De genegenheidsschade (ook schade bij weerkaatsing geheten) is een bijzondere vorm van morele schade die niet het slachtoffer zelf treft maar zijn naasten die zelf leed, pijn en smarten ervaren door het leed aan hun naaste aangedaan. Deze vorm van schadevergoeding kan niet door het slachtoffer zelf worden gevorderd maar enkel door zijn naasten.
Die naasten zijn de personen die het dichtst bij het slachtoffer staan (of stonden), meestal beperkt tot de inwonenden, zoals echtgenoten, partners, ouders, kinderen, uitzonderlijk aan zijverwanten en eventueel andere personen die een zeer intense band met het slachtoffer kunnen aantonen. De vergoeding wordt in de regel slechts toegekend bij overlijden en bij ernstige blijvende invaliditeit. De toegekende bedragen variëren tussen 1 € en (zeer uitzonderlijk) tot 1 miljoen euro.
Meer specificatie in de indicatieve tabel.
Let wel voor schadegevallen vanaf 1 januari 2025 is het nieuwe boek 6 BW van toepassing met verfijning van het begrip schade en een aantal nieuwe regels. Zie deze link: Grondbegrippen over de schade en schaderegeling in het boek 6 van het (nieuw) BW
Aldus codificeert het nieuwe BW de schade bij terugslag (genegenheidschade) als volgt:
"Art. 6.27 (nieuw) BW . Schade bij terugslag
Schade bij terugslag leidt tot schadeloosstelling. Schade bij terugslag is de eigen schade die een persoon lijdt ten gevolge van een eerdere aantasting van het belang van een andere persoon met wie de eerste een juridische band of een voldoende nauwe genegenheidsband heeft.
De aansprakelijke kan aan de benadeelde bij terugslag zowel de fout van de rechtstreekse benadeelde tegenwerpen als de andere verweermiddelen ten gronde die hij aan deze laatste had kunnen tegenwerpen."
Commentaar bij art. 6.27 (nieuw) BW:
Artikel 6.27, eerste lid, (nieuw) BW stelt dat schade bij terugslag in principe tot schadeloosstelling leidt, en definieert vervolgens schade bij terugslag.
Deze definitie is noodzakelijk om alle schade bij terugslag, van welke aard dan ook, onder de toepassingsgebied van dit artikel te laten vallen. “Schade bij terugslag” is hier synoniem voor “schade bij weerkaatsing”.
Wat het eerste aspect betreft, erkent ons recht dat schade bij terugslag in de regel voor vergoeding in aanmerking komt, uiteraard voor zover de andere voorwaarden met betrekking tot de schade vervuld zijn en er een oorzakelijk verband bestaat tussen het feit dat tot aansprakelijkheid leidt en die schade. Schade bij terugslag kan patrimoniaal of extrapatrimoniaal zijn.
Het kenmerk van schade bij terugslag bestaat uit het feit dat het persoonlijke schade is die voortvloeit uit een eerdere aantasting van de belangen van een andere persoon (de rechtstreeks benadeelde). In het eerste lid wordt dit kenmerk bevestigd in de definitie zelf van schade bij terugslag.
Wat het tweede aspect betreft, wordt schade bij terugslag vaak gezien als de patrimoniale of extrapatrimoniale schade geleden door naasten bij het overlijden van de rechtstreeks benadeelde.
Dit is ongetwijfeld het meest bekende, maar niet het enige geval. Zo kan ook een private of publieke werkgever schade bij terugslag lijden. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer deze het loon moet doorbetalen van een door een derde gekwetste en arbeidsongeschikte werknemer en niet langer het voordeel heeft van diens arbeidsprestaties.
De definitie in artikel 6.27, eerste lid (nieuw) BW dekt ook deze hypothese en blijft dus geenszins beperkt tot de gevolgen van het overlijden van een naaste. Om in aanmerking te komen voor vergoeding moet de benadeelde bij terugslag aantonen dat er tussen hemzelf en de rechtstreekse benadeelde een juridische band (zoals arbeidsovereenkomst of afstamming) of een voldoende nauwe genegenheidsband bestaat die in zijn hoofde een juridisch beschermd belang uitmaakt.
Die laatste vereiste volgt reeds uit artikel 6.24, (nieuw) BW en moet hier dan ook niet worden herhaald.
De aansprakelijke kan aan de benadeelde bij terugslag zowel de fout van de rechtstreekse benadeelde tegenwerpen als de andere verweermiddelen ten gronde die hij aan deze laatste had kunnen tegenwerpen. Die regel is van toepassing is op alle vormen van schade bij terugslag.
Het recht van de benadeelde die schade bij terugslag lijdt is een eigen recht, maar het is tevens een afgeleid recht dat niet zou bestaan zonder voorafgaande aantasting van de belangen van een andere persoon.
Het recht van de benadeelde die bij terugslag schade lijdt, is in die mate afhankelijk van het recht van de rechtstreeks benadeelde. Hieruit volgt dat alle verweermiddelen ten gronde die de auteur van de schade had kunnen tegenwerpen aan de rechtstreeks benadeelde, ook kunnen worden tegengeworpen aan de benadeelde bij terugslag.
Deze oplossing geldt ongeacht of er sprake is van overlijden van de rechtstreeks benadeelde of niet. Bij zijn overlijden neemt de juridische persoonlijkheid van de rechtstreeks benadeelde weliswaar een einde, maar dat doet niet af aan het feit dat zijn recht op leven werd aangetast en dat die aantasting de oorzaak is van een of meer vormen van schade bij terugslag. Ervan uitgaan dat de fout van de rechtstreeks benadeelde niet tegenwerpelijk zou zijn, zou het probleem dikwijls enkel verplaatsen.
Het toekennen van een volledige schadevergoeding aan de benadeelde bij terugslag, zou immers niet beletten dat de aansprakelijke later verhaal uitoefent tegen de rechtstreeks benadeelde, indien deze nog in leven is, of tegen zijn erfgenamen. Het tweede lid bepaalt dan ook dat de aansprakelijke aan de benadeelde bij terugslag dezelfde verweermiddelen ten gronde kan tegenwerpen die hij aan de rechtstreeks benadeelde had kunnen tegenwerpen.
Het gaat hier niet alleen om de fout van de rechtstreeks benadeelde die medeoorzaak is van de schade, maar ook om andere verweermiddelen, zoals het opzet van de rechtstreeks benadeelde, of een grond van uitsluiting van aansprakelijkheid bepaald in de artikelen 6.7 en 6.8 (nieuw) BW .
Hetzelfde geldt indien er een geldig exoneratiebeding was overeengekomen door de veroorzaker van de schade en de rechtstreeks benadeelde. “Verweermiddelen ten gronde” sluiten evenwel het middel ontleend aan de verjaring van de vordering van de rechtstreeks benadeelde uit. Voor de vordering van de benadeelde bij terugslag geldt immers een eigen verjaringstermijn omdat deze zich beroept op eigen schade.
De verjaring of het eventuele verval van de vordering van de rechtstreeks benadeelde heeft dus geen invloed op het recht op herstel van de benadeelde bij terugslag.