EERSTE BOEK. - ORGANEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT.
Art. 58.Dit wetboek regelt de organisatie van de vredegerechten, de politierechtbanken, de arrondissementsrechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de [
2 ondernemingsrechtbanken]
2, [
1 de [
2 ondernemingsrechtbanken]
2,]
1 de hoven van beroep, de arbeidshoven, de hoven van assisen [
1 , de tuchtrechtbanken in hoger beroep]
1 en van het Hof van Cassatie.
(lid opgeheven) <W 2003-04-10/59, art. 88, 107;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(
1)<W
2013-07-15/08, art. 2, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 58bis.<Ingevoegd bij W 1998-12-22/47, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-01-2000> (In dit wetboek, voor wat de magistraten betreft, wordt verstaan onder) : <W 2001-06-21/42, art. 2, 085;
Inwerkingtreding : 20-07-2001>
1° benoemingen : de benoeming tot vrederechter, rechter in de politierechtbank, [
2 ...]
2, [
2 ...]
2, plaatsvervangend rechter in een vredegerecht of in een politierechtbank, rechter [
2 ...]
2 in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
7 ondernemingsrechtbank]
7, [
5 rechter gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg,]
5 plaatsvervangend rechter, substituut-procureur des Konings, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden, substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in handelszaken, [
2 ...]
2, substituut-arbeidsauditeur [
2 ...]
2, (...) raadsheer in het hof van beroep en in het arbeidshof, plaatsvervangend raadsheer in het hof van beroep bedoeld in artikel 207bis, § 1, substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep, substituut-generaal bij het arbeidshof, (...) raadsheer in het Hof van Cassatie en advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie; <W 2003-04-10/59, art. 89, 107;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° korpschef : de titularis van de mandaten van voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
7 ondernemingsrechtbank]
7, [
2 voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank,]
2 procureur des Konings, arbeidsauditeur, (...) eerste voorzitter van het hof van beroep en van het arbeidshof (...), procureur-generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof, (...) (federale procureur), eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, procureur-generaal bij het Hof van Cassatie; <W 2001-06-21/42, art. 2, 085;
Inwerkingtreding : 20-07-2001> <W 2003-04-10/59, art. 89, 107;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
3° adjunct-mandaat : de mandaten van [
2 afdelingsvoorzitter of]
2 ondervoorzitter in de rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
7 ondernemingsrechtbank]
7, [
2 ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, afdelingsprocureur, afdelingsauditeur,]
2 eerste substituut-procureur des Konings, eerste substituut-arbeidsauditeur, (...) [
1 eerste substituut-procureur des Konings die de functie van adjunct-procureur des Konings van Brussel uitoefent, eerste substituut-arbeidsauditeur die de functie van adjunct-arbeidsauditeur van Brussel uitoefent,]
1 kamervoorzitter in het hof van beroep en in het arbeidshof, eerste advocaat-generaal en advocaat-generaal bij het hof van beroep en bij het arbeidshof, (...) voorzitter en [
6 sectievoorzitter in het Hof van Cassatie]
6 en eerste advocaat- generaal bij het Hof van Cassatie; <W 2003-04-10/59, art. 89, 107;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4° (bijzonder mandaat : de mandaten van onderzoeksrechter, rechter in de [
4 familie- en jeugdrechtbank]
4, rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, beslagrechter, [
4 familie- en jeugdrechter in hoger beroep]
4, verbindingsmagistraat in jeugdzaken, bijstandsmagistraat, federaal magistraat en substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken.) <W 2006-06-13/40, art. 31, 134;
Inwerkingtreding : 16-08-2006>
[
3 5° mandaat in de tuchtrechtscolleges : de mandaten van rechter in de tuchtrechtbank en van raadsheer in de tuchtrechtbank in hoger beroep.]
3 (NOTA: artikel 58bis, 4° gewijzigd bij art. 2 van W
2006-05-17/36, treedt in werking op een datum vastgesteld door de Koning en uiterlijk op 01-12-2007 (art. 51), heft zichzelf op bij art. 4, 1° van W
2006-08-05/59, inwerking op 01-02-2007 (art. 5, lid 1))
----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 2, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 2, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2013-07-15/08, art. 3, 182; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2013-07-30/23, art. 101, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2014-12-19/24, art. 28, 196; Inwerkingtreding : 08-01-2015>
(
6)<W
2016-05-04/03, art. 18, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
7)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 58ter. [
1 In dit Wetboek wordt, wanneer het gaat over de rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel, onder procureur des Konings verstaan : de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde bedoeld in artikel 150, § 2, 1°, of de procureur des Konings van Brussel bedoeld in artikel 150, § 2, 2°, naargelang de naar de procureur verwijzende bepaling slaat op de uitoefening van zijn bevoegdheid in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde dan wel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
In dit gerechtelijk arrondissement worden de adviezen van de procureur ingewonnen bij :
1° de procureur des Konings van Brussel bedoeld in artikel 150, § 2, 2°, wat enerzijds de politierechtbanken en de vredegerechten betreft met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en anderzijds de Franstalige rechtbanken van Brussel;
2° de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde bedoeld in artikel 150, § 2, 1°, wat de politierechtbanken en de vredegerechten betreft met zetel in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde;
3° de twee procureurs des Konings bedoeld in 1° en 2°, wat de andere Nederlandstalige rechtbanken van Brussel dan de politierechtbanken betreft.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-19/36, art. 3, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
EERSTE TITEL. - Hoven en rechtbanken - Leden.
EERSTE HOOFDSTUK. - Vrederechter en politierechtbank.
Eerste afdeling. - Algemene bepalingen.
Art. 59.Er is een vredegerecht in ieder gerechtelijk kanton.
[
1 De vrederechter-titularis benoemd in een kanton wordt in subsidiaire orde benoemd in elk kanton van het gerechtelijk arrondissement waarin hij krachtens de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken kan worden benoemd.
Naargelang van de behoeften van de dienst wijst de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, en na de betrokken magistraat te hebben gehoord, een of meer vrederechters aan om dit ambt gelijktijdig in een of meer kantons van het gerechtelijk arrondissement uit te oefenen.
De aanwijzingsbeschikking geeft de redenen van de aanwijzing op en bepaalt de nadere regels ervan.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 3, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 60.[
1 Er zijn politierechtbanken, bestaande uit één of meer afdelingen. Een of meer rechters oefenen er hun ambt uit in de gebiedsomschrijving bepaald in het bijvoegsel bij dit Wetboek. Een vrederechter kan bovendien tot rechter in de politierechtbank worden benoemd.
De politierechtbanken en hun afdelingen bestaan uit een of meer kamers.
In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de rechters in de politierechtbank die worden benoemd in de personeelsformatie van de Nederlandstalige politierechtbank of de politierechtbank [
2 te Halle en te Vilvoorde]
2, in subsidiaire orde in de andere Nederlandstalige politierechtbanken te Brussel benoemd.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 4, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 97, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 60bis. [
1 In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad is er een Franstalige politierechtbank en een Nederlandstalige politierechtbank.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-19/36, art. 4, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Art. 61.De zetel van de vredegerechten wordt bepaald in artikel 1 van het bijvoegsel bij dit wetboek.
(De zetel van de politierchtbanken wordt gevestigd in de hoofdplaats van het gerchtelijk arrondissement wanneer niet anders is bepaald in artikel 3 van het bijvoegsel bij dit Wetboek.) <W 1994-07-11/33, art. 21, 032;
Inwerkingtreding : 1995-01-01>
Art. 62. (Opgeheven) <W 2001-06-15/31, art. 2, 084;
Inwerkingtreding : 01-09-2001>
Art. 63. (Lid 1 opgeheven) <W 1999-03-25/50, art. 2, 071;
Inwerkingtreding : 01-09-2000>
De Koning bepaalt jaarlijks de bevolking van ieder kanton op de grondslag van het aantal inwoners op de voorgaande 31e december.
(Lid 3 opgeheven) <W 2001-06-15/31, art. 2, 084;
Inwerkingtreding : 01-09-2001>
Art. 64.(Plaatsvervangende rechters kunnen worden benoemd in een of meer vredegerechten en in een of meer politierechtbanken.) <W 1998-02-10/32, art. 2, 057;
Inwerkingtreding : 02-03-1998>
Aan een [
1 vredegerecht of afdeling van de politierechtbank]
1 kunnen ten hoogste zes plaatsvervangende rechters worden verbonden.
[
2 Zij hebben geen permanente functie en worden benoemd om verhinderde rechters tijdelijk te vervangen.
Zij kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.]
2 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 5, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2019-03-23/03, art. 2, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 65.[
1 § 1. Naargelang van de behoeften van de dienst wijst de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk en met zijn of hun instemming, een of meer vrederechters aan om de functie uit te oefenen van rechter in de politierechtbank, of een of meer rechters in de politierechtbank om de functie uit te oefenen van vrederechter in het gerechtelijk arrondissement.
Naargelang van de behoeften van de dienst in het gerechtelijk arrondissement Brussel wijst de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, tijdelijk een of meer werkende of plaatsvervangende rechters in de politierechtbank aan, zonder dat zijn of hun instemming vereist is maar na hem of hen te hebben gehoord, om tegelijkertijd een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van het arrondissement.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan met instemming van de betrokkene of betrokkenen de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en op advies van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank een of meer rechters in de politierechtbank, of een of meer vrederechters opdragen tegelijkertijd een ambt uit te oefenen in een andere politierechtbank van het rechtsgebied of in een ander vredegerecht van het rechtsgebied gelegen in een ander arrondissement dan dat waarin hij benoemd is.
§ 2. De aanwijzings- of opdrachtbeschikking geeft de redenen van de aanwijzing of opdracht op en bepaalt de nadere regels ervan.
De aanwijzing of de opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor de zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de aanwijzing of de opdracht echter gelden tot aan het vonnis.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 6, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 65bis.[
1 Met uitzondering van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen is er in elk arrondissement een voorzitter en ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank.
Het voorzitterschap wordt [
2 ...]
2 waargenomen door een vrederechter [
2 of]
2 door een rechter in de politierechtbank. De ondervoorzitter is respectievelijk vrederechter of rechter in de politierechtbank, naar gelang de voorzitter rechter in de politierechtbank dan wel vrederechter is.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 7, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 19, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Afdeling II. _ Dienst.
Art. 66.[
3 § 1.]
3 [
1 [
3 Onverminderd de toepassing van paragraaf 2, worden de zittingen op de zetel of afdeling van het gerecht gehouden. Het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen, met inbegrip van de zittingen bedoeld in paragraaf 2, worden in een bijzonder reglement vastgesteld :]
3 1° voor de politierechtbank, door de voorzitter of ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank die de hoedanigheid heeft van politierechter, na advies van de procureur des Konings en van de stafhouder(s) van de Orde of Ordes van Advocaten van het arrondissement;
2° voor het vredegerecht, door de voorzitter of ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank die de hoedanigheid heeft van vrederechter, na advies van de betrokken vrederechter en van de stafhouder(s) van de Orde of Ordes van Advocaten van het arrondissement.
[
2 In de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Eupen is het advies van de politierechtbank eveneens vereist.]
2 Het bijzonder reglement wordt publiek bekendgemaakt.]
1 Deze vaststelling belet niet dat de rechter, op andere dagen, buitengewone zittingen houdt, zelfs op zon- en feestdagen, zowel 's voormiddags als namiddags, indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen. Hij kan te zijnen huize zitting houden met open deuren.
[
3 § 2. De minister van Justitie kan bepalen, na raadpleging van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, het College van de hoven en rechtbanken, de Procureur des Konings, de hoofdgriffier en de stafhouder van de Orde van Advocaten, dat een vrederechter, met overeenkomstige toepassing van de regels betreffende de territoriale bevoegdheid, zittingen houdt in een voormalige, opgeheven zittingsplaats van het kanton of in een opgeheven kanton in een lokaal dat door de betrokken gemeente, krachtens een gebruiksovereenkomst met de minister, kosteloos ter beschikking wordt gesteld en geschikt is om het goede verloop van de terechtzittingen te verzekeren, met inbegrip van de openbaarheid van de terechtzittingen die niet met gesloten deuren plaatsvinden. Het besluit bepaalt tevens de gemeenten of gedeelten van gemeenten die geacht worden het rechtsgebied van die zittingsplaats uit te maken. Het geldt voor de duur van de gebruiksovereenkomst. Het besluit en zijn geldingsduur worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. Indien over het houden van de in paragraaf 2 bedoelde zittingen vóór ieder ander middel, behalve een exceptie van onbevoegdheid, door de verweerder of bij de opening van de debatten ambtshalve door de vrederechter een incident wordt uitgelokt, kan de eiser vóór de sluiting van de debatten vorderen dat de zaak wordt verwezen naar de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, voor beslissing over het verzoek, bij gebrek waaraan de vrederechter zelf beslist, een en ander onverminderd de regeling van een geschil van bevoegdheid dat, in voorkomend geval, bij voorrang wordt afgewikkeld en, indien daartoe aanleiding bestaat, ook betrekking heeft op de zittingsplaats.
In voorkomend geval wordt de zaak voor de voorzitter of ondervoorzitter gebracht zonder andere formaliteiten dan de vermelding van de verwijzing op het zittingsblad en de overzending van het dossier van de rechtspleging door toedoen van de griffier. De partijen kunnen hem en de andere partijen schriftelijk opmerkingen bezorgen binnen acht dagen na de verwijzing, tenzij de vrederechter die termijn heeft ingekort. Na het verstrijken van die termijn doet de voorzitter onverwijld uitspraak.
Bij de in deze paragraaf bedoelde beslissingen kan onmiddellijk een datum worden vastgesteld voor verdere behandeling. Als zij niet staande de zitting en in aanwezigheid van de partijen of hun advocaten worden genomen, worden die partijen of advocaten daarvan bij gewone brief op de hoogte gebracht. Tegen deze beslissingen staat geen enkel rechtsmiddel open. De beslissing is geen eindvonnis in de zin van artikel 1050.]
3 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 8, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 99, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 219, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 67.[
2 § 1.]
2 [
1 De voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank is belast met de algemene leiding en de organisatie van de vredegerechten.]
1 [
2 § 2. Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen en rekening houdend met de belangen van de rechtzoekenden, kan de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank zaken die bij een vrederechter aanhangig zijn gemaakt, verdelen onder andere territoriaal bevoegde vrederechters die hij aanwijst. Onder een behoefte van de dienst kan worden begrepen de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid, de goede rechtsbedeling of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen. Tegen de beslissing van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank kan geen enkel rechtsmiddel worden aangewend.
Wanneer de verdeling, bedoeld in het eerste lid, aanleiding geeft tot een wijziging van de oorspronkelijke toewijzing, worden de partijen en in voorkomend geval hun advocaten daarvan langs elektronische weg of bij gewone brief op de hoogte gebracht.]
2 ----------
(
1)<hersteld bij W
2016-05-04/03, art. 20, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
2)<W
2017-12-25/08, art. 12, 213; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 68.[
1 De voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank is belast met de algemene leiding en de organisatie van de politierechtbank.
Hij verdeelt de zaken overeenkomstig het zaakverdelingsreglement en het bijzonder reglement van de rechtbank.
Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan hij een deel van de zaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de andere kamers van de afdeling verdelen.
Onder een behoefte van de dienst kan worden begrepen de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid, de goede rechtsbedeling of andere daarmee vergelijkbare objectieve redenen.
De voorzitter verdeelt de rechters over de afdelingen. Indien hij een rechter aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken rechter en omkleedt hij zijn beslissing met redenen.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 9, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 69.
<Opgeheven bij W
2013-12-01/01, art. 10, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 70.
<Opgeheven bij W
2013-12-01/01, art. 11, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 71.[
1 Naargelang van de behoeften van de dienst wijst de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank een van de plaatsvervangende rechters aan als vervanger van de vrederechter of van de rechter in de politierechtbank.
[
2 Naargelang van de behoeften van de dienst geeft de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank aan een plaatsvervangend rechter in een vredegerecht die daarmee instemt, opdracht om zijn ambt bijkomend uit te oefenen in een ander kanton van het arrondissement.
Onverminderd artikel 65, § 1, tweede lid, en met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, geeft de eerste voorzitter van het hof van beroep, naargelang van de behoeften van de dienst, opdracht aan een plaatsvervangende rechter in de politierechtbank die daarmee instemt, in een andere politierechtbank van het rechtsgebied of aan een plaatsvervangend rechter in een vredegerecht die daarmee instemt, in een kanton in een ander arrondissement om er zijn ambt bijkomend uit te oefenen.]
2 In de aanwijzingsbeschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een plaatsvervanger en worden de nadere regels van de aanwijzing omschreven.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 12, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 220, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 72.[
2 Eerste en tweede lid opgeheven.]
2 [
2 [
4 Met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken kan de Koning, indien de behoeften van de dienst of gevallen van overmacht het rechtvaardigen,]
4, op advies van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank en van de procureur des Konings, de zetel van het vredegerecht tijdelijk verplaatsen naar een andere gemeente van het arrondissement.]
2 [
4 De zetel van de politierechtbank of van een afdeling van de politierechtbank kan onder dezelfde voorwaarden tijdelijk verplaatst worden naar een andere gemeente van het arrondissement.]
4 [
2 Vijfde lid opgeheven.]
2 ---------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 5, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 13, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2014-05-08/02, art. 100, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
4)<W
2015-10-19/01, art. 55, 199; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Art. 72bis.[
1 Voor de politierechtbanken waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en voor de Nederlandstalige politierechtbank van Brussel, worden de opdrachten van de [
2 voorzitter bedoeld in dit hoofdstuk]
2, uitgeoefend door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg; voor de Franstalige politierechtbank van Brussel worden deze opdrachten uitgeoefend door de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg.
Voor de vredegerechten waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, worden de opdrachten van de [
2 voorzitter bedoeld in dit hoofdstuk]
2, uitgeoefend door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg; de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg wordt evenwel telkenmale bij eenvoudig verzoek aan de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg betrokken bij de door hem aangeduide beslissingen in het uitoefenen van deze opdrachten met het oog op een consensus.
Voor de vredegerechten waarvan de zetel gevestigd is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, worden deze opdrachten overlegd in consensus door de twee voorzitters van de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken van eerste aanleg.
Bij gebrek aan consensus in geval van de toepassing van het tweede en het derde lid, neemt de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel de beslissing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-19/36, art. 6, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 14, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 72ter. [
1 Voor de politierechtbanken en de vredegerechten waarvan de zetel gevestigd is in het gerechtelijke arrondissement Eupen, worden de opdrachten van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank bedoeld in dit hoofdstuk, uitgeoefend door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 15, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK II. _ Arrondissementsrechtbank,rechtbank van eerste aanleg,arbeidsrechtbank en [
1 ondernemingsrechtbank]
1.
----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Eerste afdeling. _ Algemene bepaling.
Art. 73.[
2 Er is een rechtbank van eerste aanleg, een arbeidsrechtbank en een [
3 ondernemingsrechtbank]
3, waarvan de gebiedsomschrijving is vastgesteld in het bijvoegsel van dit Wetboek.]
2 [
1 In afwijking van het eerste lid, zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel een Nederlandstalige arrondissementsrechtbank, rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
3 ondernemingsrechtbank]
3, en een Franstalige arrondissementsrechtbank, rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
3 ondernemingsrechtbank]
3.]
1 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 7, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 16, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling II. _ Arrondissementsrechtbank.
Art. 74.[
2 In ieder arrondissement is er een arrondissementsrechtbank die bestaat uit de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de voorzitter van de arbeidsrechtbank, de voorzitter van de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank of een door hen aangewezen rechter.
Bij staking van stemmen, beslist de voorzitter van de arrondissementsrechtbank]
2 [
1 In het gerechtelijk arrondissement Brussel, bestaan de Nederlandstalige en de Franstalige arrondissementsrechtbank, naargelang het geval, uit de voorzitters van de respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
3 ondernemingsrechtbank]
3 [
2 uit een door hen aangewezen rechter]
2.]
1 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 8, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 17, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 75. <W 15-07-1970, art. 6> De arrondissementsrechtbank wordt, telkens voor een gerechtelijk jaar achtereenvolgens voorgezeten door ieder van de in artikel 74 genoemde magistraten.
Art. 75bis. [
1 Wanneer de wet het voorschrijft, zetelen de Franstalig arrondissementsrechtbank van Brussel en de Nederlandstalig arrondissementsrechtbank van Brussel in verenigde vergadering.
Het voorzitterschap wordt afwisselend per zaak waargenomen door een Franstalige en een Nederlandstalige magistraat in functie van de inschrijving op de rol.
Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-19/36, art. 9, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Afdeling III. _ Rechtbank van eerste aanleg.
Art. 76.[
1 § 1. [
2 De rechtbank van eerste aanleg en, in voorkomend geval, de afdelingen ervan, bestaan uit een of meer kamers voor burgerlijke zaken, uit een of meer kamers voor correctionele zaken, uit een of meer kamers voor familiezaken, uit een of meer jeugdkamers en, voor de afdeling van de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, uit een of meer [
3 strafuitvoeringskamers en kamers voor de bescherming van de maatschappij]
3.]
2 Die kamers vormen vier [
2 secties]
2, respectievelijk genaamd : burgerlijke rechtbank, correctionele rechtbank, familie- en jeugdrechtbank en strafuitvoeringsrechtbank.
[
2 De familie- en jeugdrechtbank bestaat uit de familiekamer(s) en de kamer(s) voor minnelijke schikking die de familierechtbank vormen en uit de jeugdkamer(s) die de jeugdrechtbank vormen.]
2 § 2. In de [
2 sectie]
2 van de correctionele rechtbank worden een of meer kamers onder meer bevoegd voor de procedures van onmiddellijke verschijning en van oproeping bij proces-verbaal.
Ten minste één correctionele kamer neemt in het bijzonder kennis van de overtredingen van de wetten en verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met een of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.
§ 3. In de [
2 sectie]
2 van de jeugdrechtbank worden één of meer specifieke kamers, kamers van uithandengeving genaamd, bevoegd voor de berechting van personen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, in het kader van een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad.
§ 4. [
2 Behoudens voor de uitspraak van de vonnissen waarvoor zij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, houden de strafuitvoeringskamers zitting in de gevangenis ten aanzien van de veroordeelden die in de gevangenis verblijven. Zij mogen zitting houden in de gevangenis of in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep ten aanzien van de veroordeelden die niet in de gevangenis verblijven. Wanneer artikel 36 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten wordt toegepast, houden zij zitting in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep.]
2.
[
3 Behoudens voor de uitspraak van de vonnissen, waarvoor zij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, mogen de kamers voor de bescherming van de maatschappij zitting houden in elke rechtbank van eerste aanleg gevestigd in het rechtsgebied van het hof van beroep, in de penitentiaire inrichtingen, in de inrichtingen tot bescherming van de maatschappij en in alle inrichtingen waar geïnterneerde personen verblijven.]
3 [
2 § 5. De raadkamer kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken in toepassing van de artikelen 21, 22 en 22bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis [
4 , artikel 16 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de artikelen 3 en 5 van de uitleveringswet van 15 maart 1874]
4.]
2]
1 [
4 § 6. In geval van veiligheidsrisico's, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, op schriftelijke of mondelinge vordering van de procureur des Konings, gelasten dat de correctionele rechtbank in een bepaalde zaak een of meerdere zittingen houdt in de zetel van een rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep en zo daartoe grond bestaat, dat die zaak aldaar berecht wordt.]
4 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 102, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 49, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2016-05-04/03, art. 21, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid )>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 221, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 77.De rechtbank van eerste aanleg bestaat uit een voorzitter van de rechtbank (, uit rechters en uit assessoren [
2 in de strafuitvoeringsrechtbank]
2). <W 2006-05-17/36, art. 4, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
1 In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken bestaat ze daarenboven uit een of meer afdelingsvoorzitters en ondervoorzitters.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 19, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-05/11, art. 92, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135; vervangen door W
2016-05-04/03, art. 22, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid )>
Art. 78.De kamers van de rechtbank van eerste aanleg bestaan uit één of uit drie rechters.
[
6 De strafuitvoeringskamers bedoeld in artikel 76, § 1, eerste lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, een assessor in strafuitvoeringszaken gespecialiseerd in penitentiaire zaken en een assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie.]
6 [
6 De kamers voor de bescherming van de maatschappij bedoeld in artikel 76, § 1, eerste lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, een assessor in strafuitvoeringszaken en interneringszaken gespecialiseerd in sociale re-integratie en een assessor in interneringszaken gespecialiseerd in klinische psychologie.]
6 [
5 ...]
5.
[
4 De kamers voor de bescherming van de maatschappij van de strafuitvoeringsrechtbank bedoeld in artikel 76, laatste lid, bestaan uit een rechter, die het voorzitterschap ervan bekleedt, en twee assessoren [
6 in de strafuitvoeringsrechtbank]
6 of interneringszaken, de ene gespecialiseerd in sociale integratie en de andere gespecialiseerd in klinische psychologie.]
4 [
7 Wanneer de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer bestaat uit drie rechters zoals voorzien in artikel 92, § 1, eerste lid en § 1/1, is zij samengesteld uit twee rechters van de rechtbank van eerste aanleg en een rechter in de arbeidsrechtbank.]
7 [
5 De alleenrechtsprekende rechter van de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer ontvangt een gespecialiseerde vorming georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
5 [
5 ...]
5.
[
1 De in artikel 92bis bedoelde kamers van de strafuitvoeringsrechtbank bestaan uit een rechter in de strafuitvoeringsrechtbank, die het voorzitterschap ervan bekleedt, twee rechters in de correctionele rechtbank en twee assessoren [
6 strafuitvoeringsrechtbank]
6, de ene gespecialiseerd in penitentiaire zaken en de andere in de sociale re-ïntegratie.]
1 [
3 Elke kamer voor minnelijke schikking bestaat uit een alleenrechtsprekende rechter die de door het Instituut voor gerechtelijke opleiding verstrekte gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd.]
3 [
7 In afwijking van de artikelen 80 en 259sexies en opdat de jeugdkamers die bevoegd zijn voor de in artikel 92, § 1, derde lid, bedoelde aangelegenheden, rechtsgeldig zouden zijn samengesteld, moeten twee leden ervan de opleiding hebben genoten die georganiseerd wordt in het kader van de in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, bedoelde voortgezette vorming van de magistraten, die vereist is voor de uitoefening van het ambt van rechter in de familie- en jeugdrechtbank. Het derde lid is een rechter van de correctionele rechtbank.]
7 [
8 De rechters die zetelen in de raadkamer, de kamers van de correctionele rechtbank, van de strafuitvoeringsrechtbank en van de familie- en jeugdrechtbank en de onderzoeksrechters volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel-en intrafamiliaal geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
8 ----------
(
1)<W
2013-03-17/01, art. 2, 173; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 103, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-05/11, art. 93, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016. Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
5)<W
2015-10-19/01, art. 56, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook art. 136). Overgangbepalingen : art. 84>
(
6)<W
2016-05-04/03, art. 23, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
7)<W
2019-05-05/10, art. 88, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(
8)<W
2020-07-31/03, art. 48, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 79.<W 1991-07-18/35, art. 1, 023;
Inwerkingtreding : 28-03-1992> De Koning wijst uit de rechters in de rechtbank van eerste aanleg, volgens de behoeften van de dienst, een of meer onderzoeksrechters, een of meer beslagrechters en (, een of meer rechters in de [
2 familie- en jeugdrechtbank]
2 en één of meer rechters in de strafuitvoeringsrechtbank) aan. <W 2006-05-17/36, art. 6, 1°, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
(In het rechtsgebied van elk hof van beroep wijst de eerste voorzitter, op advies van de federale procureur, onder de onderzoeksrechters één of meerdere onderzoeksrechters aan wier contingent zal worden vastgesteld door de Koning. Deze onderzoeksrechters dienen over een nuttige ervaring te beschikken voor het onderzoek van de bij de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek bepaalde misdrijven. Deze aanwijzing heeft geen enkel gevolg voor hun statuut noch voor hun affectatie. Krachtens deze aanwijzing, behandelen zij bij voorrang de dossiers die bij hen aanhangig zijn gemaakt overeenkomstig artikel 47duodecies, § 3, van het Wetboek van strafvordering.
De onderzoeksrechter met de meeste dienstjaren die aangewezen is door de Eerste Voorzitter van het hof van beroep te Brussel zorgt, als deken, voor de verdeling van de dossiers die door de federale procureur bij hem aanhangig zijn gemaakt krachtens artikel 47duodecies, § 3, van het Wetboek van strafvordering.
