DNA testen op particulier initiatief
De DNA test heeft na haar intrede in de strafrechtelijke onderzoeken en in de familiale gerechtelijke procedures thans haar intrede gedaan in de private sfeer.
De Europese seksuele moraal is er een geworden van seriële monogamie, met (althans volgens de algemeen aanvaarde statistieken) een vrij grote frequentie van overspelige relaties. Dat het vaderschap van een kind dan ook meermaals in vraag wordt gesteld hoeft geen betoog zelfs wanneer deze wetenschap geen enkel juridisch gevolg zou ressorteren (bijvoorbeeld door het bezit van staat).
Er wordt vastgesteld dat bepaalde instituten zich aanbieden voor het uitvoeren van DNA-testen en dat er ook een grote vraag bestaat om binnen de privésfeer dergelijke DNA-testen uit te voeren.
Er stelt zich geen enkel probleem wanneer zulks gebeurt met de instemming van alle betrokken partijen, hiermee wordt bedoeld de betrokken partijen wiens genetisch materiaal wordt onderzocht.
Het laten onderzoeken van DNA materiaal zonder instemming van de “eigenaar-titularis” van het genetisch materiaal is onaanvaardbaar het zijnde een schending van de privacy. Zo kan men geen huidschilfers, speekselsporen of sigarettenpeuken, tandenstokers en dergelijke meer laten onderzoeken op genetisch materiaal zonder instemming van de betrokkene. Dit kan enkel in het kader van een gerechtelijk onderzoek, dan nog op bevel van een onderzoeksrechter ter zake enkel bevoegd is om in het belang van het onderzoek bepaalde aanpassingen van de personen zijn privésfeer toe te laten onder strikte voorwaarden.
Een ander probleem stelt zich met betrekking tot personen die wilsonbekwaam zijn en hierbij denken we vooral aan kinderen. De vraag stelt zich dus in hoeverre een ouder of een derde op eigen initiatief een DNA-test kan laten uitvoeren op een kind.
In een advies van de nationale raad van de orde der geneesheren van 21 februari 2009, is een arts niet bevoegd om maatregelen te nemen anders dan deze die gericht zijn op de gezondheid van de patiënt dan wel op de verwezenlijking van een diagnose of een therapeutisch doeleinde. In haar advies werd verwezen naar het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967.
Een loutere DNA typering teneinde te weten wie de vader is van het kind valt buiten deze regel waardoor het een arts niet toegelaten is om een dergelijke test af te nemen in het kader van zijn praktijk. Ten aanzien van een minderjarig kind kan een dergelijke test in de privésfeer niet worden uitgevoerd gezien zulks een schending zou uitmaken van de privacy van het kind. De ouders die bekleed zijn uit het ouderlijk gezag kunnen in de plaats van het kind geen toestemming verlenen om een dergelijke DNA-test uit te voeren, omdat het kind geen enkel belang heeft bij deze test maar meer zelfs omdat deze test in strijd is met de belangen van het kind. Om dit beter te begrijpen dient men het begrip “bezit van staat” grondig te ontleden, waarbij het bezit van staat dient aanzien te worden als de waarheid van het hart eerder dan de waarheid van het bloed, de waarheid van de werkelijke band eerder dan de waarheid van de biologie en met deze kennis begrijpt men onmiddellijk dat DNA-testen in het wild kunnen resulteren in ontreddering van het gezinsleven waarin het kind wordt grootgebracht, tot “ontnesting” van het kind, tot het verlies van rechtszekerheid met betrekking tot de burgerlijke staat die de openbare orde raakt en tot een fundamentele aanpassing van de fysieke integriteit.
Hiertegenover kan geplaatst worden dat een ieder het recht heeft om zijn verwantschap te kennen op basis van art. 8 van het Europees verdrag van de rechten van de mens. Het voormelde advies doet geen afbreuk aan dit artikel, gezien het kind vanaf zijn meerderjarigheid ter zake wel rechten kan doen gelden.
Wat zijn de gevolgen indien een vermoedelijke vader weigert een DNA –test te ondergaan zoals opgelegd door de Rechtbank.
De rechter kan onmogelijk een vermoedelijke vader onder dwang een DNA-test doen ondergaan. Een en ander zou strijdig zijn met zijn recht op fysieke integriteit.
Dit neemt niet weg dat de Rechtbank rekening kan houden met de weigering van de vader bij de beoordeling van haar beslissing, zonder dat de rechtbank deze loutere weigering als bewijs van vaderschap mag aanzien op basis van alle omstandigheden van de zaak, mag de rechtbank wel op basis van vermoeden tot het vaderschap besluiten.