Het ereloon van de advocaat en artikel 446ter G.W.
Artikel 446ter G.W. stelt: “de advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden.
In geval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld wordt het door de Raad van de Orde verminderd, met in achtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk”.
Artikel 446ter stelt in haar Nederlandse versie dat advocaten met bescheidenheid en billijke gematigdheid hun ereloon dienen te begroten.
Wat betekent dit?
Het begrip bescheidenheid, betekent niet dat de advocaat schraperig en nederig zijn erelonen dient te begroten (zie A.Gits, het ereloon: een evenwichtsoefening, de advocaat, Orde van Advocaten te Kortrijk, Larcier 2012, pag. 198).
Deze auteur vergelijkt de versie van artikel 446ter in de Nederlandse versie met de Franse tekst: “les avocats taxent leurs honoraires avec la discrétion qu’on doit attendre d’eux dans l’exercice de leur fonction”.
Bezwaarlijk kan men stellen dat de Nederlandse en de Franse tekst overeenkomen. Ze lijken zelfs van een andere planeet te komen. Discrétion is zeker niet hetzelfde als bescheidenheid. Ook de meer gebruikte term kiesheid is niet hetzelfde als discrétion.
Jo Stevens stelt in zijn werk “regels en gebruiken van de advocaten te Antwerpen” dat met bescheidenheid in de zin van artikel 446ter G.W. zeker niet bedoeld wordt dat het ereloon van de advocaat bescheiden dient te zijn (zie J. Stevens, regels en gebruiken van de advocaten te Antwerpen, Kluwer, 527 nr 720).
Onder bescheidenheid dient wel correctheid begrepen te worden. Een advocaat rekent op zelfbewuste wijze zijn ereloon aan, rekeninghoudende met zijn kundigheden, zijn studies, het gepresteerde werk, de resultaten.
De advocaat is een ondernemer die zich begeeft op de Europese markt en die vaak afhankelijk is van buitenlandse adviezen. Wel nu, de tarieven die advocaten in het buitenland toepassen zijn vaak een veelvoud van de erelonen die in België worden toegepast. Wanneer men de erelonen van een advocaat vergelijkt met deze van andere juridische beroepen of vergelijkt met gespecialiseerde ICT dienstverleners, stelt men vast dat erelonen van een advocaat vaak heel wat lager liggen of dreigen lager te liggen. Dit kan niet de bedoeling zijn.
Naast bescheidenheid wordt in het 2de lid van artikel 446ter billijke gematigdheid gevraagd. Ook dit begrip lijkt van een andere planeet te komen als een zeer slecht vertaalde term wanneer men de Franse tekst ernaast leest: “dans le cas où la fixation excède les bornes d’une juste modération, le Conseil de l’Orde la réduit, en ayant égard notamment à l’importance de la cause et à la nature du travail”.
Bij de interpretatie van wetteksten dient men zowel de Franse als de Nederlandse tekst naast elkaar te leggen.
Volgens de Franse tekst kan er slechts aanleiding zijn tot een herleiding van de staat van onkosten en erelonen wanneer een bepaalde grens werd overschreden.
Juste modération is zeker niet hetzelfde als billijke gematigdheid. Een en ander slaat op correctheid. Billijkheid is een zeer complex begrip dat nergens in de Franse tekst terug te vinden is. Een correcte vertaling zou niets meer en niets minder zijn dan een rechtvaardig ereloon.
Rechtvaardigheid is niet hetzelfde als billijkheid. Billijkheid is vaak niet rechtvaardig.
Zo kan een cliënt een advocaat tot uiterste inspanningen hebben aangezet in een Correctionele verdediging, die titanenwerk gevergd heeft, dan wel een principiële beslissing heeft willen uitlokken waarbij het belang van de zaak lager ligt dan het ereloon. Dit ereloon kan meer dan rechtvaardig zijn maar kan voor de cliënt onbillijk lijken.
Arnold Gits stelt in zijn bijdrage het ereloon: een evenwichtsoefening, oc, pag. 200 dan ook dat de tekst van artikel 446ter G.W. zou beter gelezen worden als volgt: “de advocaten begroten hun ereloon met de kiesheid (fijngevoeligheid) die van hun ambt mag worden verwacht…In geval het ereloon de grenzen overtreft van een rechtvaardige gematigdheid wordt het door de Raad van de Orde verminderd, met in achtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk”.
Het artikel 446ter dat een reductiebevoegdheid voorziet door de Raad van Orde, speelt niet wanneer er een ereloonovereenkomst is.
Het artikel 446ter van het G.W. is een tempering van het recht van een advocaat om in alle vrijheid zijn ereloon te begroten bij wijze van partijbeslissing. Van zodra er van een partijbeslissing geen sprake meer is maar een overeenkomst tussen de cliënt en de advocaat vallen de beperkingen van artikel 446ter van het G.W. weg.
Zo zijn er advocaten die een zekere naambekendheid hebben en die deze naambekendheid niet alleen gebruiken om hogere erelonen aan te rekenen maar ook en vooral om een betere structuur op te bouwen, een beter inlichtingensysteem, een betere bibliotheek, een bijkomende of aanvullende opleiding, voortdurende bijscholing.
Aangezien advocaten ondernemingen zijn, bestaat er een algehele vrijheid van onderneming en kunnen advocaten hun tussenkomsten voor bepaalde dossiers koppelen aan verhoogde erelonen. Dit is perfect toegelaten zonder dat er van enige matiging sprake kan zijn. Elke cliënt weet dat er meerdere advocaten zijn, zoals Tony. Bergmans schrijft, grote en kleine, goede en minder goede, werklustige en luie, goedkope en dure en dat er wellicht advocaten zijn die aan lagere tarieven werken en waarbij dus de cliënt steeds de vrije keuze heeft gehad van advocaat.
De informatieplicht van een advocaat betekent dat de kansen van de procedure dienen ingeschat te worden en dat de cliënt een idee dient te krijgen van de kosten en erelonen die hij zal moeten betalen, zonder daarom een exact bedrag te kennen, zonder daarom zelfs een kwantum te kennen maar wel een berekeningswijze waarbij hij kennis krijgt van de factoren die dit ereloon bepalen en waarbij een en ander niet alleen door de advocaat en de cliënt wordt bepaald maar deze factoren ook beïnvloed worden door de rechtbank, de tegenstrever, de omstandigheden en de elementen van het dossier.
Teneinde conform te zijn aan de dienstenwet dient de advocaat dus geen precieze prijs weer te geven, hetgeen voor een advocaat principieel onmogelijk is maar een advocaat dient wel de manier kenbaar te maken op welke wijze de prijs wordt berekend met eventueel een kostenraming per procedurefase.