In geval van wettelijke verhindering van de deken, wijst deze in het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel een andere onderzoeksrechter aan gespecialiseerd om kennis te nemen van de in de artikelen 137 tot 141 van het Strafwetboek bedoelde misdrijven, die hem vervangt.) <W 2005-12-27/34, art. 26, 131 ;
Inwerkingtreding : 29-05-2006>
(...) <W 1998-12-22/47, art. 3, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
[
1 Een of meer door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aangewezen onderzoeksrechters behandelen bij voorrang de zaken wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen in fiscale aangelegenheden.]
1 De onderzoeksrechters (, de beslagrechters en de rechters in de strafuitvoeringsrechtbank) kunnen volgens hun rang zitting blijven nemen voor de berechting van de zaken die aan de rechtbank van eerste aanleg worden voorgelegd. <W 2006-05-17/36, art. 6, 2°, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
2 De rechters in de familie- en jeugdrechtbank kunnen zitting nemen in de burgerlijke kamers van de rechtbank van eerste aanleg. De rechter die echter in de kamer voor minnelijke schikking zitting heeft, kan voor de dossiers waarvan hij kennis heeft genomen, nooit zitting hebben in de andere kamers van de familie- en jeugdrechtbank. De beslissing van een rechter die eerder van het geschil kennis heeft genomen terwijl hij zitting had in een kamer voor minnelijke schikking, is nietig behalve als het om de homologatie van een akkoord of een proces-verbaal van verzoening gaat.]
2 De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan de rechter in de [
2 familie- en jeugdrechtbank]
2, bij wijze van uitzondering en op advies van de procureur des Konings verzoeken zitting te nemen in de kamers voor correctionele zaken van de rechtbank van eerste aanleg. Wanneer ze worden verzocht zitting te nemen in de correctionele kamers van de rechtbank van eerste aanleg, worden de rechters in de [
2 familie- en jeugdrechtbank]
2 bij voorrang belast met de strafzaken betreffende misdrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid.) <W 1997-01-21/38, art. 2, 042;
Inwerkingtreding : 1997-03-25>
[
3 ...]
3.
----------
(
1)<W
2014-04-25/23, art. 16, 184; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 104, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2014-05-08/02, art. 50, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 80.<W 1998-12-22/47, art. 4, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> [
2 Bij verhindering van een onderzoeksrechter, een beslagrechter of een rechter van de familie- en jeugdrechtbank wijst de voorzitter een werkend rechter aan om hem te vervangen. De verhinderde rechter van de familie- en jeugdrechtbank wordt bij voorrang vervangen door een andere rechter van de familie- en jeugdrechtbank.]
2 Bovendien kan de voorzitter van de rechtbank, indien de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, bij wijze van uitzondering en na het advies van de procureur des Konings te hebben ingewonnen, een werkend rechter aanwijzen om de voornoemde ambten (gedurende een termijn van ten hoogste twee jaar) waar te nemen, die tweemaal kan worden hernieuwd. Om te kunnen worden aangewezen als onderzoeksrechter (of rechter bij de [
2 familie- en jeugdrechtbank]
2) , moet de werkende rechter de opleiding hebben gevolgd, bedoeld in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid. <W 2003-12-22/53, art. 2, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004> <W 2006-06-13/40, art. 34, 134;
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2009>
[
1 Derde lid opgeheven.]
1 [
3 In afwijking van artikel 79, tweede lid, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep, in uitzonderlijke omstandigheden en na het advies van de federale procureur te hebben ingewonnen, uit de onderzoeksrechters van zijn rechtsgebied die over nuttige ervaring beschikken, een of meer aanvullende onderzoeksrechters aan, voor een termijn van ten hoogste twee jaar, die tweemaal kan worden hernieuwd.]
3 De opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn bij de rechter in de [
2 familie- en jeugdrechtbank]
2 of de beslagrechter, blijft de opdracht gelden tot aan het eindvonnis.
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 20, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 105, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2016-12-25/14, art. 58, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 80bis.<ingevoegd bij W 2006-05-17/36, art. 7;
Inwerkingtreding : 01-02-2007> (Bij verhindering van een rechter bij de strafuitvoeringsrechtbank, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep een [
2 werkend rechter of raadsheer of plaatsvervangend magistraat bedoeld in artikel 156bis]
2 van het rechtsgebied van het hof van beroep aan, die ermee instemt, aan om hem te vervangen.) <W 2006-12-27/33, art. 79, 144;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
In uitzonderlijke gevallen, na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, wijst de eerste voorzitter van het hof van beroep, met zijn instemming, een werkend rechter [
2 benoemd in het rechtsgebied van het hof van beroep of een raadsheer]
2 aan, [
1 en die een opleiding gevolgd heeft waarin voorzien wordt in artikel 259sexies, § 1, 4°, vierde lid,]
1 om het ambt van rechter in de strafuitvoeringsrechtbank uit te oefenen voor een termijn van maximum twee jaar.
De opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de opdracht niettemin gelden tot het eindvonnis.
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 3, 187; Inwerkingtreding : 02-02-2008>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 24, 203; Inwerkingtreding : 13-05-2016>
Afdeling IV. - Arbeidsrechtbank.
Art. 81.De arbeidsrechtbank bestaat uit ten minste (drie kamers). <W 2005-12-13/36, art. 2, 128;
Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(Ten minste één daarvan, die bevoegd is voor de geschillen betreffende de in artikel 578, 14°, bedoelde aangelegenheden, bestaat uit een rechter in de arbeidsrechtbank.) <W 2005-12-13/36, art. 2, 128;
Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(De andere kamers worden voorgezeten door een rechter in de arbeidsrechtbank en bestaan) daarenboven uit twee rechters in sociale zaken. <W 2005-12-13/36, art. 3, 128;
Inwerkingtreding : 01-09-2007>
In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 578, 1° , 2° , 3° en 7° , moet een van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als werkgever, de andere als arbeider of als bediende, naar gelang van de hoedanigheid van de betrokken werknemer.
Indien, vóór ieder ander middel, de hoedanigheid van arbeider of van bediende van een der partijen wordt betwist, doet de kamer uitspraak over de grond van het geschil nadat ze zo is aangevuld dat ze buiten de voorzitter bestaat uit twee rechters in sociale zaken benoemd als werkgever en twee rechters in sociale zaken benoemd respectievelijk als arbeider en als bediende.
(In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 578, 12°, b) , moet één van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als werkgever, de andere als zelfstandige.) <W 2002-12-20/52, art. 2, 104;
Inwerkingtreding : 01-02-2003>
(In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 578, 4°, 5°, 6°, 8°,10°, 11° en 12°, a) , 579, 580, 582, 3° en 4°, en voor de toepassing op de werkgevers van de administratieve sancties bedoeld in artikel 583, moet één van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als werkgever, de andere als werknemer.) <W 2002-12-20/52, art. 2, 104;
Inwerkingtreding : 01-02-2003>
In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 582, (1° en 2°) , moet één van de rechters in sociale zaken benoemd zijn als zelfstandige, de andere als werknemer <W 30-06-1971, art. 14, § 2>.
(In de geschillen betreffende de aangelegenheden bedoeld [
1 in de artikelen 578bis en 581]
1 en voor de toepassing van de in artikel 583 bedoelde administratieve sancties op zelfstandigen, bestaat de Kamer uit één rechter in de arbeidsrechtbank en twee rechters in sociale zaken die benoemd zijn als zelfstandigen.) <W 1990-07-26/31, art. 1, 016;
Inwerkingtreding : 1990-08-17>
Heeft het geschil betrekking op een mijnwerker, zeeman, zeevisser, schipper, havenarbeider of een aangeslotene bij de overzeese sociale zekerheid, dan moet de rechter in sociale zaken, in de mate van het mogelijke, behoren of behoord hebben tot dezelfde kategorie als de betrokken werknemer.
----------
(
1)<W
2014-05-08/17, art. 4, 191; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 82.De arbeidsrechtbank bestaat uit een voorzitter, rechter in de arbeidsrechtbank, en rechters in sociale zaken.
[
1 In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een of meer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters in de arbeidsrechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 21, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 83. De Koning stelt, op voordracht van de minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, de regels volgens welke de rechters in sociale zaken geroepen worden om zitting te nemen bij toepassing van artikel 81.
Afdeling V. - [
1 Ondernemingsrechtbank]
1.
----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 84.De [
2 ondernemingsrechtbank]
2 bestaat uit een of meer kamers.
Iedere kamer wordt voorgezeten door een rechter in de [
2 ondernemingsrechtbank]
2 en telt bovendien twee rechters in handelszaken.
(Iedere [
2 ondernemingsrechtbank]
2 stelt een of meer kamers voor [
1 ondernemingen in moeilijkheden]
1 in.) <W 1997-07-17/65, art. 48, 055;
Inwerkingtreding : 01-01-1998>
----------
(
1)<W
2017-08-11/14, art. 13, 215; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 85.De [
4 ondernemingsrechtbank]
4 bestaat uit een voorzitter, rechter in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4, en uit rechters in handelszaken.
[
1 In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken, bestaat zij bovendien uit een of meer afdelingsvoorzitters, ondervoorzitters en een of meer rechters in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4.]
1 [
5 De rechters in ondernemingszaken kiezen in hun midden een voorzitter in ondernemingszaken]
5 die de voorzitter bij de leiding van de rechtbank kan bijstaan.) [
5 De minister bevoegd voor Justitie maakt de naam van de voorzitter in ondernemingszaken bekend in het Belgisch Staatsblad.]
5 <W 15-07-1970, art. 7>.
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 22, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 101, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 5, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
4)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
5)<W
2019-05-05/19, art. 85, 225; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Afdeling VI. _ Bureau voor rechtsbijstand.
Art. 86.Er is in iedere rechtbank van eerste aanleg, arbeidsrechtbank en [
2 ondernemingsrechtbank]
2 een bureau voor rechtsbijstand dat uit een of meer afdelingen bestaat. Iedere [
1 kamer]
1 bestaat uit een werkend rechter.
De zaken worden verdeeld over de verscheidene [
1 kamers]
1 volgens een reglement dat de voorzitter van de rechtbank vaststelt.
----------
(
1)<W
2016-05-04/03, art. 25, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Afdeling VIbis. [
1 - Tijdelijke verplaatsing van de zetel van een rechtbank of een afdeling van een rechtbank.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 222, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 86bis.[
1 Indien de behoeften van de dienst of gevallen van overmacht het rechtvaardigen, kan de Koning, op voorstel of na advies van de korpschef en, naargelang van het geval, van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, alsmede van de hoofdgriffier en van de stafhouder(s) van de orde of ordes van advocaten, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de zetel van een afdeling tijdelijk verplaatsen naar een andere gemeente van het arrondissement of het rechtsgebied. In de rechtbanken die slechts een zetel tellen, kan die zetel onder dezelfde voorwaarden worden verplaatst naar een andere gemeente van het arrondissement of het rechtsgebied.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 223, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Afdeling VII. - Plaatsvervangende rechters.
Art. 87.[
1 § 1. Er zijn plaatsvervangende rechters in de rechtbank van eerste aanleg, in de arbeidsrechtbank en in de ondernemingsrechtbank. Zij hebben geen permanente functie en worden benoemd om verhinderde rechters tijdelijk te vervangen.
De plaatsvervangende rechters kunnen ook geroepen worden om zitting te nemen wanneer de bezetting niet volstaat om de rechtbank overeenkomstig de bepalingen van de wet samen te stellen.
Zij kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.
§ 2. De plaatsvervangende rechters van de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken en de ondernemingsrechtbanken worden benoemd in de rechtbank.
De voorzitter van de rechtbank verdeelt de plaatsvervangende rechters over de afdelingen van de rechtbank. De verdeling van de plaatsvervangende rechters over de afdelingen wordt ter griffie in elke afdeling aangeplakt.
De voorzitter van de rechtbank kan een plaatsvervangend rechter in een andere afdeling van die rechtbank aanwijzen na de betrokkene te hebben gehoord. Het beroep bedoeld in artikel 330quinquies staat open voor de plaatsvervangende rechters.
In de aanwijzingsbeschikking van de voorzitter wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een plaatsvervanger en in voorkomend geval op een plaatsvervanger met dienstaanwijzing in een andere afdeling, en worden de nadere regels van de aanwijzing omschreven.
§ 3. Er kunnen plaatsvervangende rechters in sociale zaken [1 ...]1 worden benoemd om verhinderde rechters in sociale zaken [1 ...]1 tijdelijk te vervangen.
Er kunnen plaatsvervangende assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank worden benoemd om verhinderde assessoren in de strafuitvoeringsrechtbank tijdelijk te vervangen.]
1 ----------
(
1)<W
2019-03-23/03, art. 3, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling VIII. - Dienst.
Art. 88.§ 1. [
2 § 1. Het bijzonder reglement voor elke rechtbank wordt bij beschikking van de voorzitter van de rechtbank vastgesteld na advies van, naar gelang van het geval, de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof, van de procureur-generaal en, naar gelang van het geval, van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, van de hoofdgriffier van de rechtbank en van de stafhouders van de Orde of Ordes van advocaten van het arrondissement. [
7 Het advies van de voorzitter van de arbeidsrechtbank is eveneens vereist voor de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamers.]
7 [
5 ...]
5.]
2 Dit reglement bepaalt het aantal kamers en hun bevoegdheid, de dagen en de uren van hun zittingen en van de inleiding van de zaken. Het bevat de aanduiding van de kamers die in de rechtbank van eerste aanleg onderscheidenlijk met drie (, met een rechter of met een rechter en twee assessoren [
6 in de strafuitvoeringsrechtbank]
6) zitting houden. Het bepaalt, zo nodig, ook de verdeling van de zaken onder de onderzoeksrechters. <W 2006-05-17/36, art. 9, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
[
1 Derde lid opgeheven.]
1 [
1 Om de drie jaar brengt de voorzitter van elke rechtbank met zetel in het gerechtelijk arrondissement Brussel verslag uit bij de minister van Justitie omtrent de behoeften van de dienst, op grond van het aantal zaken die gedurende de laatste drie jaren zijn behandeld.]
1 Het reglement wordt ter griffie van de rechtbank aangeplakt.
§ 2. [
5 Incidenten in verband met de verdeling van de zaken onder de afdelingen, secties, kamers of rechters van een zelfde rechtbank zoals vastgelegd in het bijzonder reglement of zaakverdelingsreglement worden op de volgende manier geregeld :
Indien een zodanig incident vóór ieder ander middel door een van de partijen of bij de opening van de debatten ambtshalve wordt uitgelokt, legt de afdeling, sectie, kamer of rechter het dossier voor aan de voorzitter van de rechtbank, die oordeelt of de zaak anders moet worden toegewezen en het openbaar ministerie wordt tezelfdertijd hiervan op de hoogte gebracht. De partijen die hierom verzoeken, beschikken over een termijn van acht dagen te rekenen vanaf de zitting om conclusies in te dienen. Het openbaar ministerie kan binnen dezelfde termijn een advies uitbrengen.
De voorzitter doet binnen acht dagen volgend op de zitting uitspraak bij beschikking. Hij kan de zaak onmiddellijk toekennen aan een afdeling, sectie, kamer of rechter en een datum vaststellen voor verdere behandeling. Tegen deze beschikking staat, buiten de voorziening van de procureur-generaal bij het hof van beroep, voor het Hof van Cassatie binnen de termijnen en volgens de regels zoals bepaald in artikel 642, tweede en derde lid, geen rechtsmiddel open. De griffier van het Hof zendt een afschrift van het arrest van het Hof van Cassatie aan de voorzitter van de rechtbank en aan de partijen.
De beslissing bindt de rechter naar wie de vordering wordt verwezen, met dien verstande dat zijn recht om over de rechtsgrond van de zaak te oordelen onverkort blijft.]
5 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 10, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 25, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2014-05-08/02, art. 102, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
4)<W
2013-07-30/23, art. 106, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2016-05-04/03, art. 27, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
6)<W
2016-05-04/03, art. 27,2°, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
7)<W
2019-05-05/10, art. 89, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 89.(LT}W 1997-02-17/50, art. 3, 044;
Inwerkingtreding : 01-07-1997> Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, stelt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank of van de [
2 ondernemingsrechtbank]
2, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de eerste voorzitter van het hof van beroep of, wanneer het gaat om de arbeidsrechtbank, van de eerste voorzitter van het arbeidshof, na het advies van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, naar gelang van het geval, en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een of meer tijdelijke kamers samen, bestaande uit de rechters en, in voorkomend geval, de rechters in sociale zaken of de rechters in handelszaken (of de assessoren [
1 in de strafuitvoeringsrechtbank]
1) die hij aanwijst. <W 2006-05-17/36, art. 10, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
----------
(
1)<W
2014-05-05/11, art. 95, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136) Overgangsbepalingen: art. 134 en 135, vervangen door W
2016-05-04/03, art. 28, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 90.[
1 De voorzitter is belast met de algemene leiding en de organisatie van de rechtbank.
In de gevallen bepaald in de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken staat een afdelingsvoorzitter de voorzitter bij in de leiding van de rechtbank en haar afdelingen.
De voorzitter verdeelt de zaken overeenkomstig het zaakverdelingsreglement en het bijzonder reglement van de rechtbank. Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan hij een deel van de zaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de andere kamers van de afdeling verdelen.
Onder een behoefte van de dienst kan worden begrepen de verdeling van de werklast, de onbeschikbaarheid van een rechter, een vereiste deskundigheid, de goede rechtsbedeling of [
2 andere daarmee]
2 vergelijkbare objectieve reden.
De voorzitter verdeelt de rechters over de afdelingen. Indien hij een rechter aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken rechter en omkleedt hij zijn beslissing met redenen.]
1 [
3 De voorzitter zorgt er bij de verdeling van de zaken over de familiekamers en de jeugdkamers van de familie- en jeugdrechtbank in de mate van het mogelijke voor dat :
1° [
4 de zaken worden verdeeld volgens de criteria beschreven in artikel 629bis, § 1;]
4 2° een rechter die kennisgenomen heeft van een burgerlijke zaak als bedoeld in artikel 725bis ten aanzien van een minderjarig kind, geen kennis kan nemen van een zaak als bedoeld bij de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.]
3 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 26, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 103, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 107, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-08/02, art. 51, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 91. <W 1992-08-03/31, art. 1, 025;
Inwerkingtreding : 01-01-1993> In burgerlijke en strafzaken worden de vorderingen toegewezen aan kamers met één rechter, behalve in de gevallen van artikel 92.
[
5 Tweede tot achtste lid opgeheven.]
5 (In strafuitvoeringszaken worden de zaken betreffende één of meer vrijheidsstraffen waarvan het uitvoerbare gedeelte drie jaar of minder bedraagt, toegewezen aan de rechter in de strafuitvoeringsrechtbank die zitting houdt als alleenrechtsprekend rechter.) <W 2006-05-17/36, art. 11, 132;
Inwerkingtreding : 01-01-2016. (Zie W
2015-08-10/02, art. 2)>
[
3 Het hoger beroep tegen beslissingen van de politierechtbank over burgerlijke rechtsvorderingen die tezelfdertijd en voor dezelfde rechters worden vervolgd als de strafvordering, voor zover dit hoger beroep niet gelijktijdig met het hoger beroep op strafgebied wordt behandeld, wordt toegewezen aan een kamer met één rechter. [
5 ...]
5.]
3 [
2 In strafuitvoeringszaken worden de zaken betreffende de invordering van verbeurdverklaarde geldsommen, geldboeten en gerechtskosten enkel toegewezen aan de rechter in de strafuitvoeringsrechtbank die zitting houdt als alleenrechtsprekend rechter.]
2 [
2 De strafuitvoeringsrechter die kennis neemt van de zaak heeft, bij voorkeur, de gespecialiseerde opleiding gevolgd over de tenuitvoerlegging van veroordelingen houdende verbeurdverklaring van geldsommen, van geldboeten en van gerechtskosten, georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
2 [
4 ...]
4 [
6 In interneringszaken worden de zaken bedoeld in de artikelen 4 en 53 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering toegewezen aan de voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij, die zitting houdt als alleenrechtsprekend rechter.]
6 ----------
(
1)<W
2007-04-21/01, art. 127, 152; Inwerkingtreding : 01-01-2015, maar opgeheven op 31-12-2014, vóór de inwerkingtreding>
(
2)<W
2014-02-11/13, art. 8, 183; Inwerkingtreding : 18-04-2014>
(
3)<W
2014-04-25/23, art. 10, 184; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
4)<W
2014-05-05/11, art. 96, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016, zelf opgeheven bij art. 238 van W
2016-05-04/03. Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
5)<W
2015-10-19/01, art. 57, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016. Overgangbepalingen : art. 84>
(
6)<W
2016-05-04/03, art. 29, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
Art. 92.§ 1.[
7 De strafzaken betreffende misdaden waarop een straf staat van meer dan twintig jaar opsluiting en het hoger beroep tegen vonnissen gewezen in strafzaken door de politierechtbank, worden toegewezen aan een kamer met drie rechters.]
7 [
8 In strafuitvoerings- en interneringszaken worden de zaken die niet aan een alleenrechtsprekend rechter worden toegewezen, toegewezen aan de overeenkomstig artikel 78, tweede en derde lid, samengestelde kamers.]
8 [
6 ...]
6 [
9 De berechting van de personen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, wegens een wanbedrijf of correctionaliseerbare misdaad wordt toegewezen aan de overeenkomstig artikel 78, achtste lid, samengestelde kamers.]
9 [
7 § 1/1. In afwijking van artikel 91 kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, wanneer de complexiteit of het belang van de zaak of bijzondere, objectieve omstandigheden daartoe aanleiding geven, zaken geval per geval ambtshalve aan een kamer met drie rechters toewijzen.]
7 § 2. Wanneer er van verscheidene samenhangende zaken ten minste één bij een kamer met drie rechters moet worden aanhangig gemaakt, dan verwijst de voorzitter van de rechtbank al die zaken naar zulke kamer. Te dien einde kan hij ook hun vroegere verdeling wijzigen.
----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 206, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(
2)<W
2010-06-02/11, art. 5, 166; Inwerkingtreding : 24-06-2010>
(
3)<W
2010-04-22/28, art. 2, 167; Inwerkingtreding : 28-06-2010>
(
4)<W
2007-04-21/01, art. 128, 152; Inwerkingtreding : 01-01-2015, maar opgeheven op 31-12-2014, vóór de inwerkingtreding>
(
5)<W
2014-04-25/23, art. 11, 184; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
6)<W
2014-05-05/11, art. 97, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
7)<W
2015-10-19/01, art. 58, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016. Overgangbepalingen : art. 84>
(
8)<W
2016-05-04/03, art. 30, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
9)<W
2019-05-05/10, art. 90, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 92bis.[
1 In strafuitvoeringszaken worden de zaken betreffende een veroordeling tot een [
3 correctionele gevangenisstraf van dertig jaar tot veertig jaar, een opsluiting van dertig jaar of meer]
3 of tot een levenslange vrijheidsstraf, met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek, toegewezen aan de overeenkomstig [
2 artikel 78, vijfde lid]
2, samengestelde kamers.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/01, art. 3, 173; Inwerkingtreding : 19-03-2013>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 31, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
3)<W
2018-07-11/02, art. 10, 221; Inwerkingtreding : 28-07-2018>
Art. 93.Wanneer de rechtbank van eerste aanleg geroepen wordt om burgerlijke zaken die na cassatie verwezen zijn, met verenigde kamers te berechten, bestaat zij uit een kamer met vijf werkende of plaatsvervangende rechters.
Indien de zaak in de bevoegdheid valt van de arbeidsrechtbank of van de [
1 ondernemingsrechtbank]
1, bestaat de rechtbank uit drie werkende of plaatsvervangende rechters en uit vier rechters in sociale zaken of in handelszaken, naar gelang van het geval.
De kamer, de rechters en de rechters in sociale zaken of in handelszaken worden aangewezen door de voorzitter van de rechtbank.
----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 94. De raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt in correctionele zaken (bestaat) uit één rechter. <W 1998-03-12/39, art. 38, 058;
Inwerkingtreding : 1998-10-02>
Art. 95.De voorzitter van iedere rechtbank houdt de zitting in kort geding.
[
1 Onverminderd artikel 584, tweede lid, houdt de familierechtbank de zitting in kort geding voor de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van die rechtbank behoren.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 108, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 96. De vorderingen tot tussenkomst worden verdeeld zoals de hoofdvordering.
Art. 97. De eed die, vó6r de aanvaarding van bij de wet bepaalde ambten, moet worden afgelegd voor de rechtbank van eerste aanleg, wordt afgenomen door de eerste kamer of in voorkomend geval door de vakantiekamer.
Afdeling IX. - [
1 Opdracht en aanwijzing van rechters]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 27, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 98.[
1 Wanneer de behoeften van de dienst binnen de rechtbank van eerste aanleg het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, via een beschikking, een rechter in de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 van het rechtsgebied van het hof van beroep, die deze opdracht aanvaardt, opdragen er tijdelijk het ambt van rechter uit te oefenen.
Wanneer de behoeften van de dienst binnen de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 het rechtvaardigen, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, via een beschikking, een rechter in de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep, die deze opdracht aanvaardt, opdragen er tijdelijk het ambt van rechter uit te oefenen.
In dezelfde omstandigheden kan de eerste voorzitter ook een rechter van het rechtsgebied van het hof van beroep die deze opdracht aanvaardt via een beschikking opdragen zijn ambt bijkomend en voor een bepaalde termijn uit te oefenen in een rechtbank van eerste aanleg of een [
3 ondernemingsrechtbank]
3 die in dat rechtsgebied ligt.
Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen kunnen, in het rechtsgebied van het hof van beroep te Luik, naargelang het geval, respectievelijk de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof, de rechters in de rechtbank van eerste aanleg, de rechters in de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de rechters in de arbeidsrechtbanken, met hun instemming en met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op gebruik der taal in gerechtszaken, opdracht geven, zowel in de rechtbank van eerste aanleg als in de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 of de arbeidsrechtbank van het gerechtelijk arrondissement Eupen. Naargelang van het geval kunnen de eerste voorzitter van het hof van beroep of de eerste voorzitter van het arbeidshof respectievelijk rechters in de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en in de arbeidsrechtbank van Eupen met hun instemming opdracht geven, hetzij in een [
3 ondernemingsrechtbank]
3 of in een rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, hetzij in een arbeidsrechtbank van het rechtsgebied.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een rechter van een andere rechtbank van het rechtsgebied en worden de nadere regels van de opdracht omschreven.]
1 De opdracht eindigt wanneer de reden ervan vervalt (of de termijn [
2 vermeld in de opdrachtbeschikking]
2 is verstreken); voor zaken waarover de debatten aan gang zijn of die in beraad zijn, blijft de opdracht evenwel geldig tot aan het vonnis. <W 1998-02-10/32, art. 5, 2°, 057;
Inwerkingtreding : 02-03-1998>
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 28, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 2, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 99.Voor de duur van zijn opdracht blijft de aldus aangestelde rechter [
1 ...]
1 geldig kennis nemen van de zaken waarover de debatten aan gang zijn of die in beraad zijn, en waarin hij zitting had voordat de hem gegeven opdracht gevolg heeft.
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 29, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 99bis.[
1 In het gerechtelijk arrondissement Eupen kunnen de rechters benoemd in de rechtbank van eerste aanleg, in de [
2 ondernemingsrechtbank]
2 en in de arbeidsrechtbank, met hun instemming, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg opgedragen worden het ambt van vrederechter of van rechter in de politierechtbank uit te oefenen in een vredegerecht of in de politierechtbank van het arrondissement.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een rechter van een van deze drie rechtbanken van het arrondissement en worden de nadere regels van de opdracht omschreven.]
1 ----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 224, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 99ter.[
1 Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het hof van beroep een rechter in de rechtbank van eerste aanleg of een rechter in de [
2 ondernemingsrechtbank]
2, benoemd in het rechtsgebied, met zijn instemming opdragen zijn ambt uit te oefenen in het hof van beroep.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het arbeidshof een rechter in de arbeidsrechtbank, benoemd in het rechtsgebied, met zijn instemming opdragen zijn ambt uit te oefenen in het arbeidshof.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een rechter en worden de nadere regels van de opdracht omschreven.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 30, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 99quater. [
1 Behoudens in het gerechtelijk arrondissement Eupen, geeft de eerste voorzitter van het arbeidshof, via een beschikking, opdracht aan één of meerdere rechters in de arbeidsrechtbank, die de opdracht aanvaarden, om aanvullend zitting te nemen in de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer van één of meerdere rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied.
Met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, geeft de eerste voorzitter van het arbeidshof te Brussel, via een beschikking, in elke arbeidsrechtbank opdracht aan een rechter, die de opdracht aanvaardt, om aanvullend zitting te nemen in de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer.
