Bepalingen inzake gezinswoning en huisraad bij einde huwelijk voor alle huwelijkscontracten
Wettelijke basis
Art. 1389/1.Burgerlijk wetboek (in gevolge aanpassing door de wet van 22 juli 2018)
Art. 1389/1. Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door het overlijden van een der echtgenoten, kan de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen toewijzen, voor zover deze behoren tot het gemeenschappelijk vermogen of tot het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is :
1° een van de onroerende goederen die tot gezinswoning dient;
2° het aldaar aanwezige huisraad;
3° de goederen die hij aanwendt voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf.
Art. 1389/2. § 1. Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door echtscheiding op grond van artikel 229, door de scheiding van tafel en bed of door de gerechtelijke scheiding van goederen, kan elk der echtgenoten binnen de vereffeningsprocedure aan de familierechtbank te zijnen voordele toepassing van artikel 1389/1 vragen.
- § 2. De rechtbank beslist met inachtneming van de belangen die ieder van de echtgenoten kan laten gelden en rekening houdend met de financiële mogelijkheden van degene die de opleg desgevallend zal moeten betalen.
Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, wordt het verzoek ingewilligd dat uitgaat van de echtgenoot die slachtoffer is van een feit bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5 en 422bis van het Strafwetboek of van een poging tot het plegen van een feit bedoeld in de artikelen 375, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van hetzelfde Wetboek, indien de andere echtgenoot door in kracht van gewijsde gegane beslissing uit dien hoofde als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden.
Voor de wet van 22 juli 2018 klik hier
link naar de pagina https://www.elfri.be/artikel/huwelijksvermogensrecht-na-aanpassing-ingevolge-wet-22-juli-2018