uittreksel uit het NBW
Art. 8.28. Toelaatbaarheid en bewijswaarde van getuigenissen
Getuigenissen zijn enkel toelaatbaar in de gevallen waarin de wet het bewijs met alle bewijsmiddelen toelaat.
Hun bewijswaarde wordt overgelaten aan het oordeel van de rechter.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Afdeling V. _ Getuigenverhoor.
Eerste onderafdeling_ Vonnis waarbij getuigenverhoor wordt toegestaan.
Art. 915. Indien een partij aanbiedt het bewijs van een bepaald en ter zake dienend feit te leveren door een of meer getuigen, kan de rechter die bewijslevering toestaan, indien het bewijs toelaatbaar is.
Art. 916. De rechter kan ambtshalve gelasten dat voor de feiten bewijs wordt geleverd dat hem afdoende voorkomt, tenzij de wet hem dit verbiedt.
Hij kan in dat geval de namen opgeven van de getuigen die zullen worden gehoord op de plaats, de dag en het uur door hem bepaald.
Art. 917. De rechter die het getuigenverhoor toestaat of beveelt, vermeldt in zijn vonnis:
1° de feiten waarvan hij het bewijs toelaat;
2° de plaats, de dag en het uur van de zitting in raadkamer waarop het getuigenverhoor zal worden gehouden.
Art. 918. Het getuigenverhoor wordt gehouden door de rechters die het hebben toegestaan of bevolen of door de rechter die in het vonnis is aangewezen.
Art. 919. Het vonnis waarbij het getuigenverhoor wordt toegestaan of bevolen, is niet vatbaar voor verzet.
De griffier geeft er aan de partijen kennis van bij gerechtsbrief.
Art. 920. Indien het vonnis waarbij het getuigenverhoor wordt toegestaan of bevolen, in hoger beroep wordt bevestigd en er voor het hof geen reden is om de zaak aan zich te trekken, wordt het getuigenverhoor vastgesteld en gehouden door de rechter waartoe de meest gerede partij zich wendt bij gewoon verzoekschrift.
De beschikking wordt door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de partijen.
Art. 921. Tegenbewijs staat van rechtswege vrij, zelfs wanneer het getuigenverhoor ambtshalve wordt gelast.
Het tegenverhoor gebeurt op de plaats, de dag en het uur die de rechter ambtshalve, of op verzoek van de belanghebbende partij, vaststelt.
Het verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie, ten laatste dertig dagen na de verzending van het proces-verbaal van het verhoor.
Het verzoekschrift en de beschikking daarop worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de partijen of, in voorkomend geval, aan hun advocaat.
Art. 922. De partij die een getuigenverhoor laat houden, dient aan de griffier een lijst van de getuigen te zenden, ten minste vijftien dagen vóór de zitting waarop het verhoor zal worden gehouden.
Deze lijst bevat de vermelding van de identiteit van de getuigen en wordt ter griffie neergelegd in evenveel exemplaren als er partijen in het geding zijn; de griffier maakt de lijst bij gerechtsbrief aan de andere partijen buiten de verzoeker bekend.
Onderafdeling 2_ Verschijning van getuigen.
Art. 923. De getuigen worden ten minste acht dagen vóór de dag van hun verhoor opgeroepen door de griffier. Bij de oproeping wordt een eensluidend verklaard afschrift van het beschikkende gedeelte van het vonnis gevoegd, doch alleen betreffende de feiten waarvan het bewijs is toegelaten en de bepaling van de plaats, de dag en het uur van het verhoor. De oproeping bevat bovendien de tekst van de artikelen 924 tot 936.
De getuigen kunnen ook worden gehoord op gewoon bericht van de partij die er de griffier kennis van geeft.
Art. 924. Indien een getuige aantoont dat het hem onmogelijk is te verschijnen, kan de rechter, hetzij een andere dag voor het verhoor bepalen, hetzij besluiten ter plaatse te gaan om het getuigenis af te nemen, hetzij een ambtelijke opdracht geven. Deze opdracht kan ook geschieden wanneer de getuige op een te ver verwijderde plaats verblijft.
Art. 925. Indien een door de griffier opgeroepen getuige niet verschijnt, kan de rechter op verzoek van een partij bevelen dat de getuige bij deurwaardersexploot zal worden gedagvaard.
De rechter bepaalt de plaats, de dag en het uur van de zitting waarop de getuige zal worden gehoord.