In het gerechtelijk arrondissement Eupen, neemt de rechter in de arbeidsrechtbank aanvullend zitting in de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer. De instemming van de rechter in de arbeidsrechtbank is vereist wanneer hij niet benoemd is overeenkomstig artikel 100/1. Bij gebreke hieraan, wijst de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg een andere rechter aan die overeenkomstig artikel 100/1 in subsidiaire orde benoemd is in de arbeidsrechtbank.
De opdracht is een jaar geldig en kan worden verlengd.
De rechter in de arbeidsrechtbank wiens opdracht bij de gespecialiseerde correctionele kamer eindigt, blijft tot het eindvonnis in deze kamer zitting hebben in de zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2019-05-05/10, art. 91, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Afdeling X. - Gelijktijdige benoemingen in verscheidene gerechten.
Art. 100.[
1 § 1. De rechters benoemd in een rechtbank van eerste aanleg worden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd in de andere rechtbanken van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep.
De substituten benoemd in een parket van de procureur des Konings worden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd in de andere parketten van de procureur des Konings van het rechtsgebied.
§ 2. De aanwijzing van een magistraat buiten het rechtscollege of het parket in de personeelsformatie waarvan hij in hoofdorde wordt benoemd, wordt in onderling overleg tussen de betrokken korpschefs geregeld nadat de betrokkene werd gehoord. De gemeenschappelijke beslissing bepaalt de nadere regels van de aanwijzing.
De aanwijzingsbeschikking omschrijft de redenen waarom het noodzakelijk is een beroep te doen op een magistraat benoemd in hoofdorde in de personeelsformatie van een andere rechtbank of parket en omschrijft de nadere regels van de aanwijzing. De aanwijzing geldt voor een hernieuwbare periode van ten hoogste een jaar.
De instemming van de aangewezen magistraat is niet vereist.
Ingeval de korpschefs weigeren of bij gebreke van een akkoord over de nadere regels van de aanwijzing, beslist, naar gelang van het geval, de eerste voorzitter van het hof van beroep of de procureur-generaal bij het hof van beroep op grond van een met redenen omkleed advies van de korpschefs die betrokken zijn bij deze aanwijzing.
§ 3. Een magistraat benoemd overeenkomstig § 1 wordt niet benoemd in de personeelsformatie van de rechtscolleges of van de parketten waarin hij in subsidiaire orde wordt benoemd.
§ 4. De rechters benoemd in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbank van eerste aanleg te Waals-Brabant en de rechters benoemd in de rechtbank van eerste aanleg te Waals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel. De rechters benoemd in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de rechtbank van eerste aanleg te Leuven en de rechters benoemd in de rechtbank van eerste aanleg te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel.
De substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel, daaronder begrepen de substituten bedoeld in artikel 150, § 3, worden, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Waals-Brabant of bij de parketten van de procureur des Konings te Leuven en te Halle-Vilvoorde. De substituten van de procureur des Konings benoemd te Waals-Brabant worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel [
2 , de substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel en te Halle-Vilvoorde en de substituten benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het parket van de procureur des Konings te Brussel en te Leuven]
2.
De rechters benoemd in de Franstalige [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4 [
3 Waals-Brabant]
3 en de rechters benoemd in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4 [
3 Waals-Brabant]
3] worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstalige [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Brussel. De rechters benoemd in de Nederlandstalige [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Leuven en de rechters benoemd in de [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstalige [
4 ondernemingsrechtbank]
4 te Brussel.
De rechters benoemd in de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de arbeidsrechtbank [
3 Waals-Brabant]
3] en de rechters benoemd in de arbeidsrechtbank [
3 Waals-Brabant]
3 worden in subsidiaire orde benoemd in de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel. De rechters benoemd in de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel worden in subsidiaire orde benoemd in de arbeidsrechtbank te Leuven en de rechters benoemd in de arbeidsrechtbank te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd in de Nederlandstalige arbeidsrechtbank te Brussel.
De substituten van de arbeidsauditeur benoemd te Brussel worden met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken respectievelijk in subsidiaire orde benoemd in het arbeidsauditoraat [
3 Waals-Brabant]
3 of in de arbeidsauditoraten te Leuven en te Halle-Vilvoorde. [
2 De substituten van de arbeidsauditeur benoemd te Leuven worden in subsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat te Brussel en te Halle-Vilvoorde en de substituten van de arbeidsauditeur benoemd bij het arbeidsauditoraat te Halle-Vilvoorde worden in subsidiaire orde benoemd bij het arbeidsauditoraat te Brussel en te Leuven.]
2 § 5. De aanwijzing van een in § 4 bedoelde magistraat buiten het rechtscollege of het parket in de personeelsformatie waarvan hij in hoofdorde wordt benoemd, wordt geregeld overeenkomstig § 2.
§ 6. Een overeenkomstig § 4 benoemde magistraat wordt niet benoemd in de personeelsformatie van het rechtscollege of van het parket waarin hij in subsidiaire orde wordt benoemd.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 32, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 104, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2015-10-19/01, art. 61, 199; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(
4)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 100/1. [
1 In het gerechtelijk arrondissement Eupen worden de rechters die benoemd zijn in een rechtbank, in subsidiaire orde benoemd in de andere rechtbanken, bedoeld in dit hoofdstuk, van het arrondissement.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 33, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 100/2.[
1 In het arrondissement Eupen wordt een enkele voorzitter aangewezen voor de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank en de [
2 ondernemingsrechtbank]
2. Hij oefent binnen deze rechtbanken de bevoegdheden uit die de wet toekent aan de voorzitter van de rechtbank.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 34, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK III. _ Hof van beroep en arbeidshof.
Eerste afdeling. - Hof van beroep.
Art. 101.[
1 § 1 Er zijn in het hof van beroep kamers voor burgerlijke zaken, kamers voor correctionele zaken, [
2 jeugdkamers en familiekamers, tot die laatste kamers behoren kamers voor minnelijke schikking-]
2.
Ten minste één correctionele kamer neemt kennis van het hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen gewezen betreffende de in artikel 76, § 2, tweede lid, bedoelde aangelegenheden.
Ten minste één van de jeugdkamers wordt bevoegd voor de vervolgingen ingesteld tegen personen ten aanzien van wie een beslissing tot uithandengeving is genomen overeenkomstig de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dat feit veroorzaakte schade, in het kader van een wanbedrijf en/of correctionaliseerbare misdaad.
[
3 In het hof van beroep te Brussel zijn er tevens kamers voor marktzaken, wier bevoegdheid wordt bepaald bij de wet. Die kamers vormen een sectie, Marktenhof genoemd.]
3 [
4 De Koning kan, na advies van de eerste voorzitter, de procureur-generaal, de hoofdgriffier en de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep, bepalen dat een of meer jeugdkamers of familiekamers zitting houden ter zetel van de rechtbank van eerste aanleg of een afdeling van de rechtbank van eerste aanleg in een andere provincie van het rechtsgebied van het hof voor de behandeling van de hogere beroepen tegen de vonnissen van de familie- en jeugdrechtbanken van de betrokken provincie.]
4 § 2. Het hof van beroep bestaat uit een eerste voorzitter, kamervoorzitters en raadsheren in het hof van beroep.
De kamers van het hof van beroep houden zitting, ofwel met drie raadsheren in het hof van beroep, de voorzitter daaronder begrepen, ofwel met één lid, kamervoorzitter of raadsheer in het hof.
De in § 1, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer is samengesteld uit twee raadsheren in het hof van beroep, de voorzitter daaronder begrepen, en uit één raadsheer in het arbeidshof.
Opdat de in § 1, derde lid, bedoelde jeugdkamers rechtsgeldig zouden zijn samengesteld, moeten ten minste twee leden ervan de opleiding hebben genoten die georganiseerd wordt in het kader van de voortgezette vorming van de magistraten, zoals bedoeld in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, die vereist is voor de uitoefening van het ambt van rechter in de familie- en jeugdrechtbank.
Opdat de gespecialiseerde kamer voor minnelijke schikking rechtsgeldig zou zijn samengesteld, moet het voor die kamer aangewezen lid van het hof een [
2 gespecialiseerde opleiding hebben genoten verstrekt door het Instituut voor gerechtelijke opleiding]
2. Als de dienstbehoeften zulks verantwoorden, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, uitzonderlijk en nadat het advies van de [
2 procureur-generaal]
2 is ingewonnen, een werkend magistraat aanwijzen om de bovengenoemde functies voor een termijn van ten hoogste een jaar te vervullen, zelfs als die magistraat de [
2 gespecialiseerde opleiding]
2 niet heeft genoten.
[
3 Het Marktenhof, bedoeld in paragraaf 1, vierde lid, omvat ten minste zes raadsheren, onder wie ten hoogste zes raadsheren [
4 kunnen worden benoemd]
4 met toepassing van artikel 207, § 3, 4°. Bij de benoeming wordt er rekening gehouden met het taalevenwicht.]
3 [
5 De raadsheren die zetelen in de correctionele kamers, de familiekamers en de jeugdkamers, en de kamer van inbeschuldigingstelling volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intrafamiliaal geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
5 [
2 § 3. De kamer van inbeschuldigingstelling kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken met toepassing van artikel 30 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis [
4 , de artikelen 14 en 17 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de artikelen 3 en 5 van de uitleveringswet van 15 maart 1874]
4.]
2]
1 [
4 § 4. In geval van veiligheidsrisico's, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, op schriftelijke of mondelinge vordering van de procureur-generaal, gelasten dat een correctionele kamer in het hof van beroep in een bepaalde zaak een of meerdere zittingen houdt in de zetel van een rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep en zo daartoe grond bestaat, dat die zaak aldaar berecht wordt.]
4 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 110, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2016-12-25/14, art. 59, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 225, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
5)<W
2020-07-31/03, art. 49, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Afdeling 1bis. Plaatsvervangende raadsheren in de hoven van beroep. <ingevoeg bij W 1997-07-09/36, art. 3,
Inwerkingtreding : 13-08-1997>
Art. 102.<W 1997-07-09/36, art. 3, 054;
Inwerkingtreding : 13-08-1997> § 1. Er zijn plaatsvervangende raadsheren in het hof van beroep; zij worden benoemd ter vervanging van de verhinderde raadsheren.
De plaatsvervangende raadsheren kunnen geroepen worden zitting te nemen wanneer de bezetting niet volstaat om de zetel overeenkomstig de bepalingen van de wet samen te stellen.
[
2 In de aanwijzingsbeschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een plaatsvervanger en worden de nadere regels van de aanwijzing omschreven.]
2 (Zij kunnen echter geen zitting nemen in de kamer van inbeschuldigingstelling wanneer deze uitspraak doet met toepassing van de artikelen 235ter en 235quater van het Wetboek van strafvordering.) <W 2005-12-27/34, art. 27, 131 ;
Inwerkingtreding : 30-12-2005>
§ 2. [
3 De plaatsvervangende raadsheren kunnen niet worden geroepen om zitting te nemen tijdens een terechtzitting in de loop waarvan zij rechtstreeks of via een tussenpersoon optreden als raadsman voor de partijen die betrokken zijn in een geschil.]
3 ----------
(
1)<W
2010-12-29/02, art. 20, 169; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 35, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2019-03-23/03, art. 4, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 2. - Arbeidshof.
Art. 103. Er is een arbeidshof in ieder rechtsgebied van een hof van beroep.
Het arbeidshof bestaat uit een eerste voorzitter, kamervoorzitters, raadsheren in het arbeidshof en raadsheren in sociale zaken.
Er zijn plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken, benoemd om tijdelijk de verhinderde raadsheren in sociale zaken te vervangen.
Art. 104.Het arbeidshof bestaat uit kamers die zitting houden met een raadsheer in het arbeidshof en, naar gelang het geval, met twee of vier raadsheren in sociale zaken.
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 578, 1° , 2°, 3° en 7° , bestaan, buiten de voorzitter, uit een raadsheer in sociale zaken benoemd als werkgever en een raadsheer in sociale zaken benoemd als werknemer-arbeider of als werknemer-bediende, naar gelang van de hoedanigheid van de betrokken werknemer.
Die kamers bestaan evenwel uit twee raadsheren in sociale zaken benoemd als werkgever, en twee raadsheren in sociale zaken respectievelijk benoemd als arbeider en als bediende, wanneer het beroep gericht is tegen een vonnis uitgesproken door een kamer met vier rechters in sociale zaken.
(De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis, gewezen in een geschil betreffende de aangelegenheden bedoeld in de artikelen 578, 4°, 5°, 6°, 8°, 10°, 11° en 12°, a) , 579, 580, 582, 3° en 4°, of betreffende de toepassing op werkgevers van administratieve sancties bedoeld in artikel 583, bestaan, behalve de voorzitters, uit twee raadsheren in sociale zaken, respectievelijk benoemd als werkgever en werknemer.) <W 2002-12-20/52, art. 3, 104;
Inwerkingtreding : 01-02-2003>
(De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis, gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid als bedoeld in artikel 578, 12°, b) , bestaan behalve de voorzitters, uit twee raadsheren in sociale zaken, respectievelijk benoemd als werkgever en zelfstandige.) <W 2002-12-20/52, art. 3, 104;
Inwerkingtreding : 01-02-2003>
De kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid bedoeld in artikel 582, (1° en 2°), bestaan, buiten de voorzitter uit twee raadsheren in sociale zaken, van wie de ene benoemd is als zelfstandige en de andere als werknemer. <W 30-06-1971, art. 15, § 2>
(De Kamers die kennis nemen van hoger beroep tegen een vonnis gewezen in een geschil betreffende een aangelegenheid bedoeld [
2 in de artikelen 578bis en 581]
2 of betreffende de toepassing op zelfstandigen van administratieve sancties bedoeld in artikel 583, [
1 bestaan buiten de voorzitter, uit twee raadsheren in sociale zaken die benoemd zijn als zelfstandigen]
1.) <W 30-06-1971, art. 15, § 3>
Heeft het geschil betrekking op een werknemer die mijnwerker, zeeman, zeevisser, schipper, havenarbeider of aangeslotene bij de overzeese sociale zekerheid is, dan moet, in de mate van het mogelijke, de raadsheer in sociale zaken die als werknemer benoemd is, bovendien tot dezelfde kategorie behoren of behoord hebben als de betrokken werknemer.
De Koning stelt, op voordracht van de minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, de regels vast volgens welke de raadsheren in sociale zaken geroepen worden om zitting te nemen bij toepassing van deze bepaling.
(In afwijking van het eerste lid bestaan de kamers die kennis nemen van het hoger beroep tegen een vonnis betreffende de in artikel 578, 14°, bedoelde aangelegenheden uit een raadsheer bij het Arbeidshof.) <W 2005-12-13/36, art. 3, 128;
Inwerkingtreding : 01-09-2007>
----------
(
1)<W
2015-10-19/01, art. 62, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016. Overgangbepalingen : art. 84>
(
2)<W
2018-02-18/07, art. 21, 214; Inwerkingtreding : 30-03-2018>
Afdeling 3. _ Bureau voor rechtsbijstand.
Art. 105.Er is in ieder hof van beroep en in ieder arbeidshof een bureau voor rechtsbijstand dat een of meer [
1 kamers]
1 omvat.
Iedere [
1 kamer]
1 bestaat uit een kamervoorzitter of een raadsheer in het hof.
De zaken worden onder de diverse afdelingen verdeeld volgens een reglement dat de eerste voorzitter van het hof vaststelt.
----------
(
1)<W
2016-05-04/03, art. 32, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Afdeling 4. _ Dienst.
Art. 106.[
1 Het bijzonder reglement van het hof van beroep en dat van het arbeidshof worden door de eerste voorzitter vastgesteld, op advies van de procureur-generaal, van de hoofdgriffier en van de vergadering van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep, voorgezeten door de eerste voorzitter van het hof van beroep. De stafhouders kunnen evenwel hun advies schriftelijk aan de eerste voorzitter van het hof van beroep toezenden. Het advies van de eerste voorzitter van het arbeidshof is eveneens vereist voor de in [
2 artikel 101, § 1, tweede lid]
2, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer.]
1 Dit reglement bepaalt het aantal kamers van het hof, hun bevoegdheid en het aantal raadsheren en in voorkomend geval het aantal werkende of plaatsvervangende raadsheren in sociale zaken daaraan verbonden. (Het bevat de aanduiding van de kamers die in het hof van beroep onderscheidenlijk met drie raadsheren in het hof of met één enkele zitting houden.) <W 1985-07-19/30, art. 3, 007>
Het reglement van het hof van beroep en van het arbeidshof gevestigd te Brussel, bepaalt de kamers die kennis nemen van de zaken in het Nederlands, in het Frans of in een van beide.
(De reglementen van het hof van beroep en van het arbeidshof gevestigd te Luik bepalen welke kamers kennis nemen van zaken in het Duits alsook hun samenstelling.) <W 1998-12-22/47, art. 8, 066;
Inwerkingtreding : 01-03-1999>
Het reglement wordt ter griffie van het hof aangeplakt.
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 36, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 111, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 106bis.<ingevoegd bij W 1997-07-09/36, art. 4,
Inwerkingtreding : 13-02-1998>
§ 1. [
1 Teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken zijn er aanvullende kamers tot 30 juni 2011.]
1 Er wordt voor deze kamers, die uitsluitend in burgerlijke en fiscale zaken en in handelszaken zitting houden, een bijzonder reglement opgesteld overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 106, eerste lid.
Het reglement bepaalt het aantal aanvullende kamers van het hof van beroep.
§ 2. De aanvullende kamers zijn samengesteld uit ten minste twee plaatsvervangende raadsheren.
Zij mogen niet worden voorgezeten door een advocaat ingeschreven op het tableau van de Orde van advocaten.
Art. 106bis. (vanaf 01-07-2011)
<Opgeheven bij W 2010-12-29/02, art. 21, 169; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
----------
(
1)<W
2010-12-29/02, art. 19, 169; Inwerkingtreding : 13-02-2011>
Art. 107. <W 1997-02-17/50, art. 4, 044;
Inwerkingtreding : 01-07-1997> Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, stelt de eerste voorzitter van het hof van beroep of van het arbeidshof, naar gelang van het geval, hetzij ambtshalve, na het advies van de procureur-generaal en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, hetzij op verzoek van de procureur-generaal en na het advies van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een of meer tijdelijke kamers samen, bestaande uit de raadsheren en, in voorkomend geval, de raadsheren in sociale zaken die hij aanwijst.
Art. 108. Wanneer het hof van beroep geroepen wordt om zaken die na cassatie verwezen zijn, strafzaken uitgezonderd, met verenigde kamers te berechten, bestaat het uit twee kamers, aangewezen en voorgezeten door de eerste voorzitter, de kamervoorzitter of door de raadsheer die hem vervangt. (Deze kamers zijn uit drie raadsheren samengesteld.) <W 1985-07-19/30, art. 4, 007>
Indien de zaak in de bevoegdheid valt van het arbeidshof, wordt het hof voorgezeten door de eerste voorzitter, door de kamervoorzitter of door de raadsheer die hem vervangt en bestaat het daarenboven uit twee raadsheren in het arbeidshof en vier raadsheren in sociale zaken.
De eerste voorzitter wijst de kamer, de raadsheren en de raadsheren-assessoren aan.
Art. 109.<W
2007-04-25/64, art. 3, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De eerste voorzitter is belast met de algemene leiding en de organisatie van het hof.
Hij kan een of meer kamervoorzitters aanwijzen om hem bij te staan.
Hij verdeelt de zaken overeenkomstig het bijzonder reglement van het hof. Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen [
1 , zoals de respectieve werklast van de kamers, de onbeschikbaarheid van een of meer raadsheren die daarin gewoonlijk zitting hebben, de bijzondere deskundigheid van sommigen van hen om een of meer zeer technische zaken te behandelen, de mate waarin het onderzoek van een zaak of van zaken die de eerste voorzitter, in afwijking van het voornoemde reglement, aan iemand anders wil toewijzen, gevorderd is en deze zaak of zaken klaar is of zijn voor behandeling, of andere daarmee vergelijkbare objectieve gronden,]
1 kan hij een deel van de zaken die aan een kamer zijn toegewezen, onder de andere kamers van het hof verdelen. Ingeval van moeilijkheden in verband met de verdeling van de zaken onder de kamers van eenzelfde hof van beroep is artikel 88, § 2, van toepassing.
----------
(
1)<W
2018-05-25/02, art. 15, 217; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art. 109bis.<W 1985-07-19/30, art. 6, 007> § 1. [
5 Tenzij het uitsluitend op burgerlijke vorderingen betrekking heeft of enkel nog op dergelijke vorderingen betrekking heeft, wordt het hoger beroep tegen beslissingen in strafzaken toegewezen aan een kamer met drie raadsheren, in voorkomend geval aan de kamer bedoeld in artikel 101, § 1, derde lid.]
5 § 2. [
6 Het Marktenhof neemt steeds zitting met drie raadsheren.]
6 § 3. [
5 De andere zaken worden toegewezen aan kamers met één raadsheer in het hof. Wanneer de complexiteit of het belang van de zaak of bijzondere, objectieve omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de eerste voorzitter zaken geval per geval ambtshalve aan een kamer met drie raadsheren toewijzen.]
5 § 4. Wanneer er van verscheidene samenhangende zaken ten minste één bij een kamer met drie raadsheren in het hof moet worden aanhangig gemaakt, verwijst de eerste voorzitter al die zaken naar zulk een kamer. Te dien einde kan hij ook hun vroegere verdeling wijzigen.
----------
(
1)<W
2010-04-22/28, art. 3, 167; Inwerkingtreding : 28-06-2010>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 12, 184; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 112, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2014-05-08/02, art. 53, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
5)<W
2015-10-19/01, art. 63, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016. Overgangbepalingen : art. 84>
(
6)<W
2016-12-25/14, art. 60, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 109ter.
<Opgeheven bij W
2010-12-29/02, art. 22, 169; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 109quater.
<Opgeheven bij W
2010-12-29/02, art. 23, 169; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 110.
<Opgeheven bij W
2018-05-25/02, art. 16, 217; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art. 111.
<Opgeheven bij W
2018-05-25/02, art. 17, 217; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art. 112. <W 1998-12-22/47, art. 11, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> (Eerste lid opgeheven) <W 2003-05-03/45, art. 4, 111;
Inwerkingtreding : 31-03-2004, uiterlijk op 02-06-2004>
Behoudens andersluidende bepalingen zit de eerste voorzitter de verenigde kamers en de plechtige zittingen voor. Hij houdt volgens de behoeften van de dienst zitting in de gewone kamers in welk geval hij deze voorzit.
Art. 113. De correctionele zaken bedoeld in artikel 479 van het Wetboek van strafvordering worden toegewezen aan de kamer voor burgerlijke zaken, voorgezeten door de eerste voorzitter of door de voorzitter of de raadsheer in het hof die hem vervangt.
Afdeling V.- (Opdrachten van raadsheren van het ene hof tot het andere). <Ingevoegd bij W 1998-02-10/32, art. 6;
Inwerkingtreding : 02-03-1998>
Art. 113bis.<Ingevoegd bij W 1998-02-10/32, art. 6;
Inwerkingtreding : 02-03-1998> Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de Koning, hetzij op verzoek van een eerste voorzitter van een hof van beroep, hetzij op vordering van de procureur-generaal, met eerbiediging van de taalwet in gerechtszaken, een raadsheer bij het hof van beroep met diens toestemming aanwijzen om zijn ambt voor een bepaalde termijn waar te nemen in een hof van beroep van een ander rechtsgebied, na vooraf het advies te hebben ingewonnen van, naar gelang van het geval, de betrokken eerste voorzitters en de procureurs-generaal.
Dezelfde bevoegdheid wordt op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de Koning met betrekking tot de arbeidshoven.
Behoudens verlenging eindigt de opdracht wanneer die termijn is verstreken; voor zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn, blijft de opdracht evenwel geldig tot aan het arrest.
[
1 Naargelang van de behoeften van de dienst kunnen de eerste voorzitters van de hoven van beroep en van de arbeidshoven, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in onderling overleg beslissen respectievelijk een magistraat van een hof van beroep of van een arbeidshof, die daarmee instemt, opdracht te geven in een ander hof van beroep of een ander arbeidshof.
Naargelang van de behoeften van de dienst kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, met inachtneming van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, een raadsheer bij het hof van beroep met zijn instemming opdragen het ambt van rechter uit te oefenen in een rechtbank van eerste aanleg of in een [
2 ondernemingsrechtbank]
2 en kan de eerste voorzitter bij het arbeidshof een raadsheer bij dit hof opdragen het ambt van rechter uit te oefenen in een arbeidsrechtbank.
In de beschikking wordt vermeld waarom een beroep moet worden gedaan op een raadsheer en worden de nadere regels van de opdracht omschreven.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 37, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art 113ter.<Ingevoegd bij W 2006-12-03/41, art. 8;
Inwerkingtreding : 28-12-2006> De eerste voorzitter van het arbeidshof geeft bij beschikking opdracht aan een raadsheer bij het arbeidshof, die deze opdracht aanvaardt, om aanvullend zitting te nemen in een in [
1 artikel 101, § 1, tweede lid]
1, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer, na vooraf het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te hebben ingewonnen.
De opdracht is een jaar geldig en kan worden verlengd.
De verlenging gebeurt op gelijkluidend advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep.
De raadsheer bij het arbeidshof wiens opdracht bij de gespecialiseerde correctionele kamer eindigt, blijft tot het eindarrest in deze kamer zitting hebben in de zaken waarover de debatten aan de gang zijn of die in beraad zijn.
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 113, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling VI. [
1 - Tijdelijke verplaatsing van de zetel van een hof of een afdeling van een hof.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 226, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art 113quater... [
1 Indien de behoeften van de dienst of gevallen van overmacht het rechtvaardigen, kan de Koning, op voorstel of na advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep of het arbeidshof en van de procureur-generaal bij het hof van beroep en het arbeidshof, alsmede van de hoofdgriffier en van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de zetel van een afdeling tijdelijk verplaatsen naar een andere gemeente van het rechtsgebied. In de hoven die slechts één zetel tellen, kan die zetel onder dezelfde voorwaarden worden verplaatst naar een andere gemeente van het rechtsgebied.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2017-07-06/24, art. 227, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
HOOFDSTUK IV. _ Hof van assisen.
Eerste afdeling. _ Algemene bepalingen.
Art. 114. In (elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad) worden assisen gehouden voor de berechting van de beschuldigden die het hof van beroep daarnaar verwijst. (...) <W 1993-07-16/31, art. 357, 028;
Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Art. 115.(Het Hof van Assisen houdt zitting in Aarlen, Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Gent, Leuven, Luik, Namen, Nijvel of Tongeren, naar gelang van het geval.) <W 1993-07-16/31, art. 358, 028;
Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Indien het aantal of de belangrijkheid van de zaken zulks rechtvaardigt, kan de eerste voorzitter van het hof van beroep, beschikkend op vordering van de procureur-generaal, de vorming van verscheidene hoven van assisen in eenzelfde provincie [
1 of in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad]
1 gelasten. [
2 In het gerechtelijk arrondissement Brussel houdt het hof van assisen zitting in de zetel van de Franstalige rechtbank wanneer de rechtspleging in het Frans wordt gevoerd en in de zetel van de Nederlandstalige rechtbank wanneer de rechtspleging in het Nederlands wordt gevoerd.]
2 Indien buitengewone omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan [
3 de eerste voorzitter van het hof van beroep]
3, op vordering van de procureur-generaal of deze magistraat gehoord, gelasten dat de zitting van een of meer hoven van assisen gehouden wordt in de zetel van een andere rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied van het hof van beroep en, zo daartoe grond bestaat, dat een bepaalde zaak aldaar zal berecht worden.
[
4 Indien buitengewone omstandigheden zulks rechtvaardigen kan de eerste voorzitter van het hof van beroep in samenspraak met de minister bevoegd voor Justitie, op vordering van de procureur-generaal of deze magistraat gehoord, en desgevallend in overleg met de eerste voorzitter van het hof van beroep van het betrokken rechtsgebied, gelasten dat de terechtzittingen van het hof van assisen worden gehouden in een zittingsplaats die hij daartoe aanwijst en, zo daartoe grond bestaat, dat een bepaalde zaak aldaar zal berecht worden.]
4 ----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 207, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(
2)<W
2012-07-19/36, art. 11, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 193, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
4)<W
2020-07-31/03, art. 104, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 116.De hoven kunnen tegelijkertijd zitting houden, hetzij in de hoofdplaats van de provincie [
1 of van het administratief arrondissement Brussel- Hoofdstad]
1, [
2 hetzij in een afdeling van een gerechtelijk arrondissement [
3 , hetzij in de zittingsplaats overeenkomstig artikel 115, derde of vierde lid, daartoe aangewezen]
3]
2.
