Het is in de regel verboden om zijn eigen nalatenschap of die van een derde door middel van een overeenkomst te regelen. Het Burgerlijk Wetboek wijst herhaaldelijk op dit verbod: algemeen in art. 1130, tweede lid BW en specifieker in de artt. 791, 1388 en 1600 BW. Op deze regel bevat de wet een aantal uitzonderingen.
Bij gemis aan een wettelijke definitie, definiëren de rechtspraak en de rechtsleer (afgeleid uit de overwegingen van een cassatiearrest van 10 november 1960) een verboden erfovereenkomst gebruikelijk als «een beding waardoor louter eventuele rechten op een niet-opengevallen nalatenschap of een bestanddeel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan
Er bestaat ook na de erfwet van 31 juli 2017, gewijzigd door de wet van 22 juli 2018 nog steeds een principieel verbod op erfovereenkomsten.
Het sleutelbegrip «louter eventuele rechten» doelt in essentie op rechten die pas zullen ontstaan bij het openvallen van de nalatenschap en waarvan het niet zeker is dat ze ooit zullen bestaan, zodat de toekomstige erflater nog het recht heeft om over de kwestieuze goederen, tijdens zijn leven te beschikken.
Cruciaal is voorts dat het beding een (effectieve) verbintenis inhoudt ten aanzien van een niet-opengevallen nalatenschap
Het verbod werd in de erfwet evenwel versoepeld in die zin dat er nieuwe wettelijke uitzonderingen werden voorzien, uitgewerkt in art.1100/1 en volgende BW.
artikel 1130, 2e lid BW stelde een uitdrukkelijk geformuleerd het verbod in betreffende bedingen voor niet opengevallen nalatenschappen. Dit tweede lid werd evenwel opgeheven middels de wet van 31 juli 2017
2017-07-31/25, art. 64, 038, met inwerkingtreding 01-09-2018.
De wet maakte de globale erfovereenkomst of het globaal familiaal pact mogelijk.
Een familiaal pact of globale erfovereenkomst is een overeenkomst waarbij één of beide ouders met al hun kinderen (en eventueel ook kleinkinderen en stiefkinderen) een overeenkomst maken over de verdeling van hun nalatenschap. Voorwaarde is wel dat alle vermoedelijke erfgenamen worden betrokken bij het opstellen van de erfovereenkomst.
Een erfovereenkomst kan niet onderhands en moet in een notariële akte opgenomen worden.
Voorafgaand aan het verlijden van de erfovereenkomst dient de notaris een project van de akte aan de verschillende betrokken partijen mede te delen. De notaris nodigt alle betrokken partijen uit op een vergadering waarin de notaris uitleg geeft over de inhoud en de gevolgen van de erfovereenkomst, die zich kunnen laten bijstaan door een advocaat. De bij de erfovereenkomsten betrokken partijen kunnen een afzonderlijk onderhoud vragen bij de notaris.
.
De voorafgaande vergadering met alle betrokken partijen kan ten vroegste 15 dagen na de mededeling van het ontwerp van overeenkomst plaatsvinden. De overeenkomst zelf kan ten vroegste één maand na die vergadering worden ondertekend.
Uittreksel uit het (nieuw) BW Ondertitel 10. Erfovereenkomsten
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Art. 4. 242. Principieel verbod van erfovereenkomst
§ 1. Men kan geen erfkeuze maken omtrent een nalatenschap die nog niet is opengevallen, noch enige verbintenis aangaan of enige overeenkomst sluiten omtrent de attributen van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. Evenmin kan men enig beding maken of enige overeenkomst sluiten betreffende de toekomstige nalatenschap van een derde, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
Aldus is elke overeenkomst met betrekking tot de erfkeuze, tot het principe of de nadere regels van de inbreng, alsook tot het principe of de nadere regels van de inkorting betreffende een nalatenschap die nog niet is opengevallen, verboden, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 2. Overeenkomsten of bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij kunnen niet worden gesloten of opgemaakt, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 3. Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij die de algemeenheid van de goederen betreffen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, of een breukdeel van de goederen die de partij zal nalaten, of al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden, zijn niet toegelaten, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
Art. 4.243. Toegelaten erfovereenkomsten
Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel zijn altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen, en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken. Een overeenkomst of beding is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een breukdeel van de goederen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
De artikelen 4.249 tot 4.253 zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde erfovereenkomsten.
