Ook in pleidooien, conclusies en zelfs een enkele maal in rechterlijke uitspraken vallen loze argumenten te ontdekken die impliciet onzekerheid en onmacht onderlijnen.
Zo is iets waar of onwaar. Stellen dat iets absoluut waar is, is absurd en ontkracht de argumentatie meer dan deze wordt ondersteund.
Zo wordt een argument niet weerlegd met "dit is oude wijn in nieuwe zakken" of "veel geblaat en weinig wol" of dit is "zuivere fantasie" of "dit is de reinste onzin"..
Andere argumenten blijven steken in de sfeer van de hypothese, zonder dat de hypothese gestaafd wordt en zonder dat andere hypothesen worden voorgelegd of ontkracht, hetgeen een open deur biedt voor de tegenstrever.
Zo zijn zo vele vaststellingen niet meer dan percepties en wordt de argumentatie des te krachtiger wanneer men de kracht en de relativiteit van de perceptie als argument gebruikt.
Verkopers weten reeds lang dat men beter kan overtuigen en dus ook verkopen wanneer men een aantal zwakheden van het product aantoont, maar deze tezelfdertijd plaatst tegenover andere argumenten. Het verbergen van zwakheden doet ze vaak het meest opvallen. Wie begint met de zwakste schakel van zijn argumentatie, toont zich kwetsbaar en menselijk en wint de captatio benevolentiae, de aandacht. Na de weerlegging van de zwakste schakel krijgt men dan de volle aandacht voor het zware geschut.
Het pertinent ontkennen leest soms als een impliciete bekentenis. Een loutere ontkentenis is vaak krachtiger. “I did not have sexual relations with that woman” is veel krachtiger dan “Read my lips, I did not have sexual relations with that woman” .
Sinds kort is het niet meer strijdig met het gebruik der talen in gerechtszaken om een hypothese aan te halen en deze hierna onmiddellijk te ontkennen met “quod non”. Maar voor sommigen lijkt dit onvoldoende en schrijven dan “quod certe non”. Iets is of iets is niet. Het is nul of één. De superlatief van nul bestaat niet.
Wie de waarheid spreekt heeft geen krachttermen nodig. Wie krachttermen gebruikt om bepaalde van zijn “waarheden” te ondersteunen laat uitschijnen dat voor al de rest voorbehoud kan gemaakt worden.
De eed is voorbehouden voor de procedure en wordt niet ijdel gebruikt. Maar er wordt vandaag bij alles gezworen. Wie dan nog zweert op zijn eigen hoofd maakt enkel zichzelf belachelijk. Maar het wordt een mode om te zweren op het hoofd van de kinderen. Kinderen dienen niet om op te zweren. Hun zweren dienen verzorgd te worden. Kinderen verdienen respect en zeker niet om de grootste onwaarheden of beweringen van hun ouders kracht bij te zetten.
Anderzijds ondermijnen pleonasmen en tautologieën de argumentatie. Zij verstoren en verzwakken de logica.
We poetsen dagelijks onze tanden (de meeste toch van ons), laten we onze taal en onze argumenten dan ook oppoetsen.
Een pleidooi, een conclusie of een beslissing is ook geen demonstratie van originaliteit, intelligentie, woordkunst, stijloefening of demonstratie van welsprekendheid of demonstratie van eruditie. Het doel is en blijft het argument, de eis en de verdediging, de feiten, de discussie, de standpunten, de eisen, hetgeen te bewijzen valt het bewijs en het dispositief. Een argumentatie is geen (volledig) verhaal.
In een juridische tekst zijn de vermelde feiten relevant en bewezen, minstens sommeren ze de tegenpartij tot erkenning of ontkenning. Eventueel kan melding gemaakt worden van wat beweerd wordt.
Vette letters, hoofdletters, of onderlijnde letters dienen om structuur te brengen in een geschrift en niet om het waarheidsgehalte van een stelling te verhogen. Zo niet komt men schreeuwerig en ongeloofwaardig over. Het uitroepteken hoort al helemaal niet thuis in een argumentatie. Het wordt in het Nederlands enkel gebruikt voor een uitroep, een kreet of een waarschuwing. Dubbele interpunctie bestaat helemaal niet in het Nederlands.
En dan hebben we nog de ellenlange uitweidingen, geknipt, versneden, geplakt, uitgesmeerd en in de conclusie of argumentatie gebracht als een koe die pist wanneer ze natte klaver heeft gegeten.
Het Hof van Cassatie stelde in haar arrest van 4 oktober 2010, RW 2011-2012, 531: “Een partij dient in overweging te nemen in hoeverre een conclusie voldoet aan het begrip conclusie in de zin van artikel 741 Ger.W., waarbij te lange en te uitvoerige beschouwingen, die eerder literatuur dan conclusie uitmaken en eerder een opsomming van teksten uitmaken die niet ten volle betrekking hebben op de zaak, zonder enige relevantie naar de zaak in concreto, met moeilijkheden naar de controleerbaarheid van de rechtsbronnen in concreto, of met onsamenhangende delen, niet kan indruisen tegen de rechten van verdediging en de goede trouw in de procesvoering, waardoor al te lange conclusies uit de debatten kunnen geweerd worden. Een en ander kan rechtsmisbruik uitmaken.
Een jurist straalt rust, "ernstigheid", gematigdheid, relativiteit, argumentatiekracht, geloofwaardigheid, kennis en relevantie uit.