----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 208, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 38, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2020-07-31/03, art. 105, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 117. (Op advies van de procureur-generaal en na raadpleging van de partijen stelt de eerste voorzitter van het hof van beroep de datum van opening van de zittingen van de hoven van assisen vast, verdeelt hij onder de verschillende hoven van assisen de zaken die ernaar verwezen zijn, en stelt hij voor ieder daarvan de datum van de opening van de debatten vast.) <W 2000-03-28/33, art. 2, 081;
Inwerkingtreding : 27-03-2001>
Hij kan, met instemming van de beschuldigde, er de zaken laten berechten die bij de opening van de zitting niet in staat van wijzen zijn.
Hij verklaart die zitting voor gesloten waarop alle vastgestelde zaken zijn berecht of het voorwerp zijn geweest van een beslissing tot verwijzing naar een latere zitting.
Art. 118. De datum en de plaats van opening van de zittingen van het hof van assisen, alsmede de datum en de aanwijzing van de vastgestelde zaken worden ten minste twintig dagen vooraf bekendgemaakt bij middel van een bericht dat wordt aangeplakt in de voor het publiek toegankelijke lokalen van de correctionele griffie.
Afdeling II. _ Samenstelling van het hof.
Art. 119.[
1 § 1. Het hof van assisen bestaat uit een voorzitter en twee assessoren. Het hof houdt zitting bijgestaan door een jury. Voor de behandeling en de berechting van burgerlijke rechtsvorderingen houdt het zitting zonder jury.
§ 2. [
2 Voor de berechting van]
2 ten minste één persoon ten aanzien van wie, met toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, een beslissing tot uithandengeving is genomen [
2 wegens]
2 een niet-correctionaliseerbare misdaad, moet het hof van assisen, om rechtsgeldig samengesteld te zijn, bestaan uit minstens twee magistraten die de voortgezette opleiding hebben gevolgd als bedoeld in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, of artikel 259sexies, § 1, 2°, tweede lid.]
1 ----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 209, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(
2)<W
2019-05-05/10, art. 92, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 120.De voorzitter is [
2 een lid van het hof van beroep, een lid van dat hof dat wegens zijn leeftijd tot de inruststelling is toegelaten en nog niet de leeftijd van 73 jaar heeft bereikt of een lid van dat hof dat op eigen verzoek voor de wettelijke leeftijd is toegelaten tot de inruststelling en dat bovendien werd gemachtigd tot het voeren van de eretitel van zijn ambt]
2 aan wie de eerste voorzitter van dat hof opdracht geeft voor de gehele zitting of voor bepaalde zaken. [
1 Om het ambt van voorzitter in het hof van assisen te kunnen uitoefenen, moet men een gespecialiseerde opleiding hebben gevolgd, georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
1 <W 1997-07-09/36, art. 8, 054;
Inwerkingtreding : 13-08-1997>
[
1 De Koning bepaalt de voorwaarden waaraan de voorzitter moet voldoen om vrijgesteld te worden van de gespecialiseerde opleiding.]
1 Wanneer wegens verhindering van de voorzitter het hof van assisen niet kan worden samengesteld, geeft de eerste voorzitter van het hof van beroep opdracht aan een plaatsvervanger [
2 onder de leden van dat hof, de leden van dat hof die wegens hun leeftijd tot de inruststelling zijn toegelaten en nog niet de leeftijd van 73 jaar hebben bereikt of de leden van dat hof die op eigen verzoek voor de wettelijke leeftijd zijn toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werden gemachtigd tot het voeren van de eretitel van hun ambt]
2). <W 1997-07-09/36, art. 9, 054;
Inwerkingtreding : 13-08-1997>
(In het belang van een goed verloop van de debatten of wanneer de aard van de zaken dit vereist,) geeft de eerste voorzitter van het hof van beroep op vordering van de procureur-generaal opdracht aan een of meer leden van dat hof, die als plaatsvervangend voorzitter de debatten bijwonen. <W 1987-11-13/30, art. 1, 012;
Inwerkingtreding : 10-01-1988>
----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 210, 168; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 194, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 121.[
1 De assessoren worden voor iedere zaak aangewezen door de eerste voorzitter van het hof van beroep, in overleg met de betrokken voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg, onder de oudste ondervoorzitters en rechters in rang van het rechtsgebied van het hof van beroep.
[
3 Zij kunnen eveneens aangewezen worden door de eerste voorzitter van het hof van beroep in overleg met de betrokken voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg onder de ondervoorzitters en rechters toegelaten tot de inruststelling wegens hun leeftijd en die nog niet de leeftijd van 73 jaar hebben bereikt of die op eigen verzoek voor de wettelijke leeftijd zijn toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werden gemachtigd tot het voeren van de eretitel van hun ambt.]
3 [
2 In het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad heeft het overleg plaats, volgens het geval, met de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg of de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg.]
2 Wanneer het hof van assisen niet kan worden samengesteld wegens verhindering van een assessor of van beide assessoren, voorziet de eerste voorzitter van het hof van beroep onverwijld in hun vervanging.
Wanneer de rechtspleging voor het hof van assisen van de provincie Luik in het Duits wordt gevoerd, zijn de aangewezen assessoren lid van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen.]
1 ----------
(
1)<W
2009-12-21/14, art. 211, 159; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(
2)<W
2012-07-19/36, art. 12, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
3)<W
2016-02-05/11, art. 195, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Art. 122.[
1 De eerste voorzitter van het hof van beroep kan, in uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de organisatie van de hoven en rechtbanken, op vordering van de procureur-generaal, beslissen dat een of meer leden van het hof die hij aanwijst als assessor of plaatsvervangend assessor zullen optreden in plaats van de leden van de rechtbank van eerste aanleg.]
1 [
1 De assessoren en de plaatsvervangende assessoren kunnen eveneens aangewezen worden door de eerste voorzitter van het hof van beroep onder de leden van dat hof die zijn toegelaten tot de inruststelling wegens hun leeftijd en die nog niet de leeftijd van 73 jaar hebben bereikt of die op eigen verzoek voor de wettelijke leeftijd zijn toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werden gemachtigd tot het voeren van de eretitel van hun ambt.]
1 ----------
(
1)<W
2016-02-05/11, art. 196, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
Afdeling III. _ Jury.
Art. 123. De jury houdt zitting met twaalf gezworenen.
Art. 124.<W 1987-11-13/30, art. 2, 012;
Inwerkingtreding : 10-01-1988> In het belang van een goed verloop van de debatten of wanneer de aard van de zaken dit vereist, kan het Hof van assisen, ambtshalve of op vordering van de procureur-generaal voor de uitloting bevelen dat buiten de twaalf werkende gezworenen nog één tot [
1 vierentwintig plaatsvervangende gezworenen]
1 worden uitgeloot die de debatten zullen bijwonen. Het is ertoe gehouden zulks te bevelen wanneer de eerste voorzitter aan een of meer plaatsvervangende voorzitters van het Hof van assisen opdracht heeft gegeven.
----------
(
1)<W
2020-07-31/03, art. 106, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Afdeling IV. _ Verhindering en nietigheid.
Art. 125. De voorzitter en de assessoren van het hof van assisen die gedurende de debatten verhinderd zijn hun ambt te vervullen, worden vervangen door hun plaatsvervangers in de volgorde van de aanwijzing. De gezworene die verhinderd is de debatten bij te wonen, wordt vervangen door een plaatsvervangende gezworene volgens de orde van de uitloting, indien de reden van verhindering door het hof is aangenomen.
De plaatsvervangende voorzitters en assessoren trekken zich eerst terug wanneer het arrest is uitgesproken.
Art. 126. Het ambt in het hof van assisen heeft voor de magistraten die opdracht hebben ontvangen of die zijn aangewezen, voorrang boven hun andere ambten.
Art. 127. Op straffe van nietigheid mogen de magistraten die als onderzoeksrechter of openbaar ministerie zijn opgetreden of uitspraak hebben gedaan over de regeling van het onderzoek, de assisen niet voorzitten noch als assessor optreden, en de personen die in de zaak opdrachten van gerechtelijke politie hebben vervuld of deel hebben genomen aan een daad van ambtelijk onderzoek of van strafonderzoek, en diegenen die getuige, deskundige, tolk, aangever, klager of betrokken partij zijn geweest, mogen geen gezworene zijn.
HOOFDSTUK V. _ Hof van Cassatie.
Eerste afdeling. _ Algemene bepalingen.
Art. 128.Het Hof van Cassatie omvat drie kamers.
Iedere kamer van het Hof van Cassatie bestaat uit twee [
1 secties]
1.
Iedere [
1 sectie]
1 bestaat uit vijf raadsheren, de voorzitter daaronder begrepen.
(De arresten worden gewezen door vijf raadsheren, daaronder begrepen de voorzitter. Zij worden echter gewezen door drie raadsheren in de door de wet bepaalde gevallen.) <W 1997-05-06/38, art. 2, 052;
Inwerkingtreding : 05-07-1997>
----------
(
1)<W
2016-05-04/03, art. 33, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 129.Het Hof van Cassatie bestaat uit een eerste voorzitter, een voorzitter en raadsheren in het Hof van Cassatie.
(Onder de raadsheren worden (zes) [
1 sectievoorzitters]
1 aangewezen.) <W 1998-12-22/47, art. 13, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> <W 2004-12-27/31, art. 2, 121;
Inwerkingtreding : 10-01-2005>
----------
(
1)<W
2016-05-04/03, art. 34, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 130. In het hof wordt een bureau voor rechtsbijstand gevormd. Het bestaat uit één raadsheer.
Art. 131.Wanneer de eerste voorzitter, na het advies van de raadsheerverslaggever en van de procureur-generaal te hebben ingewonnen, oordeelt dat een zaak in voltallige zitting moet worden behandeld, vergadert de kamer met negen raadsheren, de voorzitter daaronder begrepen.
[
1 De procureur-generaal kan aan de eerste voorzitter voorstellen dat een zaak in voltallige zitting wordt behandeld.]
1 In alle gevallen waarin het hof met verenigde kamers moet vergaderen, houdt het zitting in oneven getal en met (ten minste elf leden). <W 1994-12-01/38, art. 1, 036;
Inwerkingtreding : 1995-01-10>
(Cassatieberoep tegen beslissingen van het hof van beroep, genomen met toepassing van artikel 103 van de Grondwet, wordt behandeld door de verenigde kamers.) <W 1998-06-25/30, art. 28, 060;
Inwerkingtreding : 01-07-1998>
(Cassatieberoep tegen beslissingen van het hof van beroep, genomen met toepassing van artikel 125 van de Grondwet, wordt behandeld door de verenigde kamers.) <W 1998-06-25/31, art. 28, 061;
Inwerkingtreding : 01-07-1998>
----------
(
1)<W
2014-04-10/57, art. 2, 186; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Afdeling II. - Dienst.
Art. 132.Het reglement houdende de dienstregeling van het hof wordt [
1 door de eerste voorzitter vastgesteld, op advies]
1, van de procureur-generaal, van de hoofdgriffier en van de stafhouder van de Orde der Advocaten bij het Hof van Cassatie.
Dit reglement bepaalt het aantal raadsheren aan elke kamer verbonden alsook het aantal en de duur van de zittingen.
Het reglement wordt ter griffie aangeplakt.
----------
(
1)<L
2013-12-01/01, art. 38/1, 179; En vigueur : 01-04-2014, ingevoegd bij W
2014-05-08/02, art. 105, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 133. De eerste kamer neemt kennis van de voorzieningen in burgerlijke zaken en handelszaken, de tweede van de voorzieningen in criminele, correctionele en politiezaken, de derde van de voorzieningen tegen beslissingen in laatste aanleg gewezen door de arbeidshoven en -rechtbanken. De overige zaken die ingevolge de wet ter kennisneming van het Hof van Cassatie staan,worden door de eerste voorzitter verdeeld over de kamers.
Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, behandelt iedere kamer, na verwijzing bevolen door de eerste voorzitter, de voorzieningen waarvan de andere kamers dienen kennis te nemen.
Art. 134. Het Hof van Cassatie doet in verenigde kamers uitspraak over conflicten van attributie.
Art. 135. De eerste voorzitter zit de kamer voor waarvan hij deel wil uitmaken; hij zit een van de andere kamers voor indien hij het dienstig acht; hij bekleedt het voorzitterschap van de voltallige zittingen, de verenigde kamers en de plechtige zittingen.
Afdeling IIbis. - (De referendarissen). <Ingevoegd bij W 1997-05-06/38, art. 3;
Inwerkingtreding : 05-07-1997>
Art. 135bis. <Ingevoegd bij W 1997-05-06/38, art. 3;
Inwerkingtreding : 05-07-1997> Het Hof van Cassatie wordt bijgestaan door ten minste vijf en ten hoogste dertig referendarissen. Hun aantal wordt door de minister van Justitie bepaald.
De eerste voorzitter en de procureur-generaal stellen in onderlinge overeenstemming het aantal referendarissen vast dat onder hun respectief gezag komt te staan.
De referendarissen bereiden het werk van de raadsheren en de leden van het parket voor; zij dragen bij aan de werkzaamheden in verband met de documentatie en werken mee aan de vertaling en de publicatie van de arresten alsook aan het in overeenstemming brengen van de Franse en Nederlandse tekst.
Afdeling III. _ Documentatie en overeenstemming der teksten.
Art. 136. Er is bij het Hof van Cassatie een dienst voor documentatie en overeenstemming der Franse en Nederlandse teksten van de arresten.
Deze dienst staat onder het gezag en de leiding van de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, bijgestaan door de procureur-generaal bij dit Hof.
Hij bestaat uit magistraten die daartoe opdracht krijgen zoals bepaald is in artikel 326, en uit attachés. De minister van Justitie bepaalt het getal van die magistraten en van de attachés.
Afdeling IV. - (Beheer). <Ingevoegd bij W 1997-05-06/38, art. 4;
Inwerkingtreding : 05-07-1997>
Art. 136bis. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 14, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
Art. 136ter. (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 14, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
TITEL II. - Openbaar ministerie.
Art. 137.Het openbaar ministerie vervult zijn ambtsplichten in het rechtsgebied van het hof of van de rechtbank waarbij het aangesteld is, behoudens de gevallen waarin de wet anders bepaalt [
1 en onverminderd artikel 150, §§ 2 en 3]
1.
----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 13, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Art. 138.<W 2006-12-03/41, art. 9, 143;
Inwerkingtreding : 28-12-2006> Onverminderd de bepalingen van artikel 141 vordert het openbaar ministerie de toepassing van de strafwet, overeenkomstig de regels die de wet stelt.
In het rechtsgebied van elk hof van beroep waken de procureur-generaal, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs in onderling overleg over de coherente en geïntegreerde uitoefening van de strafvordering. Daartoe roept de procureur-generaal ten minste één keer per trimester de procureurs des Konings van zijn rechtsgebied samen. Als er reden toe is, roept hij eveneens de arbeidsauditeurs samen.
Buiten de gevallen die worden bedoeld in de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers en in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering, evenals in de artikelen 479 tot 503bis van het Wetboek van strafvordering, kan het ambt van openbaar ministerie bij de correctionele kamers van het hof van beroep, de kamer van inbeschuldigingstelling en het hof van assisen uitgeoefend worden door, naargelang van het geval, een magistraat van het parket van de procureur des Konings of van het arbeidsauditoraat, mits de procureur-generaal bij het hof van beroep en, naargelang van het geval, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur hiermee instemmen. De magistraat oefent dit ambt uit onder leiding en toezicht van de procureur-generaal.
Het ambt van openbaar ministerie bij de correctionele rechtbank kan worden uitgeoefend, naargelang van het geval, door een magistraat van het parket-generaal bij het hof van beroep of het arbeidsauditoraat generaal, mits de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, naargelang van het geval, en de procureur-generaal bij het hof van beroep hiermee instemmen. De magistraat oefent dit ambt uit onder leiding en toezicht van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur.
De bepalingen van het derde en het vierde lid zijn van toepassing op de rechtspleging voor de jeugdrechtbank en voor de jeugdkamer van het hof van beroep ten aanzien van personen die vervolgd worden wegens een als misdrijf omschreven feit dat werd gepleegd voor de volle leeftijd van achttien jaar. [
1 De aangewezen magistraat moet de in artikel 143, § 2/1, dan wel in artikel 151, tweede lid, naar gelang van het geval, bedoelde opleiding hebben gevolgd.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 114, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 138bis.<Ingevoegd bij W
2006-12-03/41, art. 10;
Inwerkingtreding : 28-12-2006> § 1. [
4 In burgerlijke zaken komt het openbaar ministerie tussen bij wege van rechtsvordering, vordering of, wanneer het zulks dienstig acht, bij wege van advies.]
4 Het treedt ambtshalve op in de gevallen die de wet bepaalt en bovendien telkens als de openbare orde zijn tussenkomst vergt.
§ 1/1.[
4 De familierechtbank doet uitspraak na mededeling van de zaak aan het openbaar ministerie met het oog op zijn eventueel advies of vorderingen omtrent:
1° alle vorderingen met betrekking tot minderjarigen;
2° alle aangelegenheden waarvoor het krachtens de wet moet optreden.]
4 § 2. Voor overtredingen op de wetten en verordeningen die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten en die het geheel of een deel van de werknemers van een onderneming betreffen, kan de arbeidsauditeur, ambtshalve, overeenkomstig de vormvoorschriften van dit Wetboek, een rechtsvordering instellen bij de arbeidsrechtbank teneinde de inbreuken op voormelde wetten en verordeningen te laten vaststellen.
Ingeval van samenloop of samenhang van de genoemde overtredingen met één of meer overtredingen van andere wetsbepalingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten zendt de arbeidsauditeur een afschrift van het dossier aan de procureur des Konings met het oog op de uitoefening van de strafvordering voor de laatst vermelde overtredingen.
De in het eerste lid bedoelde rechtsvordering kan niet meer worden aangewend zo de strafvordering werd ingesteld of zo overeenkomstig artikel [
1 85 van het Sociaal Strafwetboek]
1, de kennisgeving van het bedrag van de administratieve geldboete heeft plaatsgehad.
[
2 § 3. Onverminderd artikel 150, § 3, in geval van verwijzing naar de Franstalige rechtbank, vervult voor de toepassing van dit artikel, het openbaar ministerie bedoeld in artikel 150, § 2, 1°, en in artikel 152, § 2, 1°, zijn ambtsplichten voor de Nederlandstalige rechtbank, indien de zaak voor de rechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van een territoriale bevoegdheid bepaald door een plaats welke zich binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde bevindt. Indien de zaak voor de Nederlandstalige rechtbank of de Franstalige rechtbank aanhangig werd gemaakt, op grond van een territoriale bevoegdheid bepaald door een plaats welke zich binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad bevindt, vervult het openbaar ministerie bedoeld in artikel 150, § 2, 2°, of in artikel 152, § 2, 2°, zijn ambtsplichten.]
2 ----------
(
1)<W
2010-06-06/06, art. 11, 168; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(
2)<W
2012-07-19/36, art. 14, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
3)<W
2013-07-30/23, art. 115, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
4)<W
2015-10-19/01, art. 64, 199; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 138ter. <Ingevoegd bij W 2006-12-03/41, art. 11;
Inwerkingtreding : 28-12-2006> In alle betwistingen die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, kan het openbaar ministerie bij de arbeidsgerechten van de minister of van de bevoegde openbare instellingen of diensten de nodige bestuurlijke inlichtingen vorderen. Daartoe kan het om medewerking verzoeken van de ambtenaren die door de bestuurlijke overheid belast zijn met het toezicht op de toepassing van de in de artikelen 578 tot 583 bedoelde wettelijke en verordeningsbepalingen.
Art. 139. Het openbaar ministerie vervolgt ambtshalve de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissingen in verband met alle bepalingen die de openbare orde raken ten aanzien van particulieren kan het, op een daartoe gedaan verzoek, hetzij de gerechtsdeurwaarder gelasten op de treden, hetzij de sterke arm vorderen indien dit nodig is.
Het kan ook de werken vorderen die voor de tenuitvoerlegging van de vonnissen nodig zijn, met last om de gewone prijs ervan aan de aannemer van het werk te doen betalen.
Art. 140. Het openbaar ministerie waakt voor de regelmatigheid van de dienst van de hoven en rechtbanken.
Art. 141. De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie oefent de strafvordering niet uit, tenzij hij een rechtsvordering instelt waarvan de berechting aan het Hof van Cassatie is opgedragen.
Art. 142. Het ambt van openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie wordt onder het gezag van de minister van Justitie uitgeoefend door de procureur-generaal.
(De procureur-generaal wordt bijgestaan door een eerste advocaat-generaal en door advocaten-generaal, die onder zijn toezicht en leiding hun ambt uitoefenen.) <W 1998-12-22/47, art. 15, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
Art. 143.<NOTA : Dit artikel werd gewijzigd bij W 1998-12-22/48, art. 4, 069 en teruggebracht bij art. 67 van de wet van 2001-06-21/42> (§ 1.) Er is een procureur-generaal bij ieder hof van beroep (en een federale procureur die bevoegd is voor het gehele grondgebied van het Rijk.). <W 2001-06-21/42, art. 4, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
(§ 2.) (Onverminderd de bepalingen van artikel 138, derde en vierde lid, voert de procureur-generaal bij het hof van beroep onder het gezag van de Minister van Justitie en door toedoen van de Minister die de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft, voor de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij het hof van beroep, het arbeidshof en de hoven van assisen van zijn rechtsgebied.) <W 2004-04-12/38, art. 3, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>
De procureur-generaal voert het woord in de verenigde kamers en op de plechtige zittingen van het hof van beroep en van het arbeidshof; ook op de zittingen van de kamers, wanneer hij het geraden acht.
[
1 § 2/1. De opdrachten van openbaar ministerie bij de familiekamers en de jeugdkamers worden uitgevoerd door een of meer magistraten van het parket-generaal die de in artikel 259sexies, § 1, 2°, tweede lid, bedoelde gespecialiseerde opleiding [
2 , dewelke een grondige opleiding met betrekking tot seksueel-en intrafamiliaal geweld bevat,]
2 georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding hebben gevolgd en die zijn aangewezen door de procureur-generaal.
[
2 De leden van het openbaar ministerie die hun ambt uitoefenen bij de correctionele kamers en de kamer van inbeschuldigingstelling volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intrafamiliaal geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
2 [
2 Met betrekking tot de kamers bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan de procureur-generaal in uitzonderlijke omstandigheden en voor een goede rechtsbedeling]
2, bij een met redenen omklede beslissing, voor een welbepaalde periode een niet-opgeleide magistraat aanwijzen.]
1 (§ 3. De federale procureur voert, in de gevallen en op de wijze bepaald door de wet, onder het gezag van de Minister van Justitie, alle opdrachten van het openbaar ministerie in strafzaken uit bij de hoven van beroep, de hoven van assisen, de rechtbanken van eerste aanleg en de politierechtbanken.) <W 2001-06-21/42, art. 4, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 116, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
2)<W
2020-07-31/03, art. 50, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 143bis.<Ingevoegd bij W 1997-03-04/41, art. 2;
Inwerkingtreding : 15-05-1997> § 1. <NOTA : §1. werd gewijzigd bij W 1998-12-22/48, art. 5, 069 en teruggebracht bij art. 67 van de wet van 2001-06-21/42> De procureurs-generaal bij de hoven van beroep vormen samen een college, college van de procureurs-generaal genaamd, dat onder het gezag van de minister van Justitie staat. De bevoegdheid van het college strekt zich uit over het gehele grondgebied van het Rijk en zijn beslissingen hebben bindende kracht (voor de procureurs-generaal bij de hoven van beroep, de federale procureur en alle leden van het openbaar ministerie (die onder hun gezag of hun toezicht en leiding staan)). <W 2001-06-21/42, art. 5, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002> <W 2004-04-12/38, art. 4, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>
§ 2. Het college van procureurs-generaal beslist bij consensus over alle maatregelen die nodig zijn voor :
1° de coherente uitwerking en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid vastgelegd door de in [
1 artikel 143quater]
1 beoogde richtlijnen, en met inachtneming van de finaliteit ervan;
2° de goede algemene en gecoördineerde werking van het openbaar ministerie.
Indien het college geen consensus bereikt en indien de uitvoering van de ministeriële richtlijnen van het strafrechtelijk beleid daardoor in het gedrang komt, neemt de minister van Justitie de noodzakelijke maatregelen om de toepassing ervan te waarborgen.
§ 3. Het college van procureurs-generaal heeft daarenboven tot taak de minister van Justitie in te lichten en te adviseren, ambtshalve of op diens verzoek, over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.
Bij gebreke van consensus worden de verschillende standpunten in het advies vermeld.
(Het college van procureurs-generaal evalueert, op basis van onder meer de rapporten van de federale procureur en na deze laatste te hebben gehoord, de wijze waarop de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid door de federale procureur worden uitgevoerd, de wijze waarop de federale procureur zijn bevoegdheden uitoefent en de werking van het federaal parket. Deze evaluatie wordt opgenomen in het verslag bedoeld in § 7.) <W 1998-12-22/48, art. 5, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald>
(Het college van procureurs-generaal kan in de aangelegenheden die het bepaalt expertisenetwerken instellen, waarvan magistraten van het federaal parket, de parketten-generaal, de parketten van de procureur des Konings, de arbeidsauditoraten generaal en de arbeidsauditoraten en, desgevallend, andere deskundigen deel uitmaken.
Het college van procureurs-generaal legt de nadere regels voor de organisatie en de werking van de expertisenetwerken vast in overleg met de raad van procureurs des Konings of de raad van arbeidsauditeurs.
De aanwijzing van een magistraat van het openbaar ministerie voor een expertisenetwerk is onderworpen aan de toestemming van de korpschef van het korps waartoe de betrokken magistraat behoort.
Deze netwerken zorgen ervoor, onder het gezag van het college van procureurs-generaal en onder de leiding en het toezicht van de voor de betreffende aangelegenheden speciaal aangewezen procureur-generaal, dat de informatie en documentatiedoorstroming tussen de leden van het openbaar ministerie wordt bevorderd. Bovendien kunnen zij door het college worden belast met elke ondersteuningsopdracht met het oog op de uitoefening van zijn bevoegdheden.) <W 2004-04-12/38, art. 4, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>
§ 4. (Voor het uitvoeren van zijn opdrachten wordt het college op permanente wijze bijgestaan door bijstandsmagistraten, wier aantal wordt bepaald door de wet.
Voor de uitvoering van zijn opdrachten kan het college, na advies van de betrokken korpschef, tijdelijk een beroep doen op leden van het openbaar ministerie, met uitzondering van degenen die de opdrachten van het openbaar ministerie bij het Hof van Cassatie uitoefenen.) <W 1998-12-22/48, art. 5, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald>
§ 5. Het college van procureurs-generaal vergadert minstens eenmaal per maand, op eigen initiatief of op verzoek van de minister van Justitie.
De minister van Justitie of, in geval van verhindering zijn gemachtigde, neemt deel aan de vergaderingen van het college indien bevoegdheden, bedoeld in [
1 artikel 143quater]
1, worden besproken en wanneer het college op zijn verzoek samenkomt in het kader van de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in § 2.
De minister zit de vergaderingen van het college voor waarop hij aanwezig is.
Met het oog op de uitoefening van de bevoegdheden van het college kan de Koning, na overleg met dat college, specifieke taken opdragen aan elk lid van het college.
(De federale procureur kan deelnemen aan de vergaderingen van het college, behalve wanneer het college vergadert in het kader van § 3, derde lid.) <W 1998-12-22/48, art. 5, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald>
§ 6. De Koning regelt de wijze van samenwerking tussen het college en de diensten die onder het gezag van de minister van Justitie staan.
§ 7. Het college brengt jaarlijks verslag uit aan de minister van Justitie. Dit verslag bevat een toelichting over zijn activiteiten, een analyse en een beoordeling van het opsporings- en vervolgingsbeleid in het voorbije jaar, alsook de prioritaire doelstellingen voor het komende jaar.
Het verslag wordt door de minister van Justitie aan de Kamers medegedeeld en openbaar gemaakt.
§ 8. <NOTA : §8. werd gewijzigd bij W 1998-12-22/48, art. 5, 069 en teruggebracht bij art. 67 van de wet van 2001-06-21/42> Het voorzitterschap wordt voor de duur van een gerechtelijk jaar bij toerbeurt achtereenvolgens waargenomen door de procureurs-generaal bij respectievelijk het hof van beroep te Antwerpen, te Bergen, te Brussel, te Gent en te Luik. Er kan met instemming van alle leden van het college worden afgeweken van deze beurtwisseling tussen procureurs-generaal van een zelfde taalstelsel.