Art. 4.244. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen
§ 1. Een minderjarige kan enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 410, § 1, 10°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
§ 2. De persoon die, krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam werd verklaard om een erfovereenkomst aan te gaan, kan deze toch aangaan, met alle eraan verbonden gevolgen, na machtiging, op zijn verzoek, door de vrederechter bedoeld in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.
Bij gebrek aan de in het eerste lid bedoelde machtiging kan de beschermde persoon enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 499/7, § 2, 15°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
Hoofdstuk 2. Sanctionering van niet toegelaten erfovereenkomsten
Art. 4.245. Nietigheid
Elke erfovereenkomst die niet door de wet is toegelaten, is absoluut nietig.
Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten opgesteld met miskenning van artikelen 4.249 tot 4.252 en, in het geval het een overeenkomst bedoeld in de artikelen 4.254 tot 4.259 betreft, met miskenning van deze bepalingen.
Wanneer het gaat om een overeenkomst inzake de eigen toekomstige nalatenschap van een partij, verandert de nietigheid bedoeld in het eerste en het tweede lid evenwel in een relatieve nietigheid op de dag van het overlijden van die partij. De miskenning van de vereiste opgelegd door artikel 4.249 blijft evenwel behept met een absolute nietigheid.
Hoofdstuk 3. Gevolgen van de erfovereenkomsten
Art. 4.246. Bindende kracht
De erfovereenkomst heeft, in hoofde van de ondertekenaar, niet de vervroegde aanvaarding van de nalatenschap waarop zij betrekking heeft tot gevolg.
Elke erfovereenkomst toegelaten door de wet bindt degene die tot de nalatenschap komt bij plaatsvervulling van de ondertekenaar.
Art. 4.247. Herroeping van de afstand
Ingeval de erfovereenkomst in hoofde van de ondertekenaars een afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg heeft, kan hij die afstand deed deze afstand herroepen in de volgende gevallen:
1° indien de begunstigde van de afstand een aanslag op zijn leven heeft gepleegd;
2° indien de begunstigde zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen.
Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst, heeft de herroeping enkel gevolgen ten aanzien van de afstand verricht door hem die afstand deed ten voordele van de begunstigde.
De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats. De eis tot herroeping moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het feit waarvan hij die afstand deed de begunstigde van de afstand beschuldigt of van de dag waarop het feit hem die afstand deed bekend kon zijn en uiterlijk op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap.
Art. 4.248. Afstand is geen gift
Elke afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap die voortvloeit uit een door de wet toegelaten erfovereenkomst wordt, ongeacht de nadere voorwaarden ervan, geacht geen gift te zijn. Dit vermoeden is onweerlegbaar.
Hoofdstuk 4. Vorm van de erfovereenkomsten
Art. 4.249. Notariële akte
Elke erfovereenkomst wordt in een notariële akte opgenomen.
Art. 4.250. Informatievergadering
§ 1. Het ontwerp van overeenkomst wordt door de instrumenterende notaris aan elke partij meegedeeld.
§ 2. De instrumenterende notaris legt tegelijk een vergadering vast waarop de inhoud van de overeenkomst en de gevolgen ervan aan alle partijen worden toegelicht.
Bij die gelegenheid informeert hij elke partij over de mogelijkheid een aparte raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met hem te hebben. Op de gezamenlijke, door hem te beleggen vergadering wijst hij nogmaals op die mogelijkheid.
§ 3. Deze vergadering kan pas worden gehouden na verloop van een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag waarop het ontwerp van overeenkomst wordt meegedeeld.
§ 4. De informatievergadering kan op afstand plaatsvinden door middel van een elektronisch communicatiemiddel dat alle partijen bij de overeenkomst, en hen die hen bijstaan of adviseren, toelaat om tegelijkertijd en gedurende de hele duur ervan aan de informatievergadering deel te nemen.
Art. 4.251. Ondertekening van de overeenkomst
De overeenkomst kan niet worden ondertekend vóór het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat vanaf de dag waarop de vergadering bedoeld in artikel 4.250 heeft plaatsgevonden.
Elke partij kan een beroep doen op een andere notaris, die haar zal bijstaan bij het verlijden van de akte.
