Domicilieadres?
Heel wat personen menen de oplossing gevonden te hebben door een fictief domicilieadres, soms wel domicieladres geheten, te nemen om aldus verhoogde sociale uitkeringen te kunnen ontvangen, dan wel om schuldeisers te verschalken.
Nog anderen hebben hier een handeltje in gevonden om dit soort adressen aan sociaal verzwakten verkopen en zich op hun miserie schandelijk te verrijken, waarbij ze hun “cliënten” alleen nog verder in de afgrond storten.
De sjoemelaars die domicilieadressen verkopen zijn vooreerst strafbaar. Vaak zijn het zelf onvermogenden, afzetters en oplichters, die werken met VZW’s of andere constructies, waarbij zij eerst panden (krotten) huren om deze nadien op te delen en voor een veelvoud onderverhuren.
Hun eigen huur betalen ze na enkele maanden niet meer waarna hun huurders hun adres en soms ook hun goederen en meestal ook hun waarborg kwijt zijn. Zij verdwijnen om nadien met andere namen opnieuw elders te beginnen en hun oplichtingen verder te zetten, soms samen met verboden schuldbemiddeling.
Indien u een domicilieadres heeft gekozen of fictief afzonderlijk van uw partner bent gaan wonen om hogere sociale uitkeringen te ontvangen, maakt u zich schuldig aan sociale fraude. Meer en meer worden deze fraudes blootgelegd.
U riskeert niet alleen correctionele vervolgingen. U riskeert bovendien maandenlang uw uitkering te verliezen. Nadat u uw uitkering terug heeft zal u wellicht nog jarenlang dienen terugbetalen voor de onterecht ontvangen bedragen. Zo geraakt u pas echt in de miserie.
Maar de miserie gaat verder:
U zal in heel wat gevallen hogere successierechten dienen te betalen;
U zal in geval van overlijden door een ongeluk van uw levenspartner geen schadevergoeding kunnen bekomen;
Indien u meent uw schuldeisers te kunnen verschalken heeft u het goed mis. Uw schuldeisers kunnen beslag laten leggen op alle maar dan ook alle goederen op uw werkelijke verblijfplaats.
Dus zelfs op uw kleren, uw kleerkasten, uw beddegoed, uw bed, uw frigo, uw wasmachine, uw keukentafel en stoelen, uw verwarmings- en verlichtingtoestellen, uw kookfornuis, uw huisdieren en een hele waslijst andere goederen die onbeslagbaar zijn wanneer u tenminste ook ingeschreven bent in de woning waar beslag wordt gelegd.
Heel wat dagvaardingen en exploten gaan op dit soort adressen verloren, waardoor u bij verstek tot zware straffen kan veroordeeld worden, of waardoor de schulden verder hoog kunnen oplopen.
Er kan tegen u strafklacht worden neergelegd wegens bedrieglijke organisatie van uw onvermogen.
U raakt sloten geld kwijt aan de huur van deze domicilieadressen.
Indien u meent geen uitweg meer te zien zijn er tal van andere en betere oplossingen. Het beslagrecht, het insolventierecht, het burgerlijk recht, het kredietrecht en de grondwet verlenen u tal van rechten zoals:
• Beschermingsmaatregelen tegen uw schuldeisers middels collectieve schuldenregelingen, dan wel bepalingen in de faillissementswet en de wet op de continuïteit van de ondernemingen;
• Het recht tot minnelijke inkoop na beslag waarbij in beslaggenomen goederen uw woning niet dienen te verlaten;
• De onbeslagbaarheid van hele reeksen goederen en inkomsten;
• Betalingsfaciliteiten, onder meer deze van artikel 1244 burgerlijk wetboek, artikel 38 van de wet op het consumentenkrediet en art. 59 van de wet op het hypothecair krediet;
• Afkoopregelingen en definitieve kwijtscheldingen;
• Beperking of afwijzing van de vordering na verweer van de vordering;
• Verjaringsregels;
Kortom een arsenaal aan mogelijkheden die de menselijke waardigheid van u en uw gezin waarborgen op een strikt legale wijze (zie onder meer de links op deze pagina onderaan).
Ondernemers menen vaak hun problemen te kunnen oplossen door een fictieve zetel te nemen in een bedrijvencentrum op een “domicilieadres”, lees een fictieve zetel adres. Er zijn zelfs malafide boekhouders en advocatenkantoren die dergelijke adressen ter beschikking stellen.