De procureur-generaal die het voorzitterschap bekleedt, bepaalt de agenda en de organisatie van de vergaderingen. (...). <W
2007-04-25/64, art. 4, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
§ 9. (Ingeval een lid van het college van procureurs-generaal afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen door de overeenkomstig artikel 319 aangewezen vervanger.) <W 2001-06-21/42, art. 5, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt het voorzitterschap, bij verhindering of afwezigheid van de voorzitter, bekleed door de oudste procureur-generaal in rang van hetzelfde taalstelsel.
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 4, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 143ter.
<Opgeheven bij W
2014-02-18/05, art. 2, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 143quater. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 6;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De minister van Justitie legt de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid vast, inclusief die van het opsporings- en vervolgingsbeleid, nadat hij het advies van het college van procureurs-generaal heeft ingewonnen.
Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie.
De procureurs-generaal bij de hoven van beroep staan in voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied.
Art. 144. <W 1998-12-22/47, art. 16, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> De procureur-generaal bij het hof van beroep wordt bijgestaan door een eerste advocaat-generaal, advocaten-generaal en substituut-procureurs-generaal, die onder zijn toezicht en leiding hun ambt uitoefenen.
Art. 144bis.<NOTA : Dit artikel werd gewijzigd bij W 1998-12-22/48, art. 6, 069 en teruggebracht bij art. 67 van de wet van 2001-06-21/42> (§ 1. De federale procureur is belast met de leiding van het federaal parket, dat is samengesteld uit federale magistraten, die onder zijn rechtstreekse leiding en toezicht staan. Hun opdrachten strekken zich uit over het gehele grondgebied van het Rijk.
[
1 De federale procureur kan, met het oog op de goede en efficiënte werking ervan, het federaal parket van een interne organisatiestructuur voorzien, welke hij aan de minister bevoegd voor Justitie en het College van procureurs-generaal ter kennis brengt. Hij kan daartoe, onder meer, adjuncten aanwijzen onder de federale magistraten die deel uitmaken van zijn directiecomité en dit voor de periode gelijk aan deze van zijn mandaat. Bij deze aanwijzingen wordt de taalpariteit verzekerd.]
1 § 2. De federale procureur wordt met de volgende opdrachten belast :
1° de strafvordering uitoefenen overeenkomstig artikel 144ter;
2° zorgen voor de coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking overeenkomstig artikel 144quater;
3° het toezicht uitoefenen op de algemene en bijzondere werking van de federale politie, zoals bepaald in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
§ 3. In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de federale procureur, bij een met redenen omklede beslissing, voor welbepaalde dossiers en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, zijn bevoegdheden tijdelijk geheel of gedeeltelijk opdragen aan een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank, die deze uitoefent vanuit zijn standplaats.
In uitzonderlijke gevallen en enkel wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de Minister van Justitie, op voorstel van de federale procureur en na overleg met de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, een lid van een parket-generaal, van een auditoraat-generaal bij het arbeidshof, van een parket van de procureur des Konings of van een arbeidsauditoraat bij de arbeidsrechtbank opdracht geven om in het federaal parket de opdrachten van het openbaar ministerie tijdelijk uit te oefenen in het kader van welbepaalde dossiers. Tijdens de uitoefening van zijn opdracht heeft deze magistraat dezelfde bevoegdheden als de federale magistraten.
De voormelde magistraten oefenen in die gevallen deze taak uit onder de onmiddellijke leiding en toezicht van de federale procureur. Hun overige taken oefenen zij verder onder de onmiddellijke leiding en toezicht van hun korpschef uit.
Ingeval omtrent de voormelde opdrachten geen overeenstemming bestaat tussen de federale procureur en de bevoegde procureur-generaal, procureur des Konings of arbeidsauditeur, beslist de federale procureur.) <W 2001-06-21/42, art. 6, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
----------
(
1)<W
2019-05-05/10, art. 93, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
Art. 144ter.<Ingevoegd bij W 2001-06-21/42, art. 7, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002> § 1. Indien een goede rechtsbedeling het vereist, wordt, behoudens in de gevallen bepaald in de bijzondere wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering en de wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers, de strafvordering uitgeoefend door de federale procureur voor :
1° de misdrijven welke bedoeld zijn in :
- de artikelen 101 tot 136 van het Strafwetboek;
- de artikelen 331bis, 477 tot 477sexies en 488bis [
1 tot 488quinquies]
1 van het Strafwetboek;
- (de artikelen 433sexies, 433septies en 433octies van het Strafwetboek en de artikelen 77ter, 77quater en 77quinquies) van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; <W 2005-08-10/61, art. 27, 127;
Inwerkingtreding : 12-09-2005>
- (...) <W 2003-08-05/32, art. 24, 115;
Inwerkingtreding : 07-08-2003>
2° de misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken [
2 , en in het bijzonder de in boek II, titel Iter van het Strafwetboek bedoelde misdrijven]
2;
3° de misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit;
4° de misdrijven gepleegd in het kader van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materiaal en daaraan verbonden technologie in de gevallen waarin de strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie;
5° de misdrijven bedoeld in hoofdstuk I van titel VI van boek II van het Strafwetboek;
6° de misdrijven die samenhangend zijn met die bedoeld in 1°, 2°, 3°, 4° en 5°.
§ 2. De procureur des Konings, of in de gevallen bepaald in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, de procureur-generaal, licht ambtshalve de federale procureur in wanneer hij kennis neemt van een misdrijf bedoeld in § 1. Hij licht bovendien de federale procureur in, telkens als dit voor de uitoefening van de strafvordering door de federale procureur van belang is.
§ 3. In de gevallen bedoeld in § 1 beslist de federale procureur of, hetzij de procureur des Konings of in de gevallen bedoeld in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering de procureur-generaal, hetzij hijzelf de strafvordering uitoefent. De beslissing wordt, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, genomen na overleg met de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal. Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open.
§ 4. De federale procureur licht de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal in, telkens dit voor de uitoefening van de strafvordering door de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal, van belang is.
§ 5. Inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de procureur des Konings, respectievelijk de procureur-generaal, en de federale procureur betreffende de uitoefening van de strafvordering kunnen geen nietigheden worden opgeworpen.
----------
(
1)<W
2013-07-15/03, art. 2, 174; Inwerkingtreding : 16-06-2013>
(
2)<W
2016-08-03/15, art. 5, 206; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
Art. 144quater.<Ingevoegd bij W 2003-08-05/32, art. 25;
Inwerkingtreding : 07-08-2003> Voor de misdrijven bedoeld in boek II, titel Ibis, van het Strafwetboek [
1 en in [
2 de artikel en 4.5.1.1. en 4.5.2.2. van het Belgisch Scheepvaartwetboek]
2]
1 wordt de strafvordering uitsluitend uitgeoefend door de federale procureur.
----------
(
1)<W
2009-12-30/11, art. 4, 161; Inwerkingtreding : 14-01-2010>
(
2)<W
2019-05-08/14, art. 46, 230; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 144quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-04-10/59, art. 90;
Inwerkingtreding : 01-01-2004> In vredestijd wordt de federale procureur ingelicht over de misdrijven die, overeenkomstig artikel 10bis van de Voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering in België kunnen worden vervolgd. Onverminderd de bepalingen van artikel 29 van het Wetboek van strafvordering, wordt hij rechtstreeks ingelicht hetzij door de commandanten van de militaire eenheden die in het buitenland gestationeerd zijn, hetzij door de leden van de federale politie die, overeenkomstig artikel 112 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, belast zijn met de politie van de militairen.
Wanneer overeenkomstig artikel 309bis een magistraat van het openbaar ministerie aanwezig is op de plaats van de operaties, wordt de in het vorige lid bedoelde inlichting rechtstreeks aan hem gegeven.
Onverminderd artikel 144ter beslist de federale procureur of, hetzij de procureur des Konings, hetzij hijzelf de strafvordering uitoefent in de gevallen bedoeld in dit artikel. De beslissing wordt, behoudens dringende en noodzakelijke omstandigheden, genomen na overleg met de procureur des Konings.
Tegen de beslissing staat geen rechtsmiddel open. Inzake de bevoegdheidsverdeling tussen de procureur des Konings en de federale procureur betreffende de uitoefening van de strafvordering, kunnen geen nietigheden worden opgeworpen.
Art. 144sexies. (oud artikel 144quater) <Ingevoegd bij W 2001-06-21/42, art. 8, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002> De coördinatie van de uitoefening van de strafvordering en het vergemakkelijken van de internationale samenwerking gebeuren in overleg met een of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. Indien dit noodzakelijk is, kan de federale procureur daartoe, na de territoriaal bevoegde procureur-generaal te hebben ingelicht en behoudens diens andersluidende beslissing, dwingende onderrichtingen geven aan een of meer procureurs des Konings of arbeidsauditeurs. <W 2003-08-05/32, art. 25, 115;
Inwerkingtreding : 07-08-2003>
Art. 144septies. <Ingevoegd bij W 2006-06-13/40, art. 37;
Inwerkingtreding : 16-08-2006> Er zijn twee verbindingsmagistraten in jeugdzaken. De eerste oefent zijn functie uit ten aanzien van de instanties die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en van de instanties die afhangen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De tweede oefent zijn bevoegdheden uit ten aanzien van de instanties die afhangen van de Franse Gemeenschap, van de instanties die afhangen van de Duitstalige Gemeenschap en van de instanties die afhangen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zo nodig, wordt een derde verbindingsmagistraat in jeugdzaken aangewezen voor de instanties die afhangen van de Duitstalige Gemeenschap.
De verbindingsmagistraat in jeugdzaken is belast met de volgende opdrachten :
1° in geval van gebrek aan beschikbare plaatsen in de openbare gemeenschapsinstellingen voor jeugdbescherming, de inwerkingstelling van de plaatsingsbeslissing optimaliseren voor de personen ten aanzien van wie een rechterlijke beslissing genomen is met toepassing van artikel 36, 4°, en 37 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;
2° de eventuele verwijzingen coördineren van veroordeelde personen die zich in een federaal gesloten centrum bevinden, naar een strafinrichting voor volwassenen.
(3° met inachtneming van de respectieve bevoegdheden, voorzien in permanent contact met de leidende ambtenaren van de diensten van de gemeenschappen belast met de uitvoering van de beslissingen houdende plaatsing.) <W 2006-12-27/33, art. , 1°, 144;
Inwerkingtreding : 01-01-2007>
De verbindingsmagistraat in jeugdzaken vervult zijn opdrachten onder het gezag van het college van procureurs-generaal en onder de leiding van de procureur-generaal die belast is met jeugdzaken.
Hij oefent zijn ambt uit ten zetel van het college van procureurs-generaal.
Art. 145. <W 1998-12-22/47, art. 18, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> Er is een arbeidsauditoraat-generaal bij ieder arbeidshof. Dit bestaat uit een eerste advocaat-generaal, een of meer advocaten-generaal en een of meer substituten-generaal die er, onder het toezicht en de leiding van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uitoefenen.
Art. 146. De advocaten-generaal bij het hof van beroep en de advocaten-generaal bij het arbeidshof zijn in het bijzonder ermee belast namens de procureur-generaal het woord te voeren op de zittingen van het hof van beroep en van het arbeidshof.
(NOTA : Dit artikel wordt door <W 1998-12-22/48, art. 7, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald> gewijzigd en deze wijziging wordt door <W 2004-04-12/38, art. 13, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>)
Art. 146bis.<Ingevoegd bij W 2004-04-12/38, art. 5;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> De procureurs-generaal bij de hoven van beroep zorgen in hun rechtsgebied voor de coherente uitvoering en de coördinatie, onder hun leiding, van het strafrechtelijk beleid.
Zij geven met het oog hierop algemene onderrichtingen die dwingend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie van hun rechtsgebied. Zij kunnen eveneens met dezelfde doeleinden onderrichtingen geven met het oog op de uitoefening van de strafvordering in bepaalde zaken. Deze onderrichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de richtlijnen die door het college van procureurs-generaal zijn uitgevaardigd met toepassing van artikel 143bis, § 2, eerste lid, en met de in [
1 artikel 143quater]
1 bedoelde richtlijnen van de Minister van Justitie.
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 5, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 146ter. <Ingevoegd bij W 2004-04-12/38, art. 6;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> De procureurs-generaal, de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs van hun rechtsgebied zorgen, in onderling overleg, voor de kwaliteit van de organisatie en de werking van de parketten van eerste aanleg en de arbeidsauditoraten.
Art. 146quater. <Ingevoegd bij W 2004-04-12/38, art. 7;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> Onverminderd de toepassing van artikel 143bis, verschaffen de procureurs-generaal bij de hoven van beroep aan de parketten van eerste aanleg en aan de arbeidsauditoraten van hun rechtsgebied de nodige ondersteuning voor de uitoefening van de strafvordering.
Met het oog hierop kan elke procureur-generaal binnen het parket-generaal of het auditoraat-generaal magistraten aanwijzen die in het bijzonder gelast worden met een permanente informatie-, documentatie- en raadgevende opdracht in één of meer bepaalde domeinen.
Art. 147. De subsituut-procureurs-generaal zijn, onder de leiding van de procureur-generaal, in het bijzonder belast met het onderzoek van en de verslagen over de in beschuldigingstellingen; zij stellen de akten van beschuldiging op en staan de procureur-generaal bij in elk deel van de inwendige dienst van het parket.
Wanneer de behoeften van de dienst het rechtvaardigen, kan de procureur-generaal hen gelasten tijdelijk het ambt van advocaat-generaal waar te nemen.
(NOTA : Dit artikel wordt door <W 1998-12-22/48, art. 8, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald> gewijzigd en deze wijziging wordt door <W 2004-04-12/38, art. 13, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>)
Art. 148. <NOTA : Dit artikel werd gewijzigd bij W 1998-12-22/48, art. 9, 069 en teruggebracht bij art. 67 van de wet van 2001-06-21/42> (De federale procureur oefent, onder het gezag van de Minister van Justitie, toezicht uit op alle officieren van gerechtelijke politie wanneer zij opdrachten uitvoeren overeenkomstig artikel 144bis.
De procureurs-generaal bij de hoven van beroep oefenen in de overige gevallen, onder het gezag van de Minister van Justitie, toezicht uit op alle officieren van gerechtelijke politie en openbare en ministeriële ambtenaren van hun rechtsgebied.) <W 2001-06-21/42, art. 9, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
Art. 149. Het ambt van openbaar ministerie bij het hof van assisen wordt uitgeoefend door de procureur-generaal; hij kan deze bevoegdheid opdragen aan een lid van het parket-generaal of van het parket van de procureur des Konings in wiens zetel de assisen worden gehouden.
(NOTA : Dit artikel wordt door <W 1998-12-22/48, art. 10, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald> gewijzigd en deze wijziging wordt door <W 2004-04-12/38, art. 13, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>)
Art. 150.[
1 § 1.]
1 Er is een procureur des Konings in de zetel van ieder arrondissement.
(Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 138, derde tot vijfde lid, oefent hij, onder het gezag van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij de arrondissementsrechtbank, de rechtbank van eerste aanleg, de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de politierechtbanken van het arrondissement. Wat de strafvordering betreft, oefent de procureur-generaal zijn gezag uit in de gevallen en op de wijze bepaald in de artikelen 146bis en 146ter.) <W 2004-04-12/38, art. 8, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>
[
1 § 2. In afwijking van § 1, zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee procureurs des Konings, onverminderd § 3, artikel 137 en artikel 138bis, § 3 :
1° de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde oefent in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel het ambt van openbaar ministerie uit bij de Nederlandstalige arrondissementsrechtbank, de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, de Nederlandstalige [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en bij de politierechtbanken. De aan deze procureur verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Nederlandstalige rechtbank met standplaats het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde;
2° de procureur des Konings van Brussel oefent, in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel, het ambt van openbaar ministerie uit bij de arrondissementsrechtbanken, de rechtbanken van eerste aanleg, de [
3 ondernemingsrechtbanken]
3 en de politierechtbanken. Deze procureur des Konings wordt bijgestaan door een eerste substituut met als titel adjunct-procureur des Konings van Brussel, met het oog op het overleg bedoeld in artikel 150ter. Onverminderd de bevoegdheden van het coördinatiecomité bedoeld in artikel 150ter, treedt de adjunct-procureur des Konings van Brussel op onder het gezag en de leiding van de procureur des Konings van Brussel. In die omstandigheden staat hij hem bij, in het bijzonder voor de relaties met het parket van Halle-Vilvoorde, de goede werking van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg, de Nederlandstalige [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de Nederlandstalige politierechtbank van het administratief arrondissement Brussel, en de relaties met de Nederlandstalige magistratuur en het Nederlandstalig personeel van het parket te Brussel. De aan de procureur des Konings van Brussel verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Brusselse rechtbanken met standplaats het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
§ 3. In afwijking van § 2, oefenen substituten bedoeld in artikel 43, § 5bis, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, hun ambt uit bij voorrang ten opzichte van verdachten die een taalwijziging of doorverwijzing hebben gevraagd overeenkomstig artikel 15, § 2, en artikel 16, §§ 2 en 3, van dezelfde wet. Zij vorderen bij de Franstalige rechtbank van Brussel na toepassing van het voornoemde artikel 16, §§ 2 en 3, in voorkomend geval, ingevolge doorverwijzing op basis van deze bepaling, en bij de politierechtbank bedoeld in artikel 15 van dezelfde wet, en na verwijzing van die laatste overeenkomstig het voornoemd artikel 15, § 2, bij de Franstalige politierechtbank van Brussel. Zij blijven onder de hiërarchische leiding van de procureur des Konings van Brussel, maar worden geplaatst onder het gezag van de procureur des Konings van Halle-Vilvoorde wat betreft de toepassing van de richtlijnen en de instructies inzake het strafrechtelijk beleid.]
1 [
2 § 4. Onverminderd artikel 137 zijn er in het gerechtelijk arrondissement Henegouwen twee procureurs des Konings :
1° de procureur des Konings van Charleroi oefent in de kantons van [
4 Chimay]
4, Binche, Charleroi, Châtelet, [
5 ...]
5, Seneffe en Thuin en onder het gezag van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij de afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg, de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de politierechtbank die gelegen zijn in dat grondgebied;
2° de procureur des Konings van Bergen oefent in de overige kantons van de provincie Henegouwen en onder het gezag van de procureur-generaal, het ambt van openbaar ministerie uit bij de afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg, de [
3 ondernemingsrechtbank]
3 en de politierechtbank die gelegen zijn in dat grondgebied.
De procureur des Konings van Bergen oefent het ambt van openbaar ministerie uit bij de arrondissementsrechtbank.
Binnen het grondgebied dat hem in het eerste lid is toegewezen, oefent elkeen de taken uit die de wetten en besluiten toekennen aan de procureur des Konings van een arrondissement. In de gevallen waarin de wet bepaalt dat de procureur des Konings een advies geeft aan de rechtbanken, geeft elk van beide procureurs een advies.]
2 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 15, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 39, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
4)<W
2017-12-25/08, art. 13,1°, 213; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(
5)<W
2017-12-25/08, art. 13,2°, 213; Inwerkingtreding : 01-02-2019>
Art. 150bis.<Ingevoegd bij <W 1998-12-22/48, art. 12,
Inwerkingtreding : 21-05-2002> De procureurs des Konings vormen samen een raad, raad van procureurs des Konings genoemd. [
1 De adjunct-procureur des Konings van Brussel maakt deel uit van deze raad.]
1 De federale procureur kan de vergaderingen van de raad bijwonen.
De raad van procureurs des Konings heeft tot taak het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek te adviseren over de harmonisatie en de uniforme toepassing van de regels en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van het openbaar ministerie.
De raad wijst, telkenmale voor de duur van een gerechtelijk jaar, onder zijn leden een voorzitter en een vice-voorzitter aan die tot een ander taalstelsel behoort, die de voorzitter in geval van afwezigheid of verhindering vervangt.
[
2 ...]
2.
De raad vergadert op eigen initiatief of op verzoek van het college van procureurs-generaal en minstens eenmaal per trimester.
(Het laatste lid opgeheven). <W
2007-04-25/64, art. 7, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
----------
(
1)<W
2014-02-18/05, art. 3, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 35, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 150ter.[
1 Een coördinatiecomité, respectievelijk samengesteld uit de procureurs des Konings en de arbeidsauditeurs van het gerechtelijk arrondissement Brussel, wordt opgericht teneinde de coördinatie tussen het parket en het arbeidsauditoraat van Brussel en het parket en het arbeidsauditoraat van Halle-Vilvoorde te verzekeren.
Volgens nadere regels vastgelegd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad heeft dit comité als opdracht het overleg te verzekeren tussen beide parketten en arbeidsauditoraten op het vlak van opsporing, gerechtelijk onderzoek, uitoefening van de strafvordering en strafuitvoering in het gerechtelijk arrondissement Brussel, in het bijzonder met betrekking tot de rol van de in artikel 150, § 3, bedoelde magistraten.
Het comité vergadert minstens eenmaal per maand, en kan ook worden samengeroepen op verzoek van de procureur-generaal.
Het comité kan zich voor de uitvoering van zijn opdrachten laten bijstaan door leden van het openbaar ministerie van Halle-Vilvoorde en Brussel.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-19/36, art. 16, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Art. 151.(De procureur des Konings wordt bijgestaan door een of meer substituten waarvan een of meer gespecialiseerd zijn in handelszaken. Hij kan worden bijgestaan door een of meer substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden [
1 ...]
1. Zij staan onder zijn toezicht en leiding.) <W 1998-12-22/47, art. 19, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
[
2 Het ambt van openbaar ministerie bij de familie- en jeugdrechtbank wordt uitgeoefend door een of meer parketmagistraten die de in artikel 259sexies, § 1, 1°, derde lid, bedoelde gespecialiseerde opleiding [
4 , dewelke een grondige opleiding met betrekking tot seksueel-en intrafamiliaal geweld bevat,]
4 georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding hebben gevolgd en die zijn aangewezen door de procureur des Konings.
[
4 De leden van het openbaar ministerie die hun ambt uitoefenen bij de correctionele kamers, de raadkamer en bij de strafuitvoeringsrechtbank, volgen binnen het jaar na hun eerste aanwijzing een grondige opleiding inzake seksueel- en intra familiaal geweld georganiseerd door het Instituut voor gerechtelijke opleiding.]
4 [
4 Met betrekking tot de kamers bedoeld in het tweede en het derde lid, kan de procureur des Konings in uitzonderlijke omstandigheden en voor een goed bestuur van het gerecht,]
4 bij een met redenen omklede beslissing, voor een welbepaalde periode een niet-opgeleide magistraat aanwijzen.]
2 (De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg waar de zetel van het hof van beroep is gevestigd, wordt bijgestaan door één of meer substituten-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken. Zij staan onder zijn toezicht en leiding.) <W 2006-05-17/36, art. 13, 132;
Inwerkingtreding : 01-02-2007>
Een of meer eerste substituten kunnen de procureur des Konings bijstaan in de leiding van het parket. [
1 In de gevallen bepaald bij de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken staat een afdelingsprocureur de procureur des Konings bij in de leiding van het parket en zijn afdelingen.]
1 (...) <W 1998-12-22/47, art. 19, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
(...) <W 1998-07-20/30, art. 8, 062;
Inwerkingtreding : 31-07-1998>
(...) <W 1998-12-22/47, art. 19, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
[
1 De procureur des Konings verdeelt de substituten over de afdelingen. Indien de procureur des Konings een substituut aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken substituut en motiveert hij zijn beslissing.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 40, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2013-07-30/23, art. 117, 192; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2014-05-05/11, art. 98, 195; Inwerkingtreding : onbepaald en uitlerlijk op 01-07-2016. Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
4)<W
2020-07-31/03, art. 51, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 151bis.<W 1986-08-04/38, art. 113, 010> De strafvordering wegens een overtreding van de wetten en verordeningen in fiscale aangelegenheden kan uitgeoefend worden door de substituten gespecialiseerd in fiscale aangelegenheden voor de rechtbanken van de gerechtelijke arrondissementen gelegen in het rechtsgebied van het Hof van beroep van het arrondissement waar ze benoemd zijn.
[
1 Wanneer zij worden opgeroepen om hun ambt uit te oefenen in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, worden zij onder toezicht en directe leiding van de in artikel 150, § 2, 1°, bedoelde procureur des Konings van Halle-Vilvoorde geplaatst, onverminderd artikel 150, § 3. Wanneer zij worden opgeroepen om hun ambt uit te oefenen in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, worden zij onder toezicht en directe leiding van de in artikel 150, § 2, 2°, bedoelde procureur des Konings van Brussel geplaatst.]
1 Wanneer zij hun ambt moeten uitoefenen in en ander arrondissement dan datgene waarin zij benoemd zijn, worden zij geplaatst onder het toezicht en de rechtstreekse leiding van de procureur des Konings van het arrondissement waar zij dat ambt uitoefenen.
----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 17, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Art. 152.[
1 § 1.]
1 <W 2004-04-12/38, art. 9, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> Er is een arbeidsauditeur bij iedere arbeidsrechtbank.
Onverminderd de toepassing van artikel 138, derde tot vijfde lid, oefent hij onder het gezag van de procureur-generaal het ambt van openbaar ministerie uit. Wat de strafvordering betreft oefent de procureur-generaal zijn gezag uit in de gevallen en op de wijze bepaald in de artikelen 146bis en 146ter.
[
1 § 2. In afwijking van § 1, zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee arbeidsauditeurs, onverminderd § 3, artikel 137 en artikel 138bis, § 3 :
1° de arbeidsauditeur van Halle-Vilvoorde oefent in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel het ambt van openbaar ministerie uit bij de Nederlandstalige rechtbanken. De aan deze auditeur verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Nederlandstalige rechtbanken met standplaats het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde;
2° de arbeidsauditeur van Brussel oefent in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad onder het gezag van de procureur-generaal van Brussel, het ambt van openbaar ministerie uit bij de rechtbanken. Hij wordt bijgestaan door een eerste substituut met als titel adjunct-arbeidsauditeur van Brussel, met het oog op het overleg bedoeld in artikel 150ter. Onverminderd de bevoegdheden van het coördinatiecomité bedoeld in artikel 150ter, treedt de adjunct-arbeidsauditeur van Brussel, op onder het gezag en de leiding van de arbeidsauditeur van Brussel. In die omstandigheden staat hij hem bij, in het bijzonder voor de relaties met het arbeidsauditoraat van Halle-Vilvoorde, de goede werking van de Nederlandstalige arbeidsrechtbank, en voor de relaties met de Nederlandstalige magistratuur en het Nederlandstalig personeel van het arbeidsauditoraat van Brussel. De aan de arbeidsauditeur van Brussel verbonden ambtenaren van het openbaar ministerie worden benoemd bij de Brusselse rechtbanken met standplaats het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
§ 3. In afwijking van § 2, oefenen substituten bedoeld in artikel 43, § 5quater, eerste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, hun ambt uit bij voorrang ten opzichte van verdachten die een taalwijziging of doorverwijzing hebben gevraagd overeenkomstig artikel 16, §§ 2 en 3, van dezelfde wet. Zij oefenen de strafvordering uit bij de Franstalige rechtbank van Brussel na toepassing van het voornoemde artikel 16, §§ 2 en 3, in voorkomend geval na doorverwijzing op grond van deze bepaling. Zij blijven onder de hiërarchische leiding van de arbeidsauditeur van Brussel, maar worden geplaatst onder het gezag van de arbeidsauditeur van Halle-Vilvoorde wat betreft de toepassing van de richtlijnen en de instructies inzake het strafrechtelijk beleid.]
1 ----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 18, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
Art. 152bis.<Ingevoegd bij W 2004-04-12/38, art. 10;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> De arbeidsauditeurs vormen samen een raad, die raad van arbeidsauditeurs wordt genoemd. [
1 De adjunct-arbeidsauditeur van Brussel maakt deel uit van deze raad.]
1 De federale procureur kan de vergaderingen van de raad bijwonen.
De raad van arbeidsauditeurs heeft tot taak het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek te adviseren over de harmonisatie en de uniforme toepassing van de bepalingen en over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de arbeidsauditoraten.
De raad wijst, telkenmale voor de duur van een gerechtelijk jaar, onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter aan die tot een ander taalstelsel behoort en die de voorzitter in geval van afwezigheid of verhindering vervangt.
[
2 ...]
2.
Minstens eenmaal per trimester vergadert de raad ambtshalve of op verzoek van het college van procureurs-generaal.
(Het laatste lid opgeheven). <W
2007-04-25/64, art. 8, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
----------
(
1)<W
2014-02-18/05, art. 4, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 36, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 153.Wanneer de behoeften van de dienst dit vergen, wordt de arbeidsauditeur bijgestaan door een of meer substituut-arbeidsauditeurs die onmiddellijk onder zijn toezicht en leiding staat. [
1 ...]
