Het is fout te denken dat de volledige nalatenschap overgaat aan de langstlevende huwelijkspartner in afwezigheid van kinderen.
Indien de eerststervende een huwelijkspartner echtgenoot en geen kinderen achterlaat, dan wordt de langstlevende echtgenoot alleen erfgenaam, maar dit slechts voor zover er geen descendenten, ascendenten of bloedverwanten in zijlijn tot in de vierde graad van de erflater zijn. Als deze er wel, dan krijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik en dan krijgen de overige erfgenamen de blote eigendom. Het gedeelte dat de langstlevende echtgenoot krijgt, hangt ook af van het huwelijksvermogensstelsel waaronder de echtgenoten gehuwd waren. Let wel bij testament kunnen deze familieleden buiten de nalatenschap worden gesteld zodat alles toekomt aan de langstlevende.
Uitzonderingen:
Bepaalde mogelijkheid tot punctuele toegelaten erfovereenkomsten zoals de uitsluiting van bepaalde goederen van het vruchtgebruik van de langstlevende (art. 745bis §2 BW); toegelaten contractuele erfstellingen (art. 1081 ev B.W.), de Valkeniersclausule (artikel 1388, 2°lid BW), bedingen van algehele emeenschap (art. 1452 BW) en het verblijvingsbeding (langst leeft erft al).
Indien de erflater een persoon achterlaat met wie hij wettelijk samenwoonde dan heeft deze heeft recht op het vruchtgebruik van het onroerend goed dat gedurende het samenleven voor het gezin als gemeenschappelijke verblijfplaats diende, en op het daarin aanwezige huisraad. De langstlevende wettelijke samenwonende kan echter, bij testament of via schenkingen tussen levenden ten gunste van andere personen, van dit vruchtgebruik worden ontzet. De langstlevende wettelijk samenwonende heeft in tegenstelling tot de langstlevende echtgenoot geen wettelijke reserve.
De feitelijk samenwonende partner kan slechts erfgenaam worden in de gevallen waarin de erflater dit bij testament heeft vastgelegd. Het Belgische recht kent hem ambtshalve geen enkel erfrecht toe.
Deze bepalingen werden niet gewijzigd ingevolge de wetswijziging van 09/09/2018 tot hervorming van het erfrecht.
Link naar bijdrage nieuwe erfrechtwet 31-07-2017
Nieuwe bepalingen sinds voormelde wet van 31/07/2017
Het beschikbare deel in aanwezigheid van reservataire erfgenamen (kinderen en bij hen vooroverlijden kleinkinderen en langstlevende echtgenoot) bedraagt sinds de wet van 31/07/+2017 50% onafgezien van het aantal kinderen. Hierdoor kan de helft van het vermogen worden weggeschonken of bij testament vermaakt zonder inkorting ongeacht het aantal kinderen.
Evenwicht van de reserve tussen langstlevende echtgenoot en de kinderen
De reserve langstlevende echtgenoot wordt proportioneel berekend op reserve mede-erfgenamen en beschikbaar deel
Deze nieuwe wet van 31 juli 2017 wijzigt onder meer de regelgeving met betrekking tot de reserve van de langstlevende echtgenoot .
De reserve van langstlevende echtgenoot bezwaart op proportionele wijze de reserve van de mede-erfgenamen en het beschikbaar gedeelte.
Onder de nieuwe wet geldt een 3 ledige regel:.
- Indien de langstlevende echtgenoot gerechtigd is op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap, bezwaart hij zowel het voorbehouden erfdeel als het beschikbaar gedeelte;
- Indien de langstlevende echtgenoot gerechtigd is op het vruchtgebruik van een deel van de nalatenschap, bezwaart hij bij voorrang het beschikbaar gedeelte en slechts voor het overschot het voorbehouden erfdeel;
- Indien de langstlevende echtgenoot gerechtigd is op het vruchtgebruik van bepaalde goederen die, als gevolg van de verdeling, worden toegewezen aan de kinderen: mogen de kinderen een compensatie eisen in de vorm van een kapitaal.
Opvolgend vruchtgebruik
Wanneer de erflater aan zijn kinderen een schenking heeft gedaan met voorbehoud van vruchtgebruik komt dit vruchtgebruik bij diens overlijden toe aan de langstlevende partner en zal het kind pas bij het overlijden van de langstlevende partner volle eigenaar worden. Dit alles op voorwaarde dat bij overlijden de erflater gehuwd of wettelijk samenwonend was met een levenspartner.
Het vruchtgebruik toekomend aan de langstlevende wordt ‘terugval van vruchtgebruik’ genoemd wanneer het een eigen goed betreft, en wordt een ‘aanwas van vruchtgebruik’ genoemd wanneer een gemeenschappelijk goed het onderwerp is van de schenking.
De langstlevende betaalt op deze verwerving op het opvolgend vruchtgebruik geen erfbelasting wanneer het gaat over de gezinswoning. Indien de langstlevende echtgenoot verwerpt is die geen erfbelasting verschuldigd.
De erfbelasting is enkel verschuldigd bij opvolgend vruchtgebruik krachtens de wet. Dit behelst dat wanneer een conventioneel beding van terugval voor het vruchtgebruik van een eigen goed ten voordele van de langstlevende partner wordt voorzien in de schenkingsakte, deze terugval onderhevig is aan schenkbelasting en niet aan erfbelasting. Het conventioneel beding in de schenking primeert boven opvolgend vruchtgebruik.
Echtgenoten die samen een gemeenschappelijk goed schenken aan hun kinderen, met voorbehoud van vruchtgebruik, waarbij in de schenkingsakte een conventioneel beding van aanwas werd voorzien ondergaan bij de aanwas van het vruchtgebruik bij de langstlevende geen belasting , geen erfbelasting en ook geen schenkbelasting. Indien er geen conventioneel beding van aanwas werd voorzien in de akte, dan geldt het opvolgend vruchtgebruik en zal er erfbelasting verschuldigd zijn.
Vrijstelling erfbelasting
De langstlevende partner betaalt op de eerste schijf van 50.000 euro roerend vermogen geen successierechten