Een eenzijdige overeenkomst betreft een contract waarbij alleen ten laste van één partij verbintenissen ontstaan.
Een eenzijdige verbintenis is een verplichting zonder wederprestatie. De eenzijdige verbintenis is staat tegenover de wederkerige overeenkomst, waarbij de partijen over en weer t.a.v. elkaar verbinden zijn zodat er van in het begin verbintenissen zijn ontstaan voor elke partij, en waarbij beide partijen dan tegelijk schuldeiser én schuldenaar zijn.
zie art. 5.6 NBW
Een contract is wederkerig wanneer de partijen over en weer jegens elkaar verbonden zijn.
Een contract is eenzijdig wanneer een partij verbonden is jegens een andere, zonder enige verbintenis voor laatstgenoemde.
Dit artikel vervangt oude artikelen 1102 en 1103 van het Burgerlijk Wetboek en is geïnspireerd op artikel 1106 C. civ. fr. De bewoording “wanneer de partijen zich over en weer jegens elkaar
verbinden” uit oud artikel 1102 van het Burgerlijk Wetboek is vervangen door “wanneer de partijen over en weer jegens elkaar
verbonden zijn” om ook de onvolmaakt wederkerige contracten te omsluiten. De bepaling heeft betrekking op de vaakst voorkomende hypothese van het contract tussen twee partijen en sluit niet uit dat een contract met bijvoorbeeld een derdenbeding kan gekwalificeerd worden als wederkerig.
zie ter zake art. 1101-1103 oud BW:
Art.
1101. Een contract is een overeenkomst waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden iets te geven, te doen, of niet te doen.
Art.
1102. Een contract is wederkerig of tweezijdig, wanneer de contractanten zich over en weder jegens elkaar verbinden.
Art.
1103. Het is eenzijdig, wanneer een of meer personen verbonden zijn jegens een of meer andere, zonder enige verbintenis voor laatstgenoemden.
Het belang van het verschil uit zich voornamelijk in de bewijsregeling (verschil bewijsregeling tussen artikel 1325 en 1326 BW thans verschil tussen 8.20 en 8.21 BW)
Art. 1325. oud BW Onderhandse akten die wederkerige overeenkomsten bevatten, zijn slechts geldig voor zover zij opgemaakt zijn in zoveel originelen als er partijen zijn die een onderscheiden belang hebben.
Eén origineel is voldoende voor allen die hetzelfde belang hebben.
In elk origineel moet vermeld worden hoeveel originelen zijn opgemaakt.
Echter kan het ontbreken van de vermelding dat de originelen in tweevoud, drievoud enz., zijn opgemaakt niet ingeroepen worden door hem die zijnerzijds de overeenkomst heeft uitgevoerd, welke in de akte is vervat.
Art. 1326. oud BW Een onderhands biljet of een onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, moet geheel geschreven zijn met de hand van de ondertekenaar; of tenminste moet deze, benevens zijn handtekening, met de hand een goed voor of een goedgekeurd voor geschreven hebben, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt.
Uitgezonderd ingeval de akte uitgaat van kooplieden, ambachtslieden, landbouwers, wijngaardeniers, dagloners of dienstboden.
Nieuwe bepalingen in het NBW.
Art. 8.20. NBW Vereist aantal originelen voor een onderhandse akte
De onderhandse akte die een wederkerig contract vaststelt, levert slechts een bewijs op indien zij opgemaakt is in zoveel originelen als er partijen zijn die een onderscheiden belang hebben.
In elk origineel moet vermeld worden hoeveel originelen zijn opgemaakt. Hij die het contract, zelfs gedeeltelijk, heeft uitgevoerd, kan het ontbreken van een voldoende aantal originelen of van de vermelding van het aantal ervan niet inroepen.
De vereiste van meervoudige originelen wordt geacht vervuld te zijn voor de contracten in elektronische vorm wanneer het geschrift is opgemaakt overeenkomstig artikel 8.1, 1°, en het procedé iedere partij de mogelijkheid biedt over een schriftelijk exemplaar te beschikken of toegang ertoe te hebben.
Wanneer een onderhandse akte nietig is wegens niet-naleving van de regels opgelegd in de eerste twee leden van dit artikel, komt zij in aanmerking als een begin van bewijs door geschrift indien zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 8.1, 7° van dit boek.