1 Er kunnen een of meer eerste substituut-arbeidsauditeurs zijn die de arbeidsauditeur bijstaan bij de leiding van het auditoraat. [
1 In de gevallen bepaald bij de wet tot vaststelling van de personeelsformatie van hoven en rechtbanken staat een afdelingsauditeur de arbeidsauditeur bij in de leiding van het auditoraat en zijn afdelingen.]
1 (...) <W 1998-12-22/47, art. 20, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
[
1 De arbeidsauditeur verdeelt de substituten over de afdelingen. Indien de arbeidsauditeur een substituut aan een andere afdeling toewijst, hoort hij de betrokken substituut en motiveert hij zijn beslissing.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 41, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 154. De procureur des Konings en de arbeidsauditeur verdelen de dienst, respectievelijk onder de leden van het parket en de leden van het arbeidsauditoraat. Zij kunnen hieraan wijzigingen aanbrengen of zelf het ambt waarnemen dat zij in het bijzonder aan hun substituten hebben opgedragen.
(NOTA : Dit artikel wordt door <W 1998-12-22/48, art. 15, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald> gewijzigd en deze wijziging wordt door <W 2004-04-12/38, art. 13, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>)
Art. 155. <W 2004-04-12/38, art. 11, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004> Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 138, derde tot vijfde lid, wordt de strafvordering wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, voor de politierechtbanken en voor de rechtbanken van eerste aanleg uitgeoefend door de leden van het arbeidsauditoraat en voor de hoven van beroep door de leden van het arbeidsauditoraat-generaal.
In geval van samenloop of samenhang van genoemde overtredingen met een of meer overtredingen van andere wetsbepalingen die niet tot de bevoegdheid behoren van de arbeidsgerechten, wijst de procureur generaal het parket van de procureur des Konings of het arbeidsauditoraat aan, en, in voorkomend geval, het parket generaal of het arbeidsauditoraat generaal dat bevoegd is om de strafvordering uit te oefenen, onverminderd de toepassing van artikel 149.
(NOTA : Dit artikel wordt door <W 1998-12-22/48, art. 16, 069;
Inwerkingtreding : onbepaald> gewijzigd en deze wijziging wordt door <W 2004-04-12/38, art. 13, 118;
Inwerkingtreding : 17-05-2004>)
Art. 156.[
1 In het gerechtelijk arrondissement Eupen oefent de procureur des Konings de bevoegdheden uit van arbeidsauditeur. De substituten van de procureur des Konings worden in subsidiaire orde benoemd tot substituut-arbeidsauditeur en de substituut-arbeidsauditeur wordt in subsidiaire orde benoemd tot substituut van de procureur des Konings.]
1 ----------
(
1)<hersteld door W
2013-12-01/01, art. 42, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
TITEL IIbis. - <W 17-07-1984, art. 1> Plaatsvervangende magistraten aangewezen uit de op rust gestelde magistraten.
Art. 156bis.<W 17-07-1984, art. 1> Er zijn, in [
1 het Hof van Cassatie,]
1 de Hoven van beroep, de Arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken (, de [
3 ondernemingsrechtbanken]
3, de vredegerechten en de politierechtbanken), plaatsvervangende magistraten, aangewezen uit de wegens hun leeftijd (overeenkomstig artikel 383, §1) op rust gestelde magistraten [
2 en de magistraten die op eigen verzoek vóór de wettelijke leeftijd worden toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werden gemachtigd tot het voeren van de eretitel van hun ambt]
2; zij hebben geen [
4 permanente functie]
4 en worden benoemd overeenkomstig artikel 383, § 2, om verhinderde magistraten of leden van het openbaar ministerie tijdelijk, naargelang van het geval en ieder wat hem betreft, te vervangen. <W 1998-02-10/32, art. 7, 057;
Inwerkingtreding : 02-03-1998> <W 1998-12-22/47, art. 21, 066;
Inwerkingtreding : 01-03-1999>
Deze plaatsvervangende magistraten kunnen ook geroepen worden om zitting te nemen wanneer de bezetting niet volstaat om de hangende zaken te behandelen.
(De plaatsvervangende magistraten bedoeld in het eerste lid, kunnen geen federaal magistraat, noch een lid van het openbaar ministerie vervangen die met toepassing van artikel 144bis, § 3, eerste en tweede lid, belast zijn met een opdracht.) <W 2001-06-21/42, art. 10, 085;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
----------
(
1)<W
2010-05-07/08, art. 2, 165; Inwerkingtreding : 09-11-2012 (zie KB
2012-10-23/02, art. 1)>
(
2)<W
2015-10-19/01, art. 65, 199; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
4)<W
2019-03-23/03, art. 5, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
TITEL IIter. (...). <W
2007-04-25/64, art. 9, 1°, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 156ter. (Opgeheven) <W
2007-04-25/64, art. 9, 2°, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
TITEL III. - (Gerechtspersoneel). <W
2007-04-25/64, art. 10, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 11;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 157.<W
2007-04-25/64, art. 12, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Aan ieder hof of rechtbank is een griffie verbonden. [
1 De Koning kan, op voorstel of na advies van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, eenzelfde griffie aan meerdere vredegerechten van eenzelfde arrondissement verbinden en bepalen waar deze griffie haar zetel houdt. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel komt de bevoegdheid van de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank toe aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. De voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg wordt bepaald overeenkomstig artikel 72bis, tweede tot vierde lid.]
1 De griffies zijn open op de dagen en uren bij koninklijk besluit bepaald.
Aan ieder parket is een secretariaat verbonden.
----------
(
1)<W
2016-12-25/14, art. 61, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 158. <W
2007-04-25/64, art. 13, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> § 1. De Koning kan in een hof, een rechtbank of een parket, op een gemotiveerd verzoek van de korpschef, een steundienst oprichten.
Deze steundienst is belast met het verlenen van advies aan en ondersteuning van de korpschefs in diverse domeinen, waaronder juridische bijstand, personeelsbeleid, gebouwen en materiële uitrusting, administratief beheer, alsmede informaticabeheer.
De personeelsleden van de steundienst staan onder gezag en toezicht van de korpschef van het hof, de rechtbank of het parket waaraan de steundienst is verbonden.
De Koning bepaalt, naar gelang van het geval, op advies van de korpschef van het hof, de rechtbank of het parket waar een steundienst wordt ingericht, de nadere regels inzake de werking en de organisatie van de steundienst en het aantal betrekkingen.
§ 2. Ingeval, overeenkomstig § 1, geen steundienst is opgericht, kan de korpschef in deze hoven, rechtbanken en parketten, een kabinetssecretariaat oprichten dat onder zijn gezag en toezicht staat. Hij kan een kabinetssecretaris kiezen uit het gerechtspersoneel van, naar gelang van het geval, de griffies of de parketsecretariaten.
Art. 159.<W
2007-04-25/64, art. 14, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De hiërarchische structuur van de griffie, het parketsecretariaat en in voorkomend geval de steundienst wordt in vier niveaus ingedeeld, namelijk niveau A, dat het hoger niveau is, en de niveaus B, C en D.
Het niveau wordt bepaald volgens de kwalificatie van de opleiding en de geschiktheid waarvan blijk moet worden gegeven om een betrekking te bekleden.
[
1 Onverminderd de artikelen 164 en 173 wordt het gerechtspersoneel van niveau A en B benoemd in een arrondissement. Het gerechtspersoneel van niveau C en D wordt benoemd in het arrondissement, dan wel in een of twee afdelingen indien de rechtbank uit meerdere afdelingen bestaat. In de vredegerechten wordt het gerechtspersoneel van niveau C en D benoemd in [
2 een of meerdere griffies van aan elkaar grenzende kantons van eenzelfde arrondissement]
2. Door de benoeming in het arrondissement is het gerechtspersoneel van niveau A en B in de vredegerechten van rechtswege benoemd in alle kantons.
[
2 Op het ogenblik dat de Koning bij toepassing van artikel 157, eerste lid, tweede zin, eenzelfde griffie verbindt aan meerdere vredegerechten van eenzelfde arrondissement worden de personeelsleden van niveau C en D die vast benoemd zijn in de betrokken kantons of griffies ambtshalve herbenoemd in deze nieuwe griffie, zonder toepassing van artikel 287sexies en zonder nieuwe eedaflegging.]
2 [
3 De hoofdgriffier van de vredegerechten en de politierechtbank van het arrondissement kan een personeelslid van het niveau A of B van de vredegerechten van het arrondissement, met zijn instemming, aanwijzen in een politierechtbank van het arrondissement, of een personeelslid van niveau A of B van de politierechtbank aanwijzen in een vredegerecht van het arrondissement. Voor de vredegerechten en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel komt deze bevoegdheid toe aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. De voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg wordt bepaald overeenkomstig artikel 186bis, tweede tot zevende lid.]
3 De hoofdgriffier van de [
4 ondernemingsrechtbank]
4 en de arbeidsrechtbank kan een personeelslid van niveau A en B met zijn instemming aanwijzen in een ander arrondissement.
De hoofdgriffier kan een personeelslid van niveau C of D met zijn instemming aanwijzen in een andere afdeling. De hoofdgriffier van de vredegerechten en de politierechtbank van het arrondissement kan een personeelslid van niveau C of D, met zijn instemming, aanwijzen in [
2 een griffie]
2 van het arrondissement of in een afdeling van de politierechtbank.]
1 [
2 Voor de vredegerechten en de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel komt deze bevoegdheid toe aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. De voorzitter van de bevoegde rechtbank van eerste aanleg wordt bepaald overeenkomstig artikel 186bis, tweede tot zevende lid.]
2 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 43, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2016-12-25/14, art. 62, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 228, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
4)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 160.<W
2007-04-25/64, art. 15, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> § 1. Niveau A bevat vijf klassen, genummerd van A1 tot A5 die de hoogste is.
Een klasse groepeert de functies van vergelijkbare complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheden.
De functie wijst het geheel van taken en verantwoordelijkheden aan die een personeelslid op zich dient te nemen.
[
2 Vierde lid opgeheven.]
2 [
4 ...]
4 § 2. [
2 ...]
2.
§ 3. De [
2 functies]
2 maken het voorwerp uit van een weging, op basis van een wegingsmatrix, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.
De weging van de functies wordt uitgevoerd door een wegingscomité, opgericht door de minister van Justitie [
2 ...]
2.
[
2 Derde lid opgeheven.]
2 [
4 § 3/1. De Koning classificeert de functies van niveau A op basis van hun weging overeenkomstig § 3.
In afwijking van het eerste lid kan de Koning functies classificeren overeenkomstig de classificatie van toepassing op het personeel van het niveau A bij de federale overheidsdiensten]
4 § 4. Het wegingscomité is, paritair per taalrol voor de vertegenwoordigers in het [
4 ...]
4 2° en 3° bedoeld, samengesteld uit :
1° [
1 ...]
1;
2° vier vertegenwoordigers van het gerechtspersoneel van niveau A, aangewezen door de minister van Justitie, waarvan twee op voorstel van het [
4 College van het openbaar ministerie]
4 en twee op [
4 voorstel van het College van de hoven en rechtbanken]
4;
3° twee vertegenwoordigers van niveau A van de federale overheidsdienst Justitie, aangewezen door de minister van Justitie, een vertegenwoordiger van niveau A van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft en een vertegenwoordiger van niveau A van de federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, aangewezen door de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft;
4° een externe deskundige aangewezen door de minister van Justitie.
De plaatsvervangende leden worden op dezelfde manier aangewezen als de vaste leden. Om aangewezen te worden moeten de vaste en de plaatsvervangende leden vooraf een opleiding tot de wegingsmethode met vrucht hebben gevolgd.
De voorzitter van het wegingscomité wordt onder de leden aangewezen door de minister van Justitie.
§ 5. [
2 Gedurende het gehele wegingsproces worden de representatieve vakorganisaties van elke taalrol ingelicht over het gehanteerde wegingssysteem en wordt de transparantie bij de classificatie van de functies gewaarborgd.]
2 § 6. [
2 Er wordt een raadgevende commissie voor de weging opgericht, paritair samengesteld uit een vertegenwoordiger per representatieve vakorganisatie [
4 ...]
4 en een gelijk aantal leden van het wegingscomité aangewezen door de voorzitter.
Elk effectief lid mag vergezeld zijn van een plaatsvervanger. Deze heeft enkel in afwezigheid van het effectief lid raadgevende stem.
Het voorzitterschap van de raadgevende commissie voor de weging wordt uitgeoefend door de voorzitter van het wegingscomité.
Deskundigen kunnen op vraag van een lid uitgenodigd worden door de voorzitter.
De raadgevende commissie voor de weging wordt op de hoogte gehouden en brengt aan de minister van Justitie adviezen uit, hetzij eenparig, hetzij afwijkend, over elke vraag die betrekking heeft op de weging van de functies en de classificatie van alle functies alsook op de organisatie van de weging en de classificatie.]
2 § 7. De andere functies dan deze bedoeld in § 1 worden door het wegingscomité geclassificeerd op basis van een [
2 classificatiematrix]
2. Het wegingscomité deelt aan de minister van Justitie een voorstel mee, aangenomen bij meerderheid over de classificatie van elke functie.
Een [
2 classificatiematrix]
2 is het geheel van competenties, zoals vermeld in artikel 20ter, § 1, van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel, gemeenschappelijk aan [
4 de functie van een klasse]
4.
§ 8. Elke functie ingedeeld in niveau A, wordt door de Koning in een [
2 klasse]
2 ingedeeld.
Het gerechtspersoneel van niveau A wordt door de Koning in een [
2 klasse]
2 benoemd [
3 of aangewezen]
3.
[
3 De hoofdgriffier en de hoofdsecretaris die een griffie of een parketsecretariaat leiden waarvan de personeelsformatie meer dan honderd personeelsleden telt, worden aangewezen voor een hernieuwbaar mandaat van vijf jaar. De aanwijzing tot deze functie leidt van rechtswege tot de vacature van het ambt uitgeoefend op het tijdstip van de aanwijzing.
De mandaathouder kan vragen dat een einde wordt gesteld aan zijn aanwijzing, mits een opzeggingstermijn van zes maanden. Indien de korpschef bedoeld in artikel 58bis, 2°, akkoord gaat, kan deze termijn worden ingekort.
Op het einde van de periode van aanwijzing wordt de mandaathouder ter beschikking gesteld van zijn gerecht, parket of dienst van oorsprong, in voorkomend geval in overtal. Hij krijgt overeenkomstig artikel 372quinquies de bezoldiging terug die verbonden is aan de laatste functie waarin hij werd benoemd. Indien hij als hoofdgriffier of hoofdsecretaris was benoemd, is hij gemachtigd ten persoonlijken titel de titel verbonden aan die functie te dragen, en dit tot de dag van zijn inrustestelling, zijn ontslag, zijn afzetting of, in voorkomend geval, zijn benoeming in een ander ambt of functie.]
3 ----------
(
1)<W
2014-05-08/02, art. 3, 185; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
2)<W
2014-04-10/73, art. 6, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
(
3)<W
2014-04-10/72, art. 2, 189; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 229, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 160bis. [
1 De hoofdgriffiers van de rechtbanken van eerste aanleg en de hoofdsecretarissen van het openbaar ministerie moeten een opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten volgen binnen de twee jaren die volgen op het jaar van hun benoeming of hun aanwijzing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-05-04/03, art. 37, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 161.<W
2007-04-25/64, art. 16, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> In de niveaus B, C en D wordt het gerechtspersoneel in graden benoemd. Met uitzondering van de griffiers en secretarissen wordt het gerechtspersoneel benoemd door de minister van Justitie. De griffiers en secretarissen worden door de Koning benoemd.
De graad is de titel die het personeelslid machtigt tot het bekleden van een van de betrekkingen welke met die graad overeenstemmen.
[
1 ...]
1.
[
1 ...]
1.
[
2 Naargelang van het geval, kan de minister bevoegd voor Justitie op verzoek van het College van het openbaar ministerie of van het College van de hoven en rechtbanken, aan de wegingscomités bedoeld in artikel 160, § 3, de opdracht geven een functie van het niveau B te wegen.]
2 ----------
(
1)<W
2014-04-10/72, art. 3, 189; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 2, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
HOOFDSTUK II. - Referendarissen en parketjuristen bij de hoven van beroep, de arbeidshoven, en de rechtbanken. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 17;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 162.<W
2007-04-25/64, art. 18, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> § 1. Er kunnen personeelsleden worden benoemd in niveau A die de titel dragen van referendaris of parketjurist.
De referendarissen staan de magistraten van de hoven van beroep, de arbeidshoven en de rechtbanken bij. De parketjuristen staan de magistraten van het openbaar ministerie bij.
§ 2. Zij bereiden het werk van de magistraten op juridisch vlak voor, onder hun gezag en volgens hun aanwijzingen, met uitsluiting van de aan de griffiers of aan de secretarissen overeenkomstig dit wetboek opgedragen taken.
Zij staan onder gezag en toezicht van de korpschef van het hof, de rechtbank of het parket waaraan zij zijn toegewezen. De korpschef staat in voor de toewijzing van hun opdrachten.
[
2 Bij een met redenen omklede individuele beschikking en na positief advies van de bevoegde procureur-generaal, kan de korpschef de uitoefening van alle bevoegdheden van het openbaar ministerie [
3 delen met]
3 de bij het parket-generaal, het auditoraat-generaal, het federaal parket, het parket of het arbeidsauditoraat aangewezen vastbenoemde parketjuristen, voor zover deze over een anciënniteit van ten minste twee jaar als jurist binnen de rechterlijke orde beschikken.
De in het derde lid bedoelde parketjuristen kunnen de strafvordering voor de politierechtbank uitoefenen, behoudens wat inbreuken op artikel 419, tweede lid, van het Strafwetboek betreft.
Uitgesloten zijn :
- de bevoegdheid van het uitoefenen van de strafvordering voor de hoven van assisen, voor de kamers voor correctionele zaken van de hoven van beroep en voor de correctionele rechtbanken;
- de bevoegdheden van het openbaar ministerie in het kader van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis;
- het vorderingsrecht tot het opleggen van maatregelen op grond van als misdrijf omschreven feiten voor de jeugdkamers van de hoven van beroep of de jeugdrechtbank.
De bevoegdheden die enkel parketmagistraten die daartoe een bijzondere, door de wet voorgeschreven opleiding hebben gevolgd, kunnen uitoefenen, kunnen de parketjuristen enkel uitoefenen mits eenzelfde opleiding gevolgd te hebben.
De werkelijk gepresteerde diensten in de hoedanigheid van contractueel jurist worden in aanmerking genomen voor de berekening van de vereiste anciënniteit. Deze toekenning van bevoegdheden kan op elk ogenblik door de korpschef worden ingetrokken. De parketjurist staat onder het gezag en toezicht van zijn korpschef en oefent de hem toegekende bevoegdheden uit onder de verantwoordelijkheid van een of meerdere magistraten.]
2 § 3. [
4 Zij worden door de Koning benoemd per rechtsgebied van een hof van beroep of bij het federaal parket. Met uitzondering van de parketjuristen benoemd bij het federaal parket, worden zij door de minister bevoegd voor Justitie aangewezen om hun ambt, volgens de behoeften van de dienst, uit te oefenen binnen dit rechtsgebied. Die aanwijzing kan ofwel plaatsvinden bij het hof van beroep, het arbeidshof of het parket-generaal, ofwel bij een rechtbank of een parket uit het rechtsgebied van dat hof van beroep.
Hun aantal wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst. Deze behoeften blijken uit een gemotiveerd verslag opgesteld door de korpschef ter attentie van de minister bevoegd voor Justitie. De minister wint over de behoeften van de dienst ook het gemotiveerd advies in van de eerste voorzitter en van de procureur-generaal of, wat het federaal parket betreft, van het College van het openbaar ministerie. Hun aantal per rechtsgebied kan echter niet meer bedragen dan 35 % van het totaal aantal magistraten van de zetel van het hof van beroep, de zetel van de rechtbanken van eerste aanleg en de parketten van de procureur des Konings in dat rechtsgebied van het hof van beroep, zoals vastgesteld in de wet bedoeld in [
5 artikel 186, § 1, negende lid]
5, onverminderd artikel 287sexies en dit binnen de budgettaire middelen. Het aantal parketjuristen bij het federaal parket, uitgezonderd de medewerker bij Eurojust, kan niet meer bedragen dan 35 % van het totaal aantal federale magistraten, zoals vastgesteld in de wet bedoeld in artikel 186, § 1, tiende lid, onverminderd artikel 287sexies en dit binnen de budgettaire middelen.]
4 ----------
(
1)<W
2014-05-08/02, art. 4, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014, bevestigd bij W
2014-04-10/73, art. 7, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
(
2)<W
2016-02-05/11, art. 197, 201; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(
3)<W
2016-05-04/03, art. 38, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
4)<W
2019-05-05/10, art. 94, 226; Inwerkingtreding : 03-06-2019>
(
5)<W
2017-12-25/08, art. 14, 213; Inwerkingtreding : 01-12-2019>
HOOFDSTUK III. - Leden van de griffie. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 19;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 163.<W
2007-04-25/64, art. 20, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Aan de griffie zijn leden verbonden die kunnen worden benoemd [
1 of aangewezen]
1 in twee niveaus, namelijk de niveaus A of B.
De leden van de griffie die benoemd -1 of aangewezen]
1 worden in het niveau A dragen de titel van hoofdgriffier of griffier-hoofd van dienst.
De leden van de griffie die worden benoemd in het niveau B dragen de graad van griffier.
----------
(
1)<W
2014-04-10/72, art. 4, 189; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 164.<W
2007-04-25/64, art. 21, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> [
1 Er is een hoofdgriffier in elk hof of elke rechtbank en, met uitzondering in Brussel en Eupen in elk arrondissement voor de politierechtbank en vredegerechten.]
1 Onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 168, is de hoofdgriffier belast met de leiding van de griffie en staat daarbij onder gezag en toezicht van de korpschef, bedoeld in artikel 58bis, 2°, [
1 ...]
1 waarmede hij regelmatig overleg pleegt. Hij verdeelt de taken onder de leden en het personeel van de griffie en wijst de griffiers aan die de magistraten bijstaan.
[
1 In het arrondissement Brussel is er een hoofdgriffier, in elk vredegerecht en in elke politierechtbank. [
2 Wanneer ingevolge artikel 157, eerste lid, door de verbinding van eenzelfde griffie aan meerdere vredegerechten, meerdere hoofdgriffiers titularis worden van deze eenzelfde griffie, dan zijn deze hoofdgriffiers bevoegd voor de volledige rechtsgebieden van de kantons waaraan deze eenzelfde griffie verbonden is. De verdeling van de dienst en de leiding berust bij de hoofdgriffier die daarmee instemt en daartoe werd aangewezen door de overeenkomstig artikel 72bis, tweede tot vierde lid, bevoegde voorzitter of voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg. Wanneer ingevolge ambtsbeëindigingen één hoofdgriffier overblijft wordt deze, zonder dat artikel 287sexies van toepassing is, titularis van deze griffie zonder nieuwe eedaflegging.]
2 In het arrondissement Eupen oefent de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg de bevoegdheden uit van hoofdgriffier bij de arbeidsrechtbank, de [
3 ondernemingsrechtbank]
3, de politierechtbank en de vredegerechten.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 44, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 231, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 165. <W
2007-04-25/64, art. 22, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De hoofdgriffier staat in voor de voorwerpen onder zijn bewaring of bewaking en is tegenover partijen verantwoordelijk voor de overgelegde stukken.
Art. 166. <W
2007-04-25/64, art. 23, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De hoofdgriffier wordt bijgestaan door griffiers-hoofden van dienst en griffiers.
Art. 167.<W
2007-04-25/64, art. 24, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 168 neemt de griffier-hoofd van dienst, onder het gezag en toezicht van de hoofdgriffier, deel aan de leiding van de griffie. [
1 De hoofdgriffier kan een of meer griffiers-hoofden van dienst aanwijzen als afdelingsgriffier om hem bij te staan bij de leiding van een afdeling, onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 168.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 45, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 168. <W
2007-04-25/64, art. 25, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De griffier oefent een gerechtelijke functie uit. Hij vervult de griffietaken en staat de magistraat bij als griffier in alle verrichtingen van diens ambt.
Op deze regel wordt slechts een uitzondering gemaakt wanneer om dringende redenen zijn aanwezigheid niet kon worden gevorderd.
Tot de taken van de griffier behoren :
1° hij stelt de griffie voor het publiek toegankelijk;
2° hij voert de boekhouding van de griffie;
3° hij verlijdt de akten waarmee hij belast is, bewaart de minuten, registers en alle akten van het gerecht waarbij hij is aangesteld en geeft daarvan uitgiften, uittreksels of afschriften af;
4° hij bewaart de rechtsdocumentatie inzake wetgeving, rechtspraak en rechtsleer ten behoeve van de rechters;
5° hij maakt de tabellen, statistieken en andere documenten op, waarmee hij bij wet of besluit belast is; hij houdt de registers en repertoria bij;
6° hij zorgt voor de bewaring van de waarden, documenten en voorwerpen die krachtens de wet ter griffie zijn neergelegd;
7° hij neemt de passende maatregelen om alle archiefbescheiden die hij onder zijn beheer heeft in goede staat te bewaren, om ze te ordenen en te inventariseren, ongeacht hun vorm, structuur en inhoud.
De griffier verleent bijstand aan de magistraat :
1° hij bereidt de taken van de magistraat voor;
2° hij is aanwezig op de terechtzitting;
3° hij notuleert het verloop van de rechtszaken en de uitspraken;
4° hij geeft akte van de verschillende formaliteiten waarvan de vervulling moet worden vastgesteld en verleent er authenticiteit aan;
5° hij stelt de dossiers van de rechtspleging op en ziet, in het kader van zijn bevoegdheid, toe op de naleving van de geldende regelgeving.
De Koning stelt nadere regels voor de toepassing van dit artikel. Voor de toepassing van het derde lid, 7°, wordt het advies van de Algemeen Rijksarchivaris ingewonnen.
Art. 169. <W
2007-04-25/64, art. 26, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De griffier houdt een repertorium van de akten van de magistraat en een repertorium van de griffieakten overeenkomstig de verordeningen die de Koning vaststelt.
Art. 169bis.[...]
(NOTA : ingevoegd door W 2006-08-05/45, art. 10, 138; Inwerkingtreding : 01-01-2017 (zie W 2014-12-19/24, art. 21), gewijzigd door W 2014-05-08/02, art. 138, Inwerkingtreding : 24-05-2014, art. 10 opgeheven zichzelf door art. 177 van W 2016-12-25/14; Inwerkingtreding : 31-12-2016 Art. 170. <W
2007-04-25/64, art. 27, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg of de door hem aangewezen griffier verricht de dienst in de arrondissementsrechtbank.
Art. 171. <W
2007-04-25/64, art. 28, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De functie van griffier van het hof van assisen wordt uitgeoefend door een griffier van de rechtbank van eerste aanleg in wier zetel de assisen worden gehouden. Hij wordt aangewezen door de hoofdgriffier.
Wanneer de rechtspleging voor het hof van assisen van de provincie Luik in het Duits wordt gevoerd, wordt het ambt van griffier uitgeoefend door de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen of door een door hem aangewezen griffier.
HOOFDSTUK IV. - Leden van het parketsecretariaat. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 29;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 172.<W
2007-04-25/64, art. 30, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Aan het parketsecretariaat zijn leden verbonden die kunnen worden benoemd [
1 of aangewezen]
1 in twee niveaus, namelijk de niveaus A of B.
De leden van het parketsecretariaat die worden benoemd [
1 of aangewezen]
1 in niveau A dragen de titel van hoofdsecretaris of secretaris-hoofd van dienst.
De leden van het parketsecretariaat die worden benoemd in niveau B dragen de graad van secretaris.
De Koning bepaalt het aantal betrekkingen.
----------
(
1)<W
2014-04-10/72, art. 5, 189; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 173.<W
2007-04-25/64, art. 31, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> [
1 Er is een hoofdsecretaris in elk parketsecretariaat. Onverminderd]
1 de taken en de bijstand bedoeld in artikel 176, is de hoofdsecretaris van het parket belast met de leiding van de administratieve diensten en staat daarbij onder gezag en toezicht van de procureur-generaal, van de federale procureur, van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur. Hij verdeelt de administratieve taken onder de leden en het personeel van het secretariaat.
[
1 In het arrondissement Eupen oefent de hoofdsecretaris van het parket bij de rechtbank van eerste aanleg de bevoegdheden uit van hoofdsecretaris bij het arbeidsauditoraat.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 46, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 174. <W
2007-04-25/64, art. 32, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De hoofdsecretaris kan worden bijgestaan door secretarissen-hoofden van dienst en secretarissen.