De partijen bij de overeenkomst die meerderjarig en bekwaam zijn kunnen vertegenwoordigd worden door een lasthebber die houder is van een bijzondere authentieke volmacht. Deze volmacht kan slechts worden verleend na verloop van de termijn vermeld in het eerste lid.
De datum van verzending van het ontwerp van de overeenkomst en de datum waarop de in artikel 4.250 bedoelde vergadering heeft plaatsgevonden, worden in de overeenkomst vermeld.
Er kan niet worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde termijn, noch van de in artikel 4.250, § 3, bedoelde termijn, zelfs niet met instemming van de partijen.
Art. 4.252. Uitzonderingen
De artikelen 4.249 tot 4.251 zijn niet van toepassing op de overeenkomst opgelegd door artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
De artikelen 4.250 en 4.251 zijn niet van toepassing op contractuele erfstellingen bedoeld in ondertitels 8 en 9.
Hoofdstuk 5. Publiciteit van de erfovereenkomsten
Art. 4.253. Inschrijving in het centraal register van testamenten
Elke erfovereenkomst wordt ingeschreven in het centraal register van testamenten bedoeld in ondertitel 11.
Hoofdstuk 6. De globale erfovereenkomst
Art. 4.254. Vaststelling van een evenwicht
§ 1. Op ieder ogenblik kan een ouder, samen met al zijn of haar vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, een globale erfovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst stelt het bestaan vast van een evenwicht tussen deze vermoedelijke erfgenamen, rekening houdende met onder meer de schenkingen die de ouder hen respectievelijk heeft toegestaan vóór de overeenkomst, met of zonder vrijstelling van inbreng, met de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en, in voorkomend geval, met de situatie van elk van de vermoedelijke erfgenamen.
Teneinde dit evenwicht vast te stellen, kunnen de partijen overeenkomen dat andere voordelen die voordien of in de overeenkomst zelf aan de vermoedelijke erfgenamen zijn toegekend, met schenkingen worden gelijkgesteld.
De overeenkomst kan eveneens één of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn toebedelen door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen.
De overeenkomst vermeldt het geheel van de huidige en vroegere schenkingen en voordelen waarmee rekening wordt gehouden en vermeldt hoe de partijen dit evenwicht hebben opgevat en aanvaard.
§ 2. Eveneens kunnen de ouders gezamenlijk, op ieder ogenblik, samen met al hun respectievelijke vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, de erfovereenkomst bedoeld in paragraaf 1 opstellen.
In dit geval, kan het evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn bedoeld in paragraaf 1 worden bereikt rekening houdende met onder meer het geheel van schenkingen en voordelen respectievelijk toegekend door ieder van de beschikkers.
Art. 4.255. Schenkingen in de globale erfovereenkomst
§ 1. De schenkingen toegekend in de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk door een ouder of door de ouders gezamenlijk worden beheerst door het gemeen recht inzake schenkingen, met name wat de bekwaamheid tot schenken en ontvangen betreft.
§ 2. Elke vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn van de beschikker kan erin toestemmen dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld. In die hypothese omvat de overeenkomst alle kinderen van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die verzaakt om persoonlijk te worden toebedeeld.
In de nalatenschap van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die heeft toegestemd dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld, worden de door hen van de beschikker verkregen goederen behandeld alsof ze deze rechtstreeks van hun ouder hebben verkregen.
§ 3. Zonder afbreuk te doen aan het evenwicht bedoeld in artikel 4.254, § 1, tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn die de overeenkomst ondertekenen, mag de beschikker eveneens, in de overeenkomst, een of meerdere kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner toebedelen.
Art. 4.256. Gevolgen van de toestemming
De toestemming van de partijen in de overeenkomst brengt de afstand mee, in hoofde van elk van hen, aan de vordering tot inkorting en aan het verzoek tot inbreng met betrekking tot de giften waarop de overeenkomst betrekking heeft. Dit wordt vermeld in de overeenkomst.
Evenwel brengt de toestemming van de minderjarige niet de gevolgen bepaald in het eerste lid met zich mee, ten aanzien van schenkingen bedoeld in de overeenkomst toegekend aan zijn vermoedelijke mede-erfgenamen, hoewel de toestemming van de vermoedelijke mede-erfgenamen deze gevolgen met zich meebrengt, met betrekking tot de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, toegekend aan de minderjarige.