• Wie fictieve zetels huurt of verhuurt is strafbaar.
• Wie een fictieve zetel huurt kan op basis van deze vaststelling failliet worden verklaard;
• Wie een fictieve zetel huurt verliest alle solvabiliteit;
• Wie een fictieve zetel huurt zal wellicht tal van nuttige en noodzakelijke meldingen waaronder dagvaardingsexploten en betekeningen niet ontvangen. Aldus zullen niet alleen de schulden nog hoger oplopen, maar zullen bovendien belangrijke middelen van verdediging definitief verloren gaan;
• Wie als ondernemer in eigen naam een fictieve woonplaats heeft gekozen om thuis niet verontrust te worden met het faillissement of om bepaalde goederen weg te moffelen, zal het recht op verschoning na faillissement verliezen.
Nochtans zijn er tal van andere en betere legale oplossingen, waaronder:
• De gerechtelijke reorganisatie (vroegere wet op de continuïteit van de ondernemingen);
• De onbeslagbaarheid van hele reeksen goederen
• De betwistingsgronden van een vordering;
• Afkoopregelingen en kwijtscheldingen;
• Vorderingen tot gemak van betaling
• Crisismanagement en financieel management
Wie ambtshalve wordt geschrapt of afgeschreven verliest zijn rechten niet en dient niet naar domicilieadressen te zoeken.
Het is een leugen te beweren dat een ambtshalve geschrapte persoon burgerlijk dood zou zijn of dat zijn burgerrechten worden ontnomen zoals sommige sjoemelaars beweren. De betrokkene wordt niet geseind. Politie kan geen documenten van de betrokkene in beslag nemen.
Wie ambtshalve is afgeschreven en geen vast adres heeft kan kosteloos een referentieadres bekomen bij het OCMW. Dan wel kosteloos bij een familielid of vriend. Op een referentieadres kan geen beslag worden gelegd. Een referentieadres wordt vanuit de sociale doelstelling van het OCMW steeds gratis verleend en moet ook steeds gratis zijn wanneer het adres door een particulier of een VZW ter beschikking wordt gesteld. Gezien een referentieadres uit menslievendheid wordt verstrekt kan een vennootschap die volgens de definitie winst moet nastreven geen referentieadres verlenen. Wordt er toch geld voor gevraagd dan kan de verhuurder zwaar gestraft worden.
Wie wel een eigenlijk verblijf heeft, dient zich te informeren over de rechten die hij in het kader van het insolventierecht en het beslagrecht heeft, zodat hij op een legale manier kan handelen en zich perfect en met vrijwaring van zijn menselijke waardigheid kan laten inschrijven.
Het domicilie is de plaats waar een persoon zijn hoofdverblijf heeft en waar hij geacht wordt aanwezig te zijn voor het uitoefenen van zijn rechten en het nakomen van zijn verplichtingen, hoewel hij er in feite misschien niet bestendig verblijft (W. Delva, Personen- en familierecht, Gent, Story-Scientia, 1978, dl. 2A, 20).
Krachtens artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters is de hoofdverblijfplaats “de plaats waar de leden van een huishouding die uit verscheidende personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft”.
Verder is daar voorzien dat de Koning de aanvullende regels vaststelt voor het bepalen van het hoofdverblijf.
Artikel 4 van dezelfde wet zegt dat het behoort tot de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken om de inspectie van de bevolkingsregisters te organiseren en artikel 5 voorziet dat de verandering van hoofdverblijf moet worden vastgesteld door een aangifte die is gedaan in de vorm en binnen de termijnen die worden voorgeschreven door de Koning.
Artikel 7 van dezelfde wet voorziet straffen van 26 tot 500 euro op overtreding van onder meer bovenvermelde regels en op overtreding van de besluiten tot uitvoering ervan.
In het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters is onder meer voorzien (art. 7) dat iedereen die zijn hoofdverblijfplaats wil vestigen in een gemeente van het Rijk of ze wil overbrengen naar een andere gemeente, dit moet aangeven aan het gemeentebestuur van de gemeente waar hij zich komt vestigen.