Art. 174bis.(NOTA 1 : het artikel 10 van de wet
2006-08-05/45 werd door het artikel 167 van de wet
2007-04-25/64 vervangen. Nu het artikel 10 invoegt het artikel 169bis in plaats van het artikel 174bis,
Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2017 (zie W
2014-12-19/24, art. 21))
Art. 175.<W
2007-04-25/64, art. 33, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 176, neemt de secretaris-hoofd van dienst, onder het gezag en toezicht van de hoofdsecretaris, deel aan de leiding van het parketsecretariaat. [
1 De hoofdsecretaris kan een of meer secretarissen-hoofden van dienst aanwijzen als afdelingssecretaris om hem bij te staan bij de leiding van een afdeling, onverminderd de taken en bijstand bedoeld in artikel 176.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 47, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 176.<W
2007-04-25/64, art. 34, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> De secretaris staat de procureur-generaal, de federale procureur, de procureur des Konings of de arbeidsauditeur bij. Hij ondertekent de documenten die eigen zijn aan zijn functie en die welke hij in opdracht van het hoofd van het parket moet ondertekenen. Hij verleent bijstand aan de magistraten voor documentatie- en opzoekingswerk, voor het samenstellen van de dossiers en voor alle taken, met uitzondering van die welke uitdrukkelijk aan de magistraten zijn voorbehouden.
De secretaris bewaart alle archiefbescheiden die door het parket worden ontvangen of opgemaakt. Hij neemt de passende maatregelen om alle archiefbescheiden die hij onder zijn beheer heeft in goede staat te bewaren, om ze te ordenen en te inventariseren, ongeacht hun vorm, structuur en inhoud. De Koning stelt, na advies van de Algemeen Rijksarchivaris, nadere regels voor de toepassing van dit lid.
(NOTA : ingevoegd door W 2006-08-05/45, art. 11, 138; Inwerkingtreding : 01-01-2017 (zie W 2014-12-19/24, art. 21), gewijzigd door W 2014-05-08/02, art. 138, Inwerkingtreding : 24-05-2014, art. 11 opgeheven zichzelf door art. 177 van W 2016-12-25/14; Inwerkingtreding : 31-12-2016 TITEL IIIbis. (...) <W 1999-04-12/38, art. 2, 075;
Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Art. 176bis. (opgeheven) <W 1999-04-12/38, art. 2, 075;
Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Art. 176ter. (opgeheven) <W 1999-04-12/38, art. 2, 075;
Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Art. 176quater. (opgeheven) <W 1999-04-12/38, art. 2, 075;
Inwerkingtreding : 01-07-1999>
HOOFDSTUK V. - Personeel verbonden aan een griffie, een parketsecretariaat of een steundienst. <ingevoegd bij W
2007-04-25/64, art. 36;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 177.<W
2007-04-25/64, art. 37, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> § 1. Aan de griffies, de parketsecretariaten en in voorkomend geval de steundiensten, zijn personeelsleden verbonden die door de Koning worden benoemd in een [
3 klasse]
3 van het niveau A.
Onverminderd de artikelen 162, 163, tweede lid, en 172, tweede lid, dragen de personeelsleden benoemd in :
1° de klas A1 of A2 de titel van attaché;
2° in de klasse A3 de titel van adviseur;
3° in de klasse A4 of A5 de titel van adviseur-generaal.
Een bijkomende titel kan door de Koning worden toegevoegd bij de titulatuur bedoeld in het tweede lid.
De Koning bepaalt het aantal betrekkingen.
§ 2. Onverminderd de artikelen 163, derde lid en 172, derde lid, zijn aan de griffies, de parketsecretariaten en, in voorkomend geval, aan de steundiensten personeelsleden verbonden die door de minister van Justitie worden benoemd in het niveau B, C en D. [
2 ...]
2.
[
1 De hoofdsecretaris kan een personeelslid van niveau C of D, met zijn instemming, aanwijzen in een andere afdeling.]
1 Niveau B omvat de graden van deskundige, administratief deskundige en ICT deskundige.
Niveau C omvat de graad van assistent.
Niveau D omvat de graad van medewerker.
De Koning bepaalt de nadere regels van het statuut van deze personeelsleden, hun wedde en het aantal betrekkingen.
[
1 De hoofdsecretaris van het arbeidsauditoraat kan een personeelslid van niveau A en B met zijn instemming aanwijzen in een ander arrondissement.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 48, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014,
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 106, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2014-04-10/73, art. 8, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 178. <W
2007-04-25/64, art. 38, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008> Om bijzondere redenen kan de minister van Justitie of de overheid aan wie hij die bevoegdheid overdraagt, personeel aanwerven op grond van een arbeidsovereenkomst, teneinde de continuïteit van de diensten te verzekeren. In aanmerking voor deze aanwervingen komen alleen de geslaagden van een vergelijkend examen of een examen voor desbetreffende functie, of bij ontstentenis, de kandidaten die geslaagd zijn voor een specifieke selectie op grond van een functieprofiel, georganiseerd door de minister van Justitie of door een dienst van de Staat. Om bij arbeidsovereenkomst in dienst te worden genomen, moeten de betrokkenen een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking en de burgerlijke en politieke rechten genieten.
Art. 178/1.[
1 In het gerechtelijk arrondissement Eupen wordt het gerechtspersoneel bedoeld in hoofdstuk III en V, gelijktijdig benoemd in de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de [
2 ondernemingsrechtbank]
2, de politierechtbank en de vredegerechten. De hoofdgriffier wijst het rechtscollege aan waarin die personeelsleden hun ambt vervullen.
Het in hoofdstuk IV en V bedoelde gerechtspersoneel wordt gelijktijdig benoemd in het parketsecretariaat van de procureur des Konings en dat van de arbeidsauditeur. De hoofdsecretaris wijst het parketsecretariaat aan waarin die personeelsleden hun ambt vervullen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 49, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
HOOFDSTUK VI. [
1 - Vervanging in overtal van de griffiers, secretarissen en assistenten aangewezen om een rechter in de strafuitvoeringsrechtbank of een substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken bij te staan.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/03, art. 102, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
Art. 179.[
1 De griffier, secretaris of assistent aangewezen om een rechter in de strafuitvoeringsrechtbank of een substituut-procureur des Konings gespecialiseerd in strafuitvoeringszaken bij te staan kan worden vervangen door middel van een benoeming of een werving in overtal.]
1 ----------
(
1)<W
2020-07-31/03, art. 103, 228; Inwerkingtreding : 17-08-2020>
TITEL IV. -[
1 Beheer van de rechterlijke organisatie]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 5, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK I. - [
1 Algemene beginselen]
1 ----------
(
1)<Hesteld door W
2014-02-18/05, art. 6, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 180.[
1 De gerechtelijke entiteiten van de rechterlijke organisatie zijn verantwoordelijk voor het beheer van de algemene werkingsmiddelen die hun ter beschikking worden gesteld.
De colleges bedoeld in deze titel, bieden steun bij en houden toezicht op het beheer.
Onder gerechtelijke entiteiten wordt verstaan :
1° de hoven van beroep, de arbeidshoven, de rechtbanken en de vredegerechten wat de zetel betreft;
2° de parketten-generaal, de parketten van de procureur des Konings, de arbeidsauditoraten en het federaal parket wat het openbaar ministerie betreft.
Het Hof van Cassatie en het parket bij dit Hof vormen samen een afzonderlijke gerechtelijke entiteit.]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 7, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK II. - [
1 Centraal beheer]
1 ----------
(
1)<W
2014-02-18/05, art. 8, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Afdeling I. [
1 Het College van de hoven en rechtbanken]
1 ----------
(
1)< Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 9, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 181.[
1 Er wordt een College van de hoven en rechtbanken opgericht dat instaat voor de goede algemene werking van de zetel. Het College, binnen deze bevoegdheid :
1° neemt maatregelen die een toegankelijke, onafhankelijke, tijdige en kwaliteitsvolle rechtsbedeling verzekeren door het organiseren van onder meer communicatie, kennisbeheer, een kwaliteitsbeleid, werkprocessen, de implementatie van informatisering, het strategisch personeelsbeleid, de statistieken, de werklastmeting en werklastverdeling;
2° biedt ondersteuning aan het beheer binnen de hoven van beroep en arbeidshoven, rechtbanken en vredegerechten.
Ter uitvoering van de bij dit artikel bepaalde taken en bevoegdheden geeft het College aanbevelingen en dwingende richtlijnen aan alle directiecomités van respectievelijk de hoven van beroep en arbeidshoven, rechtbanken en vredegerechten. De aanbevelingen en richtlijnen worden aan de minister van Justitie overgezonden.]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 10, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 182.[
1 Het College bestaat uit drie eerste voorzitters van een hof van beroep, een eerste voorzitter van een arbeidshof, drie voorzitters van een rechtbank van eerste aanleg, een voorzitter van een [
3 ondernemingsrechtbank]
3, een voorzitter van een arbeidsrechtbank en een voorzitter van de vredegerechten en politierechtbanken. Het College wordt taalkundig paritair samengesteld. Indien een lid afkomstig is uit het arrondissement Eupen, wordt het meegeteld bij de taalgroep van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten.
Het College kiest uit zijn leden een voorzitter voor een hernieuwbare periode van tweeënhalf jaar. Bij wijziging van voorzitter wordt een beurtwisseling van de taalstelsels in acht genomen. Er kan slechts eenmaal achtereenvolgens van deze beurtwisseling worden afgeweken, met instemming van alle leden van het College.
De leden van het College worden verkozen door de korpschefs van de hoven van beroep, van de arbeidshoven en van de rechtbanken voor een termijn van vijf jaar.
Een kiescollege van de eerste voorzitters kiest de vier vertegenwoordigers van de hoven, taalparitair verdeeld.
Een kiescollege van de voorzitters kiest de zes vertegenwoordigers van de rechtbanken en de vredegerechten, taalparitair verdeeld.
De Koning stelt de nadere regels vast voor de verkiezing.
Het College beslist bij meerderheid van stemmen, waaronder minstens één stem in elke taalgroep. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Het College keurt zijn huishoudelijk reglement goed en kan zich voorzien van een taalparitair bureau voor de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen.
Het College van de hoven en rechtbanken vergadert minstens eenmaal per maand. De minister van Justitie of de voorzitter van het College van het openbaar ministerie kan eveneens het College van de hoven en rechtbanken op hun gemotiveerde vraag verzoeken bijeen te komen. Zij kunnen het College verzoeken een aanbeveling of richtlijn uit te vaardigen. Het College zal daarover beslissen. Op eigen initiatief of op vraag van de minister van Justitie vergaderen beide Colleges samen.
[
2 Voor de leden van het College wordt voor de duur van het mandaat een lijst met opvolgers opgesteld, die bestaat uit de niet-verkozen korpschefs in volgorde van het behaalde aantal stemmen. Bij afwezigheid of verhindering, het voortijdig openvallen van een mandaat in het College of het verlies van hoedanigheid om te kunnen zetelen in het College, wordt het betrokken lid, al naargelang, voor de duur van de afwezigheid of verhindering dan wel voor de resterende duur van het mandaat, vervangen door de eerst nuttig gerangschikte opvolger uit hetzelfde type rechtscollege en van dezelfde taalrol uit de lijst van opvolgers. Bij gebrek hieraan, wordt het lid vervangen door de korpschef van hetzelfde type rechtscollege en dezelfde taalrol met het hoogste aantal jaren dienstanciënniteit binnen de zetel.]
2]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 11, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 232, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
3)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 182bis. (Opgeheven) <W 2006-06-10/68, art. 9, 139;
Inwerkingtreding : 01-12-2006>
Art. 183.[
1 § 1. Bij het College van de hoven en rechtbanken wordt een gemeenschappelijke steundienst ingericht. De steundienst staat onder het gezag van de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken.
De steundienst is belast met :
1° het verlenen van ondersteuning in de domeinen vernoemd in artikel 181;
2° het verlenen van ondersteuning van de directiecomités, bedoeld in hoofdstuk III;
3° het organiseren van een interne audit van het College en de gerechtelijke entiteiten.
Een directeur is belast met de dagelijkse leiding. Hij wordt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar aangewezen door de Koning op voordracht van het College en op basis van een door de Koning op advies van het College vooraf bepaald profiel. De directeur neemt zitting in het College met raadgevende stem.
De directeur oefent zijn functie voltijds uit. Hij ontvangt de wedde van kamervoorzitter bij een hof van beroep. De artikelen 323bis, 327 en 330 zijn in voorkomend geval van toepassing. In geval van ongeschiktheid, langdurige ziekte of ernstig plichtsverzuim kan de Koning, op voorstel van het College, het mandaat van de directeur schorsen of vroegtijdig beëindigen.
§ 2. De Koning bepaalt op advies van het College de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de steundienst. Het personeel wordt opgenomen in een personeelsplan, dat jaarlijks wordt opgesteld door het College. Bij de aanwervingen wordt de taalpariteit verzekerd.
Het binnen de steundienst vastbenoemd personeel is onderworpen aan de wettelijke en statutaire regelen die van toepassing zijn op het in vast verband benoemde personeel van de rechterlijke organisatie.
Magistraten kunnen een opdracht krijgen in de steundienst overeenkomstig de artikelen 323bis en 327. [
2 Op zijn verzoek en op voorstel van de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken, kan een magistraat die overeenkomstig artikel 383, § 1, wegens zijn leeftijd is toegelaten tot de inruststelling of die op eigen verzoek vóór de wettelijke leeftijd is toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werd gemachtigd tot het voeren van de eretitel van zijn ambt, door de Koning worden gemachtigd om een onbezoldigde opdracht uit te oefenen binnen de steundienst. Daarenboven wordt het akkoord van de korpschef gevraagd wanneer de voorgestelde magistraat een in artikel 383, § 2, bedoelde plaatsvervangende magistraat is.]
2 Ieder personeelslid van de rechterlijke organisatie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College aan de minister van Justitie, in de steundienst van het College een opdracht krijgen overeenkomstig de artikelen 330, 330bis en 330ter.
Ieder vastbenoemd personeelslid van een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst of van de Hoge Raad voor de Justitie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College, al naargelang van het geval, aan de minister waaronder hij ressorteert of aan de Hoge Raad voor de Justitie, ter beschikking worden gesteld van de steundienst van het College.
§ 3. Aan de opdracht of aan de terbeschikkingstelling bedoeld in dit artikel kan een einde worden gemaakt :
1° op voorstel van het College, na de magistraat, het personeelslid of de ambtenaar vooraf te hebben gehoord;
2° op verzoek van de betrokken magistraat, het betrokken personeelslid of de betrokken ambtenaar met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand.
De personeelsleden en magistraten bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan het gezag van de directeur.
De personeelsleden bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan de evaluatieregeling, de tuchtregeling, de verlofregeling en de arbeidstijdregeling die van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in § 2, tweede lid.
Het personeelsplan kan voorzien in de mogelijkheid om werknemers met een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 178.
§ 4. De wedde van het door het College aangeworven personeel en van het personeel dat met een opdracht belast is of ter beschikking wordt gesteld, is ten laste van de begroting van het College.
Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt ieder met een opdracht belast of ter beschikking gesteld personeelslid zijn eigen statuut. Ingeval het statuut van het personeel bedoeld in dit artikel voor een vergelijkbare opdracht evenwel voorziet in een hogere bezoldiging of in bijzondere voordelen, wordt ten laste van de begroting van het College een weddensupplement dat de bezoldiging van dat personeelslid op hetzelfde niveau brengt, evenals deze voordelen toegekend.]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 12, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2015-10-19/01, art. 66, 199; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Afdeling II [
1 Het College van het openbaar ministerie]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 13, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 184.[
1 § 1. Er wordt een College van het openbaar ministerie opgericht dat binnen zijn bevoegdheden alle maatregelen neemt die nodig zijn voor een goed beheer van het openbaar ministerie :
1° ondersteuning bieden aan het beheer ter uitvoering van het strafrechtelijk beleid bepaald door het College van procureurs-generaal overeenkomstig artikel 143bis, § 2;
2° het nastreven van de integrale kwaliteit op het vlak van onder meer communicatie, kennisbeheer, kwaliteitsbeleid, werkprocessen, implementatie van de informatisering, strategisch personeelsbeleid, statistiek, werklastmeting en werklastverdeling, teneinde bij te dragen aan een toegankelijke, onafhankelijke, tijdige en kwaliteitsvolle rechtsbedeling;
3° ondersteuning bieden aan het beheer binnen de gerechtelijke entiteiten van het openbaar ministerie.
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in dit artikel kan het College aanbevelingen en dwingende richtlijnen richten aan de directiecomités van de gerechtelijke entiteiten van het openbaar ministerie. De aanbevelingen en richtlijnen worden aan de minister van Justitie overgezonden.
§ 2. In het College van het openbaar ministerie nemen naast de vijf procureurs-generaal bij de hoven van beroep, drie leden van de Raad van procureurs des Konings, een lid van de Raad van de arbeidsauditeurs en de federale procureur plaats. De Raad van procureurs des Konings en de Raad van arbeidsauditeurs verkiezen hun vertegenwoordigers in het College voor een termijn van vijf jaar. De Koning stelt de nadere regels vast voor de verkiezing.
Het College van het openbaar ministerie wordt voorgezeten door de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Het is taalparitair samengesteld. Indien een lid afkomstig is uit het arrondissement Eupen, wordt het meegeteld bij de taalgroep van zijn diploma van doctor, licentiaat of master in de rechten.
Het College beslist bij meerderheid van stemmen, waaronder minstens een stem in elke taalgroep. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Indien geen beslissing wordt genomen, neemt de minister van Justitie de noodzakelijke beheersmaatregelen.
Het College keurt zijn huishoudelijk reglement goed en kan zich voorzien van een taalparitair samengesteld bureau voor de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen.
Het College van het openbaar ministerie vergadert minstens eenmaal per maand. De minister van Justitie of de voorzitter van het College van de hoven en rechtbanken kan eveneens het College van het openbaar ministerie verzoeken bijeen te komen op hun gemotiveerde vraag. Zij kunnen het College verzoeken een aanbeveling of richtlijn uit te vaardigen. Het College beslist over dat verzoek. Op eigen initiatief of op vraag van de minister van Justitie vergaderen beide Colleges samen.
Ingeval een lid van het College afwezig of verhinderd is, wordt het lid vervangen door de overeenkomstig artikel 319 aangewezen vervanger.]
1 [
2 Wanneer een vertegenwoordiger van de Raad van procureurs des Konings of van de Raad van arbeidsauditeurs zijn hoedanigheid van magistraat of van korpschef in de loop van zijn mandaat verliest, wordt hij vervangen door een opvolger vermeld in een lijst opgesteld volgens door de Koning bepaalde nadere regels.]
2 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 14, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 233, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 185.[
1 § 1. Bij het College van procureurs-generaal en het College van het openbaar ministerie wordt een gemeenschappelijke steundienst ingericht. De steundienst staat onder het gezag van de voorzitter van het College van het openbaar ministerie.
De steundienst is belast met :
1° het verlenen van ondersteuning bij de uitoefening van de bij de artikelen 143bis, §§ 2, 3, 4, 5 en 7, en 184, § 1, bepaalde opdrachten;
2° het verlenen van ondersteuning van de directiecomités, bedoeld in hoofdstuk III;
3° het organiseren van een interne audit van het College van het openbaar ministerie en van de gerechtelijke entiteiten.
Een directeur is belast met de dagelijkse leiding. Hij wordt voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar aangewezen door de Koning op voordracht van het College van het openbaar ministerie en op basis van een door de Koning op advies van het College vooraf bepaald profiel. De directeur neemt zitting in het College met raadgevende stem.
De directeur oefent zijn functie voltijds uit. Hij ontvangt de wedde van eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep. De artikelen 323bis, 327 en 330bis zijn in voorkomend geval van toepassing.
In geval van ongeschiktheid, langdurige ziekte of ernstig plichtsverzuim kan de Koning, op voorstel van het College het mandaat van de directeur en schorsen of vroegtijdig beëindigen.
§ 2. De Koning bepaalt, op advies van het College van het openbaar ministerie, de nadere regels betreffende de werking en de organisatie van de steundienst. Het personeel wordt opgenomen in een personeels plan, dat jaarlijks wordt opgesteld door het College. Bij de aanwervingen wordt de taalpariteit verzekerd.
Het binnen de steundienst vastbenoemd personeel is onderworpen aan de wettelijke en statutaire regelen die van toepassing zijn op het in vast verband benoemde personeel van de rechterlijke organisatie.
Magistraten kunnen een opdracht krijgen in de steundienst overeenkomstig de artikelen 323bis en 327. [
2 Op zijn verzoek en op voorstel van de voorzitter van het College van het openbaar ministerie, kan een magistraat die overeenkomstig artikel 383, § 1, wegens zijn leeftijd is toegelaten tot de inruststelling of die op eigen verzoek vóór de wettelijke leeftijd is toegelaten tot de inruststelling en die bovendien werd gemachtigd tot het voeren van de eretitel van zijn ambt, door de Koning worden gemachtigd om een onbezoldigde opdracht uit te oefenen binnen de steundienst. Daarenboven wordt het akkoord van de korpschef gevraagd wanneer de voorgestelde magistraat een in artikel 383, § 2, bedoelde plaatsvervangende magistraat is.]
2 Ieder personeelslid van de rechterlijke organisatie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College aan de minister van Justitie, een opdracht krijgen in de steundienst van het College overeenkomstig de artikelen 330, 330bis en 330ter.
Ieder vastbenoemd personeelslid van een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst of van de Hoge Raad voor de Justitie kan, met zijn instemming en op verzoek van het College, naargelang van het geval, aan de minister waaronder hij ressorteert of aan de Hoge Raad voor de Justitie, ter beschikking worden gesteld van de steundienst van het College.
§ 3. Aan de opdracht of aan de terbeschikkingstelling bedoeld in dit artikel kan een einde worden gemaakt :
1° op voorstel van het College na de magistraat, het personeelslid of de betrokken ambtenaar vooraf te hebben gehoord;
2° op verzoek van de betrokken magistraat, het betrokken personeelslid of de betrokken ambtenaar, met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand.
De personeelsleden en magistraten bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan het gezag van de directeur.
De personeelsleden bedoeld in dit artikel zijn onderworpen aan de evaluatieregeling, de tuchtregeling, de verlofregeling en de arbeidstijdregeling die van toepassing zijn op de personeelsleden bedoeld in § 2, tweede lid.
Het personeelsplan kan voorzien in de mogelijkheid om werknemers met een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen overeenkomstig de nadere regels bepaald bij artikel 178.
§ 4. De wedde van het door het College aangeworven personeel en van het personeel dat met een opdracht belast is of ter beschikking wordt gesteld, is ten laste van de begroting van het College.
Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt ieder met een opdracht belast of ter beschikking gesteld personeelslid zijn eigen statuut. Ingeval het statuut van het personeel bedoeld in dit artikel voor een vergelijkbare opdracht evenwel voorziet in een hogere bezoldiging of in bijzondere voordelen, dan wordt hen ten laste van de begroting van het College een weddensupplement dat de bezoldiging van dat personeelslid op hetzelfde niveau brengt, evenals deze voordelen toegekend.]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 15, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2015-10-19/01, art. 67, 199; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
Afdeling III. [
1 Het gemeenschappelijke beheer voor de Rechterlijke Orde]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 16, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/1. [
1 Beheersaangelegenheden die als gemeenschappelijk worden aangewezen, worden samen beheerd hetzij door beide Colleges, hetzij door beide Colleges samen met de Federale Overheidsdienst Justitie. In het beheer zijn de Colleges en, in voorkomend geval, de Federale Overheidsdienst Justitie gelijk vertegenwoordigd en beslissen ze bij consensus.
Onder gemeenschappelijke beheersaangelegenheden wordt verstaan aangelegenheden waarvan de ingezette middelen gemeenschappelijk zijn, aangelegenheden waarin de zetel, het openbaar ministerie en, in de bvoorkomend geval, de Federale overheidsdienst Justitie dermate verbonden zijn dat die niet alleen door de zetel, het openbaar ministerie of de Federale Overheidsdienst Justitie kunnen beheerd worden of aangelegenheden waarover de zetel en het openbaar ministerie en, in voorkomend geval, de Federale Overheidsdienst Justitie van oordeel zijn dat zij deze omwille van de schaalgrootte of efficiëntiewinsten beter samen kunnen beheren.
De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Colleges en de Federale Overheidsdienst Justitie, de gemeenschappelijke beheersaangelegenheden en de nadere regels waarop die beheerd worden. Het Hof van Cassatie wordt betrokken voor de aangelegenheden die het aanbelangt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 17, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK III. - [
1 Beheerstructuur in de hoven, de rechtbanken en het openbaar ministerie]
1 ----------
(
1)<Hersteld door W
2014-02-18/05, art. 18, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/2.[
1 § 1. Elk hof, elke rechtbank en elk parket heeft een directiecomité dat wordt voorgezeten door de korpschef.
§ 2. Het directiecomité van het Hof van Cassatie wordt samengesteld uit de eerste voorzitter, de voorzitter, de procureur-generaal, de eerste advocaat-generaal, de hoofdgriffier en hoofdsecretaris. Het directiecomité wordt bijgestaan door een steundienst bedoeld in artikel 158, die onder het gemeenschappelijk gezag en toezicht staat van de korpschefs.
In de hoven wordt het directiecomité samengesteld uit de eerste voorzitter, twee kamervoorzitters en de hoofdgriffier, in de parketten-generaal uit de procureur-generaal, de eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep, de eerste advocaat-generaal bij het arbeidshof en de hoofdsecretarissen.
Het directiecomité van het federaal parket wordt samengesteld uit de federale procureur, een federale magistraat van elke taalrol aangewezen door de federale procureur en de hoofdsecretaris.
§ 3. Het directiecomité van de rechtbank wordt samengesteld uit de voorzitter, de afdelingsvoorzitters en de hoofdgriffier.
In de parketten van de procureurs des Konings wordt het directiecomité samengesteld uit de procureur des Konings, de afdelingsprocureurs en de hoofdsecretaris, en in de arbeidsauditoraten uit de arbeidsauditeur, afdelingsauditeurs en hoofdsecretaris.
In de rechtbanken of parketten en arbeidsauditoraten zonder afdelingen wordt het directiecomité respectievelijk samengesteld uit de voorzitter, ten minste twee rechters aangewezen door de voorzitter en de hoofdgriffier, en uit de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, twee substituten aangewezen door de korpschef en de hoofdsecretaris. De rechters en substituten worden gekozen uit die welke door hun kennis of hoedanigheid betrokken worden bij het beheer [
2 van de rechtbank, het parket of het arbeidsauditoraat]
2.
In het parket van de procureur des Konings en in het auditoraat van Brussel maken de adjunct-procureur des Konings en de adjunct-arbeidsauditeur deel uit van de directiecomités.
Voor de vredegerechten en de politierechtbanken wordt het arrondissementeel directiecomité samengesteld uit de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank, de ondervoorzitter en de hoofdgriffier.
[
2 De opleiding inzake budgettair beheer en gerechtskosten gegeven door het Instituut voor gerechtelijke opleiding wordt gevolgd door minstens een magistraat van het directiecomité van de rechtbanken van eerste aanleg, van de politierechtbanken, van de parketten van de procureurs des Konings en van de arbeidsauditoraten.]
2 § 4. De korpschef kan het directiecomité uitbreiden met maximaal twee personen van zijn gerechtelijke entiteit die hij bekwaam acht wegens hun kennis inzake beheer.
De korpschef maakt de samenstelling van zijn directiecomité bekend in het werkingsverslag.
§ 5. Het directiecomité staat de korpschef bij in de algemene leiding, de organisatie en het beheer van de gerechtelijke entiteit. Het directiecomité van het Hof van Cassatie vervult dezelfde rol ten aanzien van de eerste voorzitter en de procureur-generaal.
Het directiecomité stelt het in artikel 185/6 bedoelde beheersplan op en staat in voor zijn uitvoering.
Het directiecomité beslist bij consensus. Bij gebrek aan consensus beslist de korpschef, behalve wat het directiecomité van het Hof van Cassatie betreft.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden treedt het directiecomité niet op in de procesrechtelijke behandeling van de geschillen of individuele zaken.
§ 6. Voor gemeenschappelijke beheersaangelegenheden op lokaal niveau overleggen de directiecomités van de betrokken gerechtelijke entiteiten samen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 19, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2016-05-04/03, art. 39, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
Art. 185/3. [
1 Een College kan een beslissing van een directiecomité behorende tot zijn organisatie vernietigen indien het van oordeel is, na het directiecomité te hebben gehoord, dat deze beslissing strijdig is met een dwingende richtlijn of het in artikel 185/6 bedoelde beheersplan.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 20, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK IV. - [
1 Beheersovereenkomsten en beheersplannen]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 21, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 185/4. [
1 1. De minister van Justitie sluit met elk College een beheersovereenkomst voor het beheer van hun organisatie.