Niettegenstaande de afstand van de vordering tot inkorting bedoeld in het eerste lid, wordt de waarde van de overeenkomstig artikel 4.254, § 1, in de overeenkomst vermelde schenkingen opgenomen in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153.
De afstand van de vordering tot inkorting kan niet tot gevolg hebben dat de giften gedaan aan derden onderworpen zijn aan een grotere inkorting dan deze die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke afstand.
De waardering van de voordelen en de schenkingen begrepen in de overeenkomst is definitief. De aldus goedgekeurde verdeling kan bovendien niet worden betwist wegens benadeling.
Art. 4.257. Rechten van de echtgenoot van de beschikker
§ 1. De echtgenoot van de beschikker kan tussenkomen in de in artikel 4.254 bedoelde overeenkomst teneinde hierin toe te stemmen.
Behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst, heeft de toestemming van deze, in zijn hoofde, de afstand van de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften bedoeld in de overeenkomst tot gevolg. Hiervan wordt melding gemaakt in de overeenkomst.
§ 2. De overeenkomst blijft zonder uitwerking ten opzichte van de langstlevende echtgenoot die, terwijl hij de hoedanigheid van echtgenoot had op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, hierin niet is tussengekomen teneinde hierin toe te stemmen.
Ten opzichte van de langstlevende echtgenoot bedoeld in het eerste lid, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.
§ 3. De langstlevende echtgenoot die deze hoedanigheid na de ondertekening van de overeenkomst heeft verkregen, kan de inkorting niet vragen van de erin begrepen schenkingen.
Art. 4.258.Later opdagende erfgenamen
Het opdagen, na de overeenkomst, van nieuwe vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap zouden geroepen zijn, heeft geen invloed op de geldigheid van de overeenkomst, maar deze blijft zonder uitwerking ten hunnen opzichte.
Ten opzichte van de erfgenamen bedoeld in [
1 het eerste lid]
1, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.
----------
(
1)<W
2022-07-30/03, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 08-08-2022>
Art. 4.259. Vormvereisten
De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk.
uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek: TITEL IIbis. [
1 - ERFOVEREENKOMSTEN.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK I. [
1 - Algemene bepalingen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/1.[
1 § 1. Men kan geen erfkeuze maken omtrent een nalatenschap die nog niet is opengevallen, noch enige verbintenis aangaan of enige overeenkomst sluiten omtrent de attributen van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. Evenmin kan men enig beding maken of enige overeenkomst sluiten betreffende de toekomstige nalatenschap van een derde, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
Aldus is elke overeenkomst met betrekking tot de erfkeuze, tot het principe of de nadere regels van de inbreng, alsook tot het principe of de nadere regels van de inkorting betreffende een nalatenschap die nog niet is opengevallen, verboden, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 2. Overeenkomsten of bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij kunnen evenmin worden gesloten of opgemaakt, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 3. [
2 Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij die de algemeenheid van de goederen betreffen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, of een gedeelte van de goederen die de partij zal nalaten, of al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een gedeelte van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden, zijn niet toegelaten, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.
§ 4. Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel zijn altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen, en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken. Een overeenkomst of beding is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een gedeelte van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een gedeelte van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.
De artikelen 1100/5 en 1100/6 zijn niet van toepassing op de erfovereenkomsten in deze paragraaf vermeld.]
2]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/2.[
1 § 1. Een minderjarige kan enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 410, § 1, 10° is van toepassing.
§ 2. De persoon die, krachtens artikel 492/1, § 2, onbekwaam werd verklaard om een erfovereenkomst aan te gaan, kan deze toch aangaan, met alle eraan verbonden gevolgen, na machtiging, op zijn verzoek, door de vrederechter bedoeld in artikel 628, 3° van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon. [
2 ...]
2 Bij gebrek aan de in het eerste lid bedoelde machtiging kan de beschermde persoon enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 499/7, § 2, 15° is van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 42, 029; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
HOOFDSTUK II. [
1 - Sanctionering van niet toegelaten erfovereenkomsten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/3.[
1 Elke erfovereenkomst die niet door de wet is toegelaten, is absoluut nietig.
Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten opgesteld met miskenning van artikel 1100/5 en, in het geval het een overeenkomst bedoeld in artikel 1100/7 betreft, met miskenning van deze bepaling.]