De regels opgelegd in de eerste twee leden zijn niet van toepassing op contracten afgesloten via briefwisseling, hetzij verstuurd via de post, hetzij elektronisch.
Art. <8.21>. NBW Rechtshandeling houdende een eenzijdige verbintenis tot betalen
Ongeacht de waarde van de rechtshandeling en zonder afbreuk te doen aan de uitzonderingen bepaald in de wet, levert de eenzijdige verbintenis om een geldsom te betalen of een zekere hoeveelheid vervangbare zaken te leveren enkel een bewijs op indien zij de handtekening bevat van de persoon die zich verbindt, alsmede de vermelding, door hemzelf geschreven, van de som of van de hoeveelheid voluit in letters uitgedrukt. Iedere overeenkomst die afwijkt van deze regel is nietig.
Wanneer een onderhandse akte die niet aan al de vereisten van art. 1326 B.W. voldoet, kan zij toch niettemin een begin van bewijs door geschrift uitmaken (Cass., 26 oktober 1950, Arr. Cass., 1951, 77; Pas., 1951, I, 96. Zie echter Cass. 26/09/2016 waarin gesteld dat een geschrift dat strekt tot bewijs van een schuld dat niet voldoet aan art. 1326 BW niet kan gelden als een buitengerechtelijke bekentenis
De bepalingen van artikel 1326 B.W. slaan op de verbintenissen uit eenzijdige overeenkomsten, waarbij een akkoord bestaat tussen partijen omtrent de verbintenis die (slechts) door één van hen wordt aangegaan.
Artikel 1326 B.W. is niet van toepassing op verbintenissen ontstaan uit eenzijdige wilsverklaring (Cass., 28 april 1978, Arr. Cass., 1978, 1016; Pas., 1978, I, 995).
In artikel 1326 twee lid B.W. werd ten aanzien van landbouwers, ambachtslieden, wijngaardiers en dienstboden. Deze uitzondering vertrok vanuit de overweging van de wetgever destijds, dat deze personen analfabeet waren. Hoe dan ook geldt deze uitzondering nog steeds zowel voor de geletterde, evenals voor de ongeletterde voormelde personen (Cass. AR 3410, 25 juni 1982).
Overeenkomsten van borgtocht houden een eenzijdige verbintenis in. Toch is de bepaling van artikel 1326, tweede lid Burgerlijk wetboek niet van toekomst op de overeenkomst van borgstelling.(Cass. AR 7913, 26 februari 1993).
Toestemming is in de regel niet vereist om een verplichting te doen ontstaan wanneer deze geen verplichtingen doet ontstaan bij de wederpartij. Aldus is een schuldbekentenis principieel bindend zonder akkoord van de schuldeiser.
Voorbeelden van eenzijdige verbintenissen:
- betalingsbelofte
- onvoorwaardelijke afstand van verhaal
- onvoorwaardelijke kwijtschelding
- uitoefening van een wilsrecht (bv. inroepen van een verjaring, uitoefening van een voorkooprecht, aanvaarding van een nalatenschap)
- testament
Daarnaast zijn er de verbintenissen die eenzijdig ontstaan:Verbintenissen kunnen ontstaan uit overeenkomst, onrechtmatige daad, de wet zelf maar ook uit
1. de eenzijdige wilsuiting;
2. de zaakwaarneming (art. 1372-1375 oud B.W.);
3. de onverschuldigde betaling (art. 1376-1381 oud B.W.);
4. de vermogensverschuiving zonder oorzaak.
Verbintenissen uit eenzijdige wilsuiting
Dit betreffen verbintenissen en dus verplichtingen die ontstaan zonder samentreffen van de wilsuiting van 2 partijen maar door de loutere verklaring van één partij.
Voorbeelden
- een kind erkennen;
- een schuld erkennen;
- een aanvaarding van een nalatenschap;
- een (aan)bod uitbrengen.
- de aanvaarding van aansprakelijkheid (vb. rb. Antwerpen, 06/03/2017, RW 2019-2020, 1675
Middels een aanbod stelt een partij een ontwerp van contract van contract voor. Dit aanbod verbindt de aanbieder zelfs voor enige aanvaarding door de andere partij