De lokale overheid dient binnen de acht dagen na de aangifte een onderzoek te doen naar de reële verblijfplaats en na uitvoering van dit onderzoek moet zij de betrokkene laten weten ofwel dat hij is ingeschreven, ofwel dat zijn aanvraag tot inschrijving afgewezen is.
Artikel 8 van het koninklijk besluit voorziet dat het gemeentebestuur “spoort de personen op die zonder aangifte te doen hun hoofdverblijfplaats in een andere gemeente ... hebben gevestigd”, terwijl artikel 9 aan het gemeentebestuur ook de opdracht geeft om actief de personen op te sporen “die hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben in de gemeente zonder ingeschreven te zijn in de registers”.
Artikel 16, § 1 van het koninklijk besluit voorziet dat “de bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar.
Deze vaststelling gebeurt op basis van verschillende elementen, met name de plaats waar de betrokkene gaat na zijn beroepsbezigheden, de plaats waar de kinderen naar school gaan, de arbeidsplaats, het energieverbruik en de telefoonkosten, het gewone verblijf van de echtgenoot of van de andere leden van het huishouden”.
Artikel 16, § 3 voorziet dat het niet volstaat “dat iemand enkel de bedoeling uit om zijn hoofdverblijfplaats op een gegeven plaats te vestigen om voor het betrokken gemeentebestuur de inschrijving als hoofdverblijfplaats te rechtvaardigen”.
In de ministeriële omzendbrief van 7 oktober 1992 betreffende het houden van de bevolkingsregisters (BS 15 oktober 1992) staat in artikel 11 dat “de bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar” en er wordt herhaald dat deze vaststelling gebeurt op basis van verschillende elementen, zoals de vraag waar de betrokkene na zijn dagtaak gaat, de plaats waar de kinderen naar school gaan, het energieverbruik enz...
Tevens wordt herhaald dat het loutere feit dat iemand de bedoeling uit om zijn hoofdverblijfplaats ergens te vestigen de inschrijving als hoofdverblijfplaats niét rechtvaardigt.
In artikel 7 wordt gezegd dat “de ambtenaar van de burgerlijke stand ... rechtstreeks verantwoordelijk is voor het naleven van de desbetreffende reglementering”.
Artikelen 72-74 van de omzendbrief herhalen dat diegene die zijn hoofdverblijfplaats wil vestigen in een gemeente aangifte moet doen bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij zich wil vestigen, waarna de lokale overheid een onderzoek moet doen naar de reële verblijfplaats en de weigering om in te schrijven enkel kan baseren “op controles waarbij vastgesteld wordt dat de persoon niet op het aangegeven adres verblijft”.
Artikel 77 van de omzendbrief herhaalt de verplichting van het gemeentebestuur om actief zowel de personen op te sporen die in de gemeente hun hoofdverblijfplaats hebben, maar er niét ingeschreven zijn, als de personen die er wél ingeschreven zijn maar hun hoofdverblijfplaats elders hebben.
Een persoon kan niet “zomaar” zijn hoofdverblijfplaats vestigen waar hem dat past. het louter uiten van de bedoeling om zijn hoofdverblijfplaats ergens te nemen rechtvaardigt niét dat een gemeente hem inschrijft. hij dient aangifte te doen bij de gemeente en de gemeente moet onderzoeken of hij zijn werkelijke verblijfplaats heeft op haar grondgebied. Bij gebreke daaraan moet zij weigeren hem in te schrijven.
Men kan niet zijn hoofdverblijfplaats hebben
• op plaats A voor het nakomen (of ontlopen) van zijn verplichtingen (lees het niet-betalen van zijn schulden)
• op plaats B voor het uitoefenen van bepaalde rechten (lees het incasseren van een hoge(re) arbeidsongeschiktheidsuitkering)
• en op plaats C voor het uitoefenen van andere rechten (lees het invorderen van een schadevergoeding).
“fraus omnia corrumpit”.
Zie Pol. Brugge 10 april 2008, T. Pol 2010, 91Opmerking: Dit vonnis maakte het voorwerp uit van een hoger beroep. De rechtbank van eerste aanleg te Brugge (10de kamer) bevestigde in graad van beroep deze uitspraak in haar vonnis van 12 november 2009.
Pijnlijk hoe juridisch ongeschoolden, zonder enige last te hebben van hun gebrek aan kennis hun eigen dwaasheid gebruiken om sociaal verzwakte onwetende burgers te verarmen en op te lichten.