden personen toebehoort (vgl. S. Snaet en A.L. Verbeke, «Mede-eigendom en onverdeeldheid» in Goederenrecht. Themis, 2011, Brugge, die Keure, 48-49).
In die optiek kan een onverdeeldheid ook betrekking hebben op een geldsom dan wel, op het saldo van de verkoopprijs van een onverdeeld onroerend goed waaromtrent verrekeningen zouden moeten gebeuren. Het feit dat een geldsom deelbaar is staat daaraan niet in de weg.
Het gegeven dat, gelet op de tussengekomen verkoop, alsnog enkel de gerealiseerde verkoopprijs (die zich op één notariële rubriekrekening bevindt) moet worden verdeeld/toebedeeld (wat in feite neerkomt op een louter boekhoudkundige bewerking), neemt (derhalve) niet weg dat (mogelijk immers) een afrekening moet plaatsvinden die, bij gebrek aan overeenstemming, notarieel moet gebeuren.
Aldus kan de onverdeeldheid betrekking hebben op de verkoopprijs die in de plaats is gekomen van het onverdeelde onroerend goed (vgl. RPDB, tw. Successions, Brussel, Bruylant, XIII, 265, nr. 1356). Ook indien de onverdeeldheid enkel betrekking heeft op een geldsom kan er aanleiding zijn om tot aanwijzing van een notaris-vereffenaar over te gaan. De regel van artikel 1220 BW kan daaraan geen afbreuk doen (RPDB, tw. Successions, Brussel, Bruylant, XIII, 265-266, nr. 1356. Vgl. ook: F. Laurent, Principes de droit civil, Brussel, Bruylant, 1887, t/ X, 354-355, nr. 324).