1 [
2 Wanneer het gaat om een overeenkomst inzake de eigen toekomstige nalatenschap van een partij, verandert de nietigheid bedoeld in het eerste en tweede lid evenwel in een relatieve nietigheid op de dag van het overlijden van die partij, onder voorbehoud van de miskenning van de vereiste opgelegd door artikel 1100/5, § 1, die behept blijft met een absolute nietigheid.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK III. [
1 - Gevolgen van de erfovereenkomsten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/4.[
1 § 1. De erfovereenkomst heeft, in hoofde van de ondertekenaar, niet de vervroegde aanvaarding van de nalatenschap waarop zij betrekking heeft tot gevolg.
§ 2. Elke erfovereenkomst toegelaten door de wet bindt degene die tot de nalatenschap komt bij plaatsvervulling van de ondertekenaar.
§ 3. Ingeval de erfovereenkomst in hoofde van de ondertekenaars een verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg heeft, kan deze verzaking door de verzaker worden herroepen in de volgende gevallen :
1° indien de begunstigde van de verzaking een aanslag op het leven van de verzaker heeft gepleegd;
2° indien hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen.
Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst, heeft de herroeping enkel gevolgen ten aanzien van de verzaking verricht door de verzaker ten voordele van de begunstigde.
De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats. De eis tot herroeping moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het feit waarvan de verzaker de begunstigde van de verzaking beschuldigt of van de dag waarop het feit de verzaker bekend kon zijn en uiterlijk op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap.]
1 [
2 § 4. Elke verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap die voortvloeit uit een door de wet toegelaten erfovereenkomst wordt, ongeacht de nadere voorwaarden ervan, geacht geen gift te zijn. Dit vermoeden is onweerlegbaar.]
2 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK IV. [
1 - Vorm van de erfovereenkomsten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/5.[
1 § 1. Elke erfovereenkomst wordt in een notariële akte opgenomen.
§ 2. Het ontwerp van overeenkomst wordt door de instrumenterende notaris aan elke partij meegedeeld. De instrumenterende notaris legt tegelijk een vergadering vast waarop de inhoud van de overeenkomst en de gevolgen ervan aan alle partijen worden toegelicht. Bij die gelegenheid informeert hij elke partij over de mogelijkheid een aparte raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met hem te hebben. Op de gezamenlijke, door hem te beleggen vergadering wijst hij nogmaals op die mogelijkheid.
Deze vergadering kan pas worden gehouden na verloop van een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag waarop het ontwerp van overeenkomst wordt meegedeeld. De overeenkomst kan niet worden ondertekend vóór het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat vanaf de dag waarop die vergadering heeft plaatsgevonden. Elke partij kan een beroep doen op een andere notaris, die haar zal bijstaan bij het verlijden van de akte.
De datum van verzending van het ontwerp van de overeenkomst en de datum waarop de in het eerste lid bedoelde vergadering heeft plaatsgevonden, worden in de overeenkomst vermeld.
Er kan niet worden afgeweken van de in het tweede lid bedoelde termijnen, zelfs niet met instemming van de partijen.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de overeenkomst opgelegd door artikel 1287, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek. Paragraaf 2 is niet van toepassing op schenkingen bij huwelijkscontract aan de echtgenoten en aan de kinderen die uit het huwelijk zullen worden geboren, bedoeld in de artikelen 1081 tot [
2 1100]
2.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK V. [
1 - Publiciteit van de erfovereenkomsten.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/6. [
1 Elke erfovereenkomst wordt ingeschreven in het centraal register van testamenten bedoeld in de wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972 en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
HOOFDSTUK VI. [
1 - De globale erfovereenkomst]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 1100/7.[
1 § 1. Op ieder ogenblik kan een ouder, samen met al zijn of haar vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, een globale erfovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst stelt het bestaan vast van een evenwicht tussen deze vermoedelijke erfgenamen, rekening houdende met onder meer de schenkingen die de ouder hen respectievelijk heeft toegestaan vóór de overeenkomst, als voorschot op erfdeel of bij vooruitmaking, met de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en, in voorkomend geval, met de situatie van elk van de vermoedelijke erfgenamen.
Teneinde dit evenwicht vast te stellen, kunnen de partijen overeenkomen dat andere voordelen die voordien of in de overeenkomst zelf aan de vermoedelijke erfgenamen zijn toegekend, met schenkingen worden gelijkgesteld.