Een beheersovereenkomst wordt gesloten voor een periode van drie jaar. De beheersovereenkomst bevat afspraken rond doelstellingen voor de rechterlijke organisatie en de middelen die daarvoor door de minister van Justitie aan de rechterlijke organisatie worden ter beschikking gesteld.
De doelstellingen houden verband met de beheersopdrachten van de Colleges teneinde de goede werking van de rechterlijke organisatie te verzekeren.
§ 2. De beheersovereenkomst tussen de minister van Justitie en elk College regelt de volgende aangelegenheden :
1° de omschrijving van de activiteiten die het College overeenkomstig artikel 181 of artikel 184, § 1, uitvoert;
2° de doelstellingen die aan de toegekende middelen kunnen worden verbonden omtrent beheer en organisatie voor het geheel van de hoven en rechtbanken of het openbaar ministerie;
3° de middelen die de overheid aan het geheel van de hoven en rechtbanken of het openbaar ministerie toekent voor hun werking;
4° de middelen die aan elk College worden toegekend voor de eigen werking;
5° de wijze waarop de realisatie van de beheersovereenkomst wordt gemeten en opgevolgd en de indicatoren die daarvoor worden gebruikt.
§ 3. Bij de onderhandelingen van de beheersovereenkomst kan de minister vertegenwoordigd worden door zijn afgevaardigde. De Colleges worden vertegenwoordigd door de voorzitter of zijn afgevaardigde en twee leden die elk van de Colleges onder zijn leden aanwijst.
§ 4. Het directiecomité van het Hof van Cassatie sluit zijn beheersovereenkomst met de minister van Justitie, voor een periode van drie jaar. De overeenkomst omvat de omschrijving van de voorgenomen activiteiten van de gerechtelijke entiteit voor die periode van de overeenkomst en de middelen vereist voor haar werking. Het Hof van Cassatie wordt vertegenwoordigd door de eerste voorzitter en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie.
§ 5. Drie maanden na het afsluiten van de beheersovereenkomsten worden de beheersovereenkomsten en de in artikel 185/6 bedoelde beheersplannen neergelegd in de Kamer van volksvertegenwoordigers.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 22, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 185/5. [
1 De beheersovereenkomst is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
De Koning bepaalt in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de wijze waarop beheersovereenkomsten worden onderhandeld, afgesloten en zo nodig tussentijds worden aangepast.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 23, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 185/6. [
1 De Colleges verdelen de middelen onder de gerechtelijke entiteiten van hun organisatie op basis van de beheersplannen van de gerechtelijke entiteiten.
Het beheersplan omvat de omschrijving van de voorgenomen activiteiten van de gerechtelijke entiteit voor de komende drie jaar en de middelen vereist voor haar werking. De personele middelen worden bepaald op grond van de resultaten van een uniforme regelmatige uitgevoerde werklastmeting met nationale normtijden zoals voorzien in artikel 352bis, eventueel aangevuld met andere objectieve criteria.
In het beheersplan worden aan de toegekende middelen doelstellingen verbonden in verband met het beheer en de werking van de gerechtelijke entiteiten.
Het beheersplan is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Het beheersplan wordt definitief neergelegd na omstandig advies van het College.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de nadere regels waarop de beheersplannen worden opgesteld, neergelegd en zo nodig tussentijds worden aanpast.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 24, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 185/7. [
1 Indien een beslissing van het College omtrent de verdeling van de middelen kennelijk de rechtsbedeling in een gerechtelijke entiteit in gevaar brengt, kan het betrokken directiecomité een beroep indienen bij de minister van Justitie. De minister beslist na beide partijen gehoord te hebben over de verdeling van de middelen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 25, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
HOOFDSTUK V. - [
1 Financieel beheer]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 26, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 185/8.[
1 De minister van Justitie kan via de beheersovereenkomsten een werkingsenveloppe overdragen aan elk College door middel van kredieten die hiervoor zijn ingeschreven op de administratieve begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie voor, enerzijds, de eigen werking en, anderzijds, de werking van de gerechtelijke entiteiten.
Het Hof van Cassatie ontvangt zijn werkingsenveloppe rechtstreeks van de minister van Justitie.
Een wet bepaalt de nadere regels voor de financiering van de gerechtelijke entiteiten en de wijze waarop deze geldelijke middelen worden beheerd door de Colleges of door het directiecomité van het Hof van Cassatie.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 27, 180; Inwerkingtreding : onbepaald>
HOOFDSTUK VI - [
1 Evaluatie en controle]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 28, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Afdeling I. - [
1 Evaluatie]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 29, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/9. [
1 Elke gerechtelijke entiteit, het Hof van Cassatie uitgezonderd, rapporteert in het werkingsverslag bedoeld in artikel 340, § 3, teneinde de Colleges in staat te stellen het gebruik van de middelen, de werkzaamheden en de realisatie van het beheersplan te evalueren. Het werkingsverslag wordt eveneens overgezonden aan het College van de hoven en rechtbanken of het College van het openbaar ministerie.
Elk College stelt jaarlijks een werkingsverslag op. In het werkingsverslag vermeldt elke College zijn activiteiten, zijn richtlijnen en aanbevelingen, de beslissingen van de directiecomités die het heeft vernietigd, op welke wijze de middelen die door middel van de beheersovereenkomst werden verleend, zijn gebruikt, de resultaten die elke organisatie op basis van deze middelen heeft behaald, alsook de indicatoren waaruit blijkt of de doelstellingen van de organisatie al dan niet zijn gerealiseerd.
Het in het tweede lid bedoelde werkingsverslag wordt voor 1 juli overgezonden aan de minister van Justitie en de federale Wetgevende Kamers. De minister van Justitie bepaalt na advies van het College het standaardformulier volgens hetwelk dit werkingsverslag wordt opgesteld.
Het Hof van Cassatie rapporteert in het werkingsverslag bedoeld in artikel 340, § 3, over het gebruik van de middelen, de werkzaamheden en de realisatie van het beheersplan. In het werkingsverslag wordt vermeld op welke wijze de middelen die door middel van de beheersovereenkomst werden verleend, zijn gebruikt, de resultaten die op basis van deze middelen zijn behaald, alsook de indicatoren voor de realisatie of de niet realisatie van doelstellingen van de organisatie.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 30, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Afdeling II. - [
1 Controle]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 31, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/10. [
1 De colleges en het directiecomité van het Hof van Cassatie wat zijn rekening betreft, keuren elk jaar voor 1 juni de rekeningen van de gerechtelijke entiteiten goed van het voorbije dienstjaar en zenden ze toe aan de minister van Justitie en aan de minister van Begroting. De minister van Justitie zendt de rekeningen voor nazicht toe aan het Rekenhof.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 32, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/11. [
1 Het Rekenhof kan een toezicht ter plaatse organiseren op de boekhouding, de verrichtingen en de afsluiting van de rekeningen van de Colleges, van het Hof van Cassatie en de gerechtelijke entiteiten. Het Rekenhof kan de rekeningen van de Colleges en van het Hof van Cassatie in zijn boek met opmerkingen bekendmaken.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 33, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/12. [
1 § 1. De colleges en het directiecomité van het Hof van Cassatie staan onder de controlebevoegdheid van de minister van Justitie en de minister van Begroting.
Deze controle wordt uitgeoefend door twee afgevaardigden van de minister, de ene aangewezen door de minister van Justitie en de andere door de minister van Begroting. De afgevaardigde van de minister van Begroting wordt gekozen uit de inspecteurs van financiën geaccrediteerd bij de Federale Overheidsdienst Justitie.
De afgevaardigden van de minister kunnen met raadgevende stem de vergaderingen van de colleges en van het directiecomité van het Hof van Cassatie bijwonen.
§ 2. Iedere afgevaardigde van de minister kan binnen een termijn van tien werkdagen beroep instellen tegen elke beheersbeslissing van het College of van het directiecomité van het Hof van Cassatie die hij met de wet of met de beheersovereenkomst strijdig acht. De afgevaardigde van de minister van Begroting kan dit slechts doen voor zover die beslissing financiële gevolgen heeft. Het beroep heeft schorsende kracht.
Deze termijn gaat in de dag volgend op de vergadering, waarop de beslissing genomen werd, voor zover de afgevaardigde daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.
Deze afgevaardigden oefenen hun beroep uit bij de minister die hen heeft aangewezen.
De afgevaardigde informeert het College of het directiecomité van het Hof van Cassatie ervan. De voorzitter van het College of de eerste voorzitter wordt op zijn verzoek gehoord door de minister bij wie het beroep is ingesteld.
§ 3. De minister, bij wie het beroep werd ingesteld, beslist binnen een termijn van twintig werkdagen, die ingaat dezelfde dag als de in § 2 bedoelde termijn, na het advies van de andere betrokken minister te hebben ingewonnen. Indien de minister binnen die termijn de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, wordt de beslissing van het College of het directiecomité definitief.
Bij een aan het College of aan het directiecomité van het Hof van Cassatie betekende beslissing van de minister, kan die termijn met tien dagen worden verlengd.
De nietigverklaring van de beslissing wordt aan het College of aan het directiecomité van het Hof van Cassatie meegedeeld door de minister die ze heeft uitgesproken.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 34, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
HOOFDSTUK VII. - [
1 Evaluatie van het beheersmodel]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 35, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art. 185/13. [
1 Het beheersmodel wordt tweejaarlijks geëvalueerd. Daartoe wordt een evaluatiecollege opgericht. Het College omvat de voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Justitie, de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rechterlijke Organisatie, de voorzitters van de Colleges en de minister van Justitie of zijn vertegenwoordiger. Het College zendt een rapport over aan de Koning, aan de Hoge Raad voor de Justitie en de voorzitters van de federale Wetgevende Kamers.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2014-02-18/05, art. 36, 180; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
TITEL V. - Zetel en personeel van hoven en rechtbanken Hun rechtsgebied.
Art. 186.[
1 § 1.]
1 De zetel van de hoven en rechtbanken, alsmede hun rechtsgebied zijn vastgesteld in de artikelen 1 tot 6 van het bijvoegsel bij dit wetboek.
[
1 De Koning kan, bij zaakverdelingsreglement in een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de hoven van beroep, de arbeidshoven, de rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken, de [
8 ondernemingsrechtbanken]
8 of de politierechtbanken in twee of meer afdelingen verdelen en de plaatsen aanwijzen waar die afdeling zitting en haar griffie houdt.
In voorkomend geval bepaalt Hij het grondgebied van elke afdeling en voor welke categorieën van zaken die afdeling haar rechtsmacht uitoefent. Het zaakverdelingsreglement kan de territoriale bevoegdheid van de afdeling uitbreiden tot een deel of het geheel van het grondgebied van het arrondissement. Het kan in geen geval leiden tot de afschaffing van bestaande zittingsplaatsen.
Het zaakverdelingsreglement van het hof wordt op voorstel van de eerste voorzitter vastgesteld na advies van de procureur-generaal, de hoofdgriffier en de vergadering van de stafhouders van de balies van het rechtsgebied van het hof van beroep, voorgezeten door de eerste voorzitter. Indien het nodig blijkt, kan het zaakverdelingsreglement eveneens voorzien in de nadere regels om gedecentraliseerde zittingen van het hof te houden in het rechtsgebied.
Het zaakverdelingsreglement van de rechtbank wordt op voorstel van de voorzitter vastgesteld na advies, naar gelang van het geval, van de procureur des Konings, de arbeidsauditeur, de hoofdgriffier en de stafhouder(s) van de Orde of Ordes van advocaten.
Voor de politierechtbank wordt het zaakverdelingsreglement voorgesteld door de ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank indien de voorzitter een vrederechter is.
Indien de Koning bij een zaakverdelingsreglement een afdeling exclusief bevoegd maakt voor bepaalde categorieën van zaken, waakt Hij er over dat de toegang tot justitie en de kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd blijven. Het reglement dat een afdeling exclusief bevoegd maakt, kan in burgerlijke zaken enkel betrekking hebben op bevoegdheden bedoeld in :
a) voor de rechtbank van eerste aanleg : de artikelen 569, 2° tot 42°, 570, 571 [
7 , 572 en 1395]
7;
b) voor de [
8 ondernemingsrechtbank]
8 : de artikelen [
9 574, 2°, 3°, 4°, 7°, 8°, 9°, 11° tot 20°]
9, 575, 576 en 577;
c) voor de arbeidsrechtbank : de [
2 artikelen 578, 579, 582, 3° tot 14°]
2, en 583.
Het reglement dat een afdeling exclusief bevoegd maakt, kan in strafzaken enkel betrekking hebben op :
1° cybercriminaliteit;
2° socio-economische zaken;
3° financiële en fiscale zaken;
4° internationale drugshandel;
5° wapenhandel;
6° schijnhuwelijken, gedwongen huwelijken, schijn-wettelijke samenwoningen en gedwongen wettelijke samenwoningen;
7° terrorisme;
8° mensenhandel;
9° milieu;
10° stedenbouw;
11° telecommunicatie;
12° militaire misdrijven;
13° intellectuele eigendom;
14° landbouw;
15° uitlevering;
16° douane en accijnzen;
17° hormonen;
18° doping;
19° voedselveiligheid;
20° dierenwelzijn.]
1 [
10 ...]
10 [
3 Een wet stelt de personeelsformatie van de magistraten en de leden van de griffie vast. Het aantal raadsheren in sociale zaken, rechters in sociale zaken en assessoren [
4 in de strafuitvoeringsrechtbank]
4 en interneringszaken wordt evenwel door de Koning bepaald.]
3 (De zetel van het college van procureurs-generaal en van (het federaal parket) bevindt zich te Brussel.) <W 1997-03-04/41, art. 7, 046;
Inwerkingtreding : 15-05-1997> <W 1998-12-22/48, art. 18, 069;
Inwerkingtreding : 21-05-2002>
[
1 § 2. [
6 De neerlegging van stukken ter griffie met het oog op de aanhangigmaking en behandeling van zaken die, overeenkomstig paragraaf 1, ingevolge een zaakverdelingsreglement zijn toegewezen aan een afdeling, kan gebeuren in elke afdeling van de bevoegde rechtbank.]
6 De stukken worden door de griffie overgezonden aan de bevoegde afdeling en de griffie deelt de partijen die de stukken hebben neergelegd mee welke afdeling bevoegd is.
Geen nietigheid, onregelmatigheid of onontvankelijkheid van de vordering kan met betrekking tot de in dit artikel bedoelde bevoegdheidsverdeling tussen afdelingen of met betrekking tot het zaakverdelingsreglement worden ingeroepen.
De vorderingen of misdrijven die samenhangen met vorderingen of misdrijven die op grond van dit artikel uitsluitend tot de bevoegdheid van een bepaalde afdeling behoren, worden uitsluitend behandeld door deze afdeling.]
1 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 50, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 107, 185; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2014-05-05/11, art. 99, 195; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 136). Overgangsbepalingen: art. 134 en 135>
(
4)<W
2016-05-04/03, art. 40, 203; Inwerkingtreding : 01-10-2016 (zie ook art. 261, zevende en achtste lid)>
(
5)<W
2016-12-25/14, art. 63,1°, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(
6)<W
2016-12-25/14, art. 63,2°, 208; Inwerkingtreding : 31-12-2016>
(
7)<W
2017-08-11/14, art. 14, 215; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(
8)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
9)<W
2019-05-05/19, art. 88, 225; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(
10)<W
2017-12-25/08, art. 15, 213; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
TITEL VI. - (Benoemingsvoorwaarden en loopbaan van magistraten en het gerechtspersoneel). <W
2007-04-25/64, art. 41, 153;
Inwerkingtreding : 01-12-2008>
Art. 186bis.<W 2001-03-13/36, art. 4, 086;
Inwerkingtreding : 30-03-2001> [
2 Voor de toepassing van deze titel treedt de voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank op als korpschef van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank van zijn gerechtelijk arrondissement.]
2 [
1 In het gerechtelijk arrondissement Brussel treedt de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg op als korpschef [
2 van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank]
2, de toegevoegde vrederechters [
2 ...]
2 in de politierechtbank zetelend in de vredegerechten en de politierechtbanken met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en van de rechters [
2 ...]
2 in de Nederlandstalige politierechtbank met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg wordt, met betrekking tot de vrederechters [
2 ...]
2 met zetel binnen het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde, evenwel telkenmale bij eenvoudig verzoek aan de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg betrokken bij de door hem aangeduide beslissingen met het oog op een consensus.
In afwijking van het derde lid, met betrekking tot de vrederechters [
2 ...]
2 die zetelen in de vredegerechten van het gerechtelijk kanton met zetel in [
3 ...]
3 Sint-Genesius-Rode en van het gerechtelijk kanton met zetel in Meise, wordt het ambt van korpschef gezamenlijk uitgeoefend door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg. De beslissingen worden overlegd in consensus.
De voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg treedt op als korpschef van de rechters [
2 ...]
2 in de Franstalige politierechtbank met zetel binnen het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Voor de vrederechters [
2 ...]
2 van de vredegerechten met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, wordt het ambt van korpschef gezamenlijk uitgeoefend door de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg. De beslissingen worden overlegd in consensus.
Bij gebrek aan consensus in geval van toepassing van het derde, vierde en zesde lid, neemt de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel de beslissing.]
1 [
2 In het gerechtelijk arrondissement Eupen treedt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg op als korpschef van de vrederechters en de rechters in de politierechtbank.]
2 Voor de toepassing van deze titel zijn voor de berekening van de termijnen de bepalingen van de artikelen 50, eerste lid, 52, eerste lid, 53 en 54 van toepassing.
(De termijnen van de procedures met het oog op de benoeming bedoeld in artikel 58bis, 1°, de aanwijzing bedoeld in artikel 58bis, 2°, evenals de aanwijzing tot federaal magistraat (, verbindingsmagistraat in jeugdzaken) en bijstandsmagistraat, worden geschorst van 15 juli tot 15 augustus.) <W 2001-07-20/32, art. 2, 086;
Inwerkingtreding : 15-07-2001> <W 2006-06-13/40, art. 38, 134;
Inwerkingtreding : 16-08-2006>
----------
(
1)<W
2012-07-19/36, art. 19, 175; Inwerkingtreding : 31-03-2014 (zie ook art. 61, L1 en L2)>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 51, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2017-12-25/08, art. 16, 213; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
EERSTE HOOFDSTUK. - Vrederechters en rechters in de politierechtbank.
Art. 186ter.[
1 Om tot voorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank te worden aangewezen, moet de kandidaat :
1° hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie;
2° hetzij [
2 houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid]
2 en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie uitoefenen.
Om tot ondervoorzitter van de vrederechters en rechters in de politierechtbank te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar vrederechter of rechter in een politierechtbank zijn.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-01/01, art. 52, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-07-06/24, art. 234, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 187.<W 1991-07-18/35, art. 3, 023;
Inwerkingtreding : 1993-10-01> § 1. Om tot [
2 vrederechter of rechter in de politierechtbank]
2 [
2 ...]
2 te worden benoemd, moet de kandidaat ten minste 35 jaar oud zijn, doctor of licentiaat in de rechten zijn en voor het bij (artikel 259bis-9, §1) voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of [
3 houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid]
3. <W 1998-12-22/47, art. 23, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
§ 2. De kandidaat moet bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen :
1° ten minste twaalf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, het ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van rechter of van notaris hebben vervuld (of gedurende twaalf jaar juridische functies hebben uitgeoefend, waarvan ten minste drie jaar in een gerechtelijk ambt.) <W 1998-12-22/47, art. 23, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
2° ten minste vijf jaar een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [
1 Grondwettelijk Hof]
1 hebben uitgeoefend; <W 1997-05-06/38, art. 5, 052;
Inwerkingtreding : 05-07-1997>
3° (opgeheven) <W 1998-12-22/47, art. 23, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in het 2° in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van twaalf jaar voorgeschreven in het 1°.
Voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens van het doctoraat of het licentiaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift afgegeven door de examencommissie ingesteld bij artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, wordt de totale duur (bedoeld in het 1° en 2° van deze paragraaf) verminderd met een jaar. <W 1998-12-22/47, art. 19, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
----------
(
1)<W
2010-02-21/02, art. 6, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 53, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 235, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 187bis.<ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 2;
Inwerkingtreding : 13-05-2006> Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat heeft uitgeoefend of die gedurende ten minste vijftien jaar deze activiteit als voornaamste beroepsactiviteit heeft uitgeoefend en gedurende ten minste vijf jaar een functie heeft uitgeoefend die een gedegen kennis van het recht vereist, wordt vrijgesteld van het bij artikel 259bis-9, § 1, bepaalde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de bij artikel 191bis, §§ 2 en 3, bepaalde voorwaarden is voldaan.
[
1 De plaatsvervangende rechters en de plaatsvervangende raadsheren die hun ambt hebben uitgeoefend sinds vijf jaar en die gedurende ten minste vijftien jaar als voornaamste beroepsactiviteit het beroep van advocaat hebben uitgeoefend worden vrijgesteld van het in artikel 259bis-9, § 1, bedoelde examen inzake beroepsbekwaamheid met het oog op een bij artikel 187 bedoelde benoeming, mits aan de in artikel 191bis, §§ 2 en 3, bedoelde voorwaarden is voldaan.]
1 ----------
(
1)<W
2019-03-23/03, art. 6, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 187ter.<ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 3;
Inwerkingtreding : 13-05-2006 ; zie ook art. 10> Het aantal personen dat op basis van het in artikel 191bis, § 2, bedoelde mondelinge evaluatie-examen wordt benoemd op een van de in artikel 187 bedoelde plaatsen, mag per rechtsgebied niet meer bedragen dan 12 % van het totaal aantal vrederechters en rechters in de politierechtbank van het rechtsgebied van het hof van beroep, zoals bepaald bij de in [
1 [
2 artikel 186, § 1, negende lid]
2]
1, bedoelde wet.
----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 54, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2017-12-25/08, art. 17, 213; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 188.<W 1991-07-18/35, art. 4, 023;
Inwerkingtreding : 28-03-1992> Om tot plaatsvervangend vrederechter (of plaatsvervangend (rechter in de politierechtbank) te worden benoemd, moet de kandidaat ten minste 30 jaar oud zijn, doctor of licentiaat in de rechten zijn [
3 geslaagd zijn voor het examen dat toegang verleent tot het ambt van plaatsvervangend rechter en van plaatsvervangend raadsheer of voor het examen inzake beroepsbekwaamheid of voor het mondelinge evaluatie-examen of houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de in artikel 259octies bedoelde gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid]
3 en ten minste vijf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, [
3 gerechtelijke functies of]
3 het notarisambt hebben vervuld, een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-refendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [
1 Grondwettelijk Hof]
1 [
2 of een ambt van referendaris of parketjurist bij de hoven en rechtbanken]
2 hebben uitgeoefend of een academische of rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed. <W 1994-07-11/33, art. 28, 032;
Inwerkingtreding : 1995-01-01> <W 1997-05-06/38, art. 5, 052;
Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070;
Inwerkingtreding : 17-04-1999> <W 2001-03-13/36, art. 5, 083;
Inwerkingtreding : 30-03-2001>
----------
(
1)<W
2010-02-21/02, art. 7, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(
2)<W
2014-04-10/73, art. 9, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
(
3)<W
2019-03-23/03, art. 7, 223; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK II. - Leden van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de [
2 ondernemingsrechtbank]
2 en van het openbaar ministerie.
----------
(
1)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
(
2)<W
2019-05-05/19, art. 89, 225; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Eerste afdeling- Rechters en magistraten van het openbaar ministerie.
Art. 189.<W 1998-12-22/47, art. 24, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> § 1. Om tot voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de [
2 ondernemingsrechtbank]
2 te worden aangewezen moet de kandidaat :
1° hetzij sedert ten minste vijftien jaar juridische functies uitoefenen, waarvan de laatste vijf jaar als lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie;
2° hetzij [
1 houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid]
1 en sedert ten minste zeven jaar het ambt van lid van de zittende magistratuur of magistraat van het openbaar ministerie uitoefenen.
§ 2. Om tot ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de [
2 ondernemingsrechtbank]
2 te worden aangewezen, moet de kandidaat sedert ten minste drie jaar het ambt van rechter in hetzelfde rechtscollege uitoefenen.
----------
(
1)<W
2017-07-06/24, art. 236, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
2)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 190.(oud 191) <W 1991-07-18/35, art. 7, 023;
Inwerkingtreding : 1993-10-01> <W 1998-12-22/47, art. 26, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> § 1. Om tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of de [
5 ondernemingsrechtbank]
5 [
2 ...]
2 te worden benoemd, moet de kandidaat doctor of licentiaat in de rechten zijn en voor het bij (artikel 259bis-9, §1) voorgeschreven examen inzake beroepsbekwaamheid geslaagd zijn of [
4 houder zijn van het getuigschrift waaruit blijkt dat hij de bij artikel 259octies voorgeschreven gerechtelijke stage met vrucht heeft voltooid]
4. <W 1998-02-10/32, art. 8, 057;
Inwerkingtreding : 02-03-1998> <W 1994-12-01/30, art. 1, 033;
Inwerkingtreding : 1994-12-16> <W 1998-12-22/47, art. 26, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000>
§ 2. De kandidaat die voor het examen inzake beroepsbekwaamheid is geslaagd, moet bovendien :
1° hetzij ten minste tien jaar ononderbroken werkzaam zijn geweest aan de balie;
2° hetzij ten minste vijf jaar (een ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van rechter of) een ambt van staatsraad, auditeur, adjunct-auditeur, (referendaris bij het Hof van Cassatie,) referendaris, adjunct-referendaris bij de Raad van State of een ambt van referendaris bij het [
1 Grondwettelijk Hof]
1 (of een ambt van referendaris of parketjurist [
3 bij de hoven en rechtbanken]
3) hebben uitgeoefend; <W 1997-05-06/38, art. 5, 052;
Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 1999-03-24/31, art. 3, 070;
Inwerkingtreding : 17-04-1999> <W 2003-05-03/45, art. 10, 110;
Inwerkingtreding : 02-06-2003>
3° hetzij ten minste twaalf jaar werkzaam zijn geweest aan de balie, het ambt (...) van notaris hebben vervuld of een academische of een rechtswetenschappelijke functie hebben bekleed, of (juridische functies hebben uitgeoefend in een openbare of private dienst). <W 1998-12-22/47, art. 26, 066;
Inwerkingtreding : 02-08-2000> <W 2003-05-03/45, art. 10, 110;
Inwerkingtreding : 02-06-2003>
In voorkomend geval wordt de duur van het ambt bedoeld in het 2° in aanmerking genomen voor de berekening van de periode van twaalf jaar voorgeschreven in het 3°.
(§ 2bis. Bij de bekendmaking van een vacature in de rechtbank van eerste aanleg kan de minister van Justitie bepalen dat het vacante ambt bij voorrang zal worden toegewezen aan een kandidaat die titels of verdiensten voorlegt waaruit een gespecialiseerde kennis blijkt. Deze titels en verdiensten worden onderzocht door de benoemings- en aanwijzingscommissie bedoeld in artikel 259bis-8.) <W 1999-03-23/30, art. 3,
Inwerkingtreding : 06-04-1999>
(§ 2ter. Voor de kandidaat-rechter in een fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg die houder is van een diploma waaruit een gespecialiseerde opleiding in het fiscaal recht blijkt, afgegeven door een Belgische universiteit of door een niet-universitaire instelling van hoger onderwijs zoals bedoeld in artikel 357, § 1, tweede lid, wordt de duur bedoeld in § 2, eerste lid, 3°, verminderd tot tien jaar.) <W 2003-05-03/45, art. 10, 110;
Inwerkingtreding : 02-06-2003>
§ 3. Voor de kandidaat-rechter in de arbeidsrechtbank die houder is van een diploma van licentiaat in het sociaal recht uitgereikt door een Belgische universiteit, wordt de duur bedoeld in § 2, 3°, verminderd tot tien jaar.
§ 4. Voor de kandidaat die de kennis van de andere taal dan die waarin hij de examens in het doctoraat of het licenciaat in de rechten heeft afgelegd, bewijst door voorlegging van het getuigschrift afgegeven door de examencommissie ingesteld bij artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935, wordt de duur bedoeld in § 2, 1°, 2° en 3° verminderd met een jaar.
----------
(
1)<W
2010-02-21/02, art. 8, 163; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
(
2)<W
2013-12-01/01, art. 55, 179; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
3)<W
2016-05-04/03, art. 41, 203; Inwerkingtreding : 23-05-2016>
(
4)<W
2017-07-06/24, art. 237, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(
5)<W
2018-04-15/14, art. 252, 216; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 191.
<Opgeheven bij W
2017-07-06/24, art. 238, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 191bis.<ingevoegd bij W 2005-04-07/63, art. 4;
Inwerkingtreding : 13-05-2006> § 1. Eenieder die gedurende ten minste twintig jaar als voo