Sinds 01.10.2016 is een nieuwe interneringswetgeving van toepassing door de inwerkingtreding van de Wet van 05.05.2014 betreffende de internering (B.S. 09.07.2014 - inwerkingtreding 01.10.2016 (artikel 136)), zoals aangepast door de Wet van 04.05.2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie (Potpourri III-wet, B.S. 13.05.2016 - inwerkingtreding 23.05.2016).
Overeenkomstig artikel 9, § 1 van de wet van 05.05.2014 betreffende de internering kunnen de vonnisgerechten de internering bevelen van een persoon:
1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt en
2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en
3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen.
Het betreffen in deze cumulatieve voorwaarden/criteria waaraan zal moeten worden voldaan vooraleer er een internering kan worden opgelegd (Parl. St. Kamer 2015-2016, doc 54, 1590/006, 36).
Artikel 87 van de Wet van 05.05.2014 betreffende de internering heeft artikel 71 Strafwetboek vervangen door de volgende bepaling: "Er is geen misdrijf wanneer de beschuldigde of de beklaagde op het tijdstip van de feiten leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of wanneer hij gedwongen werd door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan" (Artikel 71 Strafwetboek zoals vervangen bij artikel 87 van de Wet van 05.05.2014 (B.S. 09.07.2014), zelf gewijzigd bij artikel 231 van de Wet van 04.05.2016 (B.S. 13.05.2016 (ed. 1)), met ingang van 01.10.2016 (artikel 136, zelf gewijzigd bij artikel 250 van de Wet van 04.05.2016 (B.S. 13.05.2016(ed. 1)).
28. Terzake heeft de minister van Justitie het volgende standpunt ingenomen: "Voorts merkt de minister ook op dat niet iedere geestesgestoorde valt onder het toepassingsgebied van de schulduitsluitingsgrond van artikel 71, die enkel van toepassing is op volledig niet-toerekeningsvatbare daders. Het gaat dus om een zeer beperkt toepassingsgebied, want volledige niet-toerekeningsvatbaarheid is uitzonderlijk. Een persoon die dus niet volledig "krankzinnig" (geestesgestoord) is, wordt niet vrijgesproken op basis van artikel 71. (...) Indien er geen volledige geestesgestoordheid kan worden ingeroepen, dan kan er steeds een straf worden opgelegd." (Parl. St. Kamer 2015-2016, doc 54, 1590/006, 37-38.
(Hof van Beroep Gent Derde kamer, 2017/NT/202, 20 september 2017)