De overeenkomst kan eveneens één of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn toebedelen door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen.
De overeenkomst vermeldt het geheel van de huidige en vroegere schenkingen en voordelen waarmee rekening wordt gehouden en vermeldt hoe de partijen dit evenwicht hebben opgevat en aanvaard.
§ 2. Eveneens kunnen de ouders gezamenlijk, op ieder ogenblik, samen met al hun respectievelijke vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, de erfovereenkomst bedoeld in paragraaf 1 opstellen.
In dit geval, kan het evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn bedoeld in paragraaf 1 worden bereikt rekening houdende met onder meer het geheel van schenkingen en voordelen respectievelijk toegekend door ieder van de beschikkers.
§ 3. De schenkingen toegekend in de overeenkomst bedoeld in dit artikel door een ouder of door de ouders gezamenlijk worden beheerst door het gemeen recht inzake schenkingen, inzonderheid wat de bekwaamheid tot schenken en ontvangen betreft.
§ 4. Elke vermoedelijke erfgenaam in rechte nederdalende lijn van de beschikker kan erin toestemmen dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld. In die hypothese omvat de overeenkomst alle kinderen van de vermoedelijke erfgenaam in rechte nederdalende lijn die verzaakt om persoonlijk te worden toebedeeld.
In de nalatenschap van de vermoedelijke erfgenaam in rechte nederdalende lijn die heeft toegestemd dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld, worden de door hen van de beschikker verkregen goederen behandeld alsof ze deze rechtstreeks van hun ouder hebben verkregen.
§ 5. Onverminderd het evenwicht bedoeld in paragraaf 1 tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn die de overeenkomst ondertekenen, mag de beschikker eveneens, in de overeenkomst, een of meerdere kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner toebedelen.
§ 6. De toestemming van de partijen in de overeenkomst brengt de verzaking mee, in hoofde van elk van hen, aan de vordering tot inkorting en aan het verzoek tot inbreng met betrekking tot de giften waarop de overeenkomst betrekking heeft. Dit wordt vermeld in de overeenkomst.
Evenwel brengt de toestemming van de minderjarige niet de gevolgen bepaald in het eerste lid met zich mee, ten aanzien van schenkingen bedoeld in de overeenkomst toegekend aan zijn vermoedelijke mede-erfgenamen, hoewel de toestemming van de vermoedelijke mede-erfgenamen deze gevolgen met zich meebrengt, met betrekking tot de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, toegekend aan de minderjarige.
Niettegenstaande de verzaking aan de vordering tot inkorting bedoeld in het eerste lid, wordt de waarde van de overeenkomstig paragraaf 1 in de overeenkomst vermelde schenkingen opgenomen in de massa bedoeld in artikel 922.
De verzaking aan de vordering tot inkorting kan evenwel niet tot gevolg hebben dat de giften gedaan aan derden onderworpen zijn aan een grotere inkorting dan deze die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke verzaking.
§ 7. De echtgenoot van de beschikker kan tussenkomen in de [
2 in de paragrafen 1 en 2]
2 bedoelde overeenkomst teneinde hierin toe te stemmen. Behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst, heeft de toestemming van deze, in zijn hoofde, de verzaking aan de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften bedoeld in de overeenkomst tot gevolg. Hiervan wordt melding gemaakt in de overeenkomst.
§ 8. Het opdagen, na de overeenkomst, van nieuwe vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap zouden geroepen zijn, heeft geen invloed op de geldigheid van de overeenkomst, maar deze blijft zonder uitwerking ten hunnen opzichte.
Ten opzichte van de erfgenamen bedoeld in het eerste lid, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.
Hetzelfde geldt voor de langstlevende echtgenoot die, terwijl hij de hoedanigheid van echtgenoot had op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, hierin niet is tussengekomen teneinde hierin toe te stemmen.
De langstlevende echtgenoot die deze hoedanigheid na de ondertekening van de overeenkomst heeft verkregen, kan de inkorting niet vragen van de erin begrepen schenkingen.
§ 9. De waardering van de voordelen en de schenkingen begrepen in de overeenkomst is definitief. De aldus toegestane verdeling kan bovendien niet worden betwist voor benadeling.
§ 10. De artikelen 1100/2 tot 1100/6 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in dit artikel.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-31/25, art. 63, 027; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(
2)<W
2018-07-22/01, art. 70, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2018>