Art. 926. Een gedagvaarde getuige die niet verschijnt, wordt bij beschikking van de rechter veroordeeld tot een geldboete van honderd frank tot tienduizend frank, onverminderd de schadevergoeding voor de partij.
De beschikking wordt aan de getuige betekend met dagvaarding om te verschijnen binnen de gewone dagvaardingstermijn ten einde te worden gehoord op de zitting die de rechter aanwijst.
Art. 927. Een veroordeelde getuige die later verschijnt, kan, na zijn getuigenis, door de rechter geheel of ten dele worden ontheven van de tegen hem gewezen veroordeling. Hij wordt hiervan ontheven, indien hij bewijst dat hij niet op de gestelde dag heeft kunnen verschijnen.
Art. 928. De in artikel 926 bepaalde (geldboete) is mede van toepassing op de getuige die zonder wettige reden weigert de eed af te leggen of te getuigen. <W 15-7-1970, art. 35>
Art. 929. Indien de getuige aanvoert dat hij een wettige reden heeft om te worden ontslagen van het afleggen van de eed of het getuigenis en indien een van de partijen vordert dat hij het zal doen, beslist de rechter over het tussengeschil. Als wettige reden wordt ondermeer beschouwd het beroepsgeheim waarvan de getuige bewaarder is.
De rechter mag geen veroordeling uitspreken dan na het verweer van de getuige en de toelichting van de partijen te hebben gehoord.
Art. 930. De kosten die voortvloeien uit het niet-verschijnen van de getuige, uit zijn ongewettigde weigering om de eed af te leggen of te getuigen, blijven in ieder geval te zijnen laste; zij worden door de rechter begroot.
Art. 931.[
1 De minderjarige beneden de volle leeftijd van vijftien jaar mag niet onder ede worden gehoord. Zijn verklaringen gelden enkel als inlichtingen.
Onverminderd artikel 1004/1, mogen bloedverwanten in nederdalende lijn niet worden gehoord in zaken waarin hun bloedverwanten in opgaande lijn tegengestelde belangen hebben.]
1 ----------
(
1)<W
2013-07-30/23, art. 156, 130; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 932. De partij kan afzien van het verhoor van een getuige die op haar verzoek is opgeroepen.
Niettemin kan een andere partij die bij het getuigenverhoor tegenwoordig is, vorderen dat die getuige wordt gehoord.
Onderafdeling 3. _ Verhoor van getuigen.
Art. 933. De getuigen worden afzonderlijk gehoord, ongeacht of de partijen tegenwoordig zijn.
Art. 934.Alvorens te worden gehoord, doet de getuige opgave van zijn naam, voornaam [
1 ...]
1, plaats en datum van geboorte en woonplaats.
(Hij legt de volgende eed af :
"Ik zweer in eer en geweten dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen"
of :
"Je jure en honneur et conscience de dire tout la vérité, rien que la vérité."
of :
"Ich schwöre auf Ehre und Gewissen, die ganze Wahrheit und nur die Wahrheit zu sagen".) <W 27-05-1975, art. 8>
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 131, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 935. De getuige legt zijn getuigenis af zonder dat hij een geschreven opstel mag voorlezen.
Eerst na de opmerkingen van partijen te hebben gehoord, mag de rechter de getuige machtigen of verzoeken, indien daartoe grond bestaat, om inzage te nemen van de stukken die voor zijn getuigenis dienstig kunnen zijn.
Art. 936. De partij mag de getuige niet in de rede vallen, noch hem rechtstreeks toespreken, maar moet zich richten tot de rechter.
Art. 937. De rechter ondervraagt de getuige, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van een van de partijen, over zijn graad van bloed- of aanverwantschap met de partijen, alsmede over de feiten die hem persoonlijk betreffen en invloed kunnen hebben op zijn getuigenis. De ondervraging kan met name slaan op de volgende feiten :
1° het persoonlijk belang van de getuige bij de oplossing van het geschil;
2° zijn hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam of van begiftigde van een partij;
3° de overhandiging van getuigschriften of de verklaringen door de getuige afgelegd betreffende het geding;
4° het contract van vennootschap, van huur van goederen of van werk dat de getuige met een partij heeft gesloten; zijn hoedanigheid van hiërarchische meerdere of mindere van een partij;
5° het geschil dat een getuige met een partij mocht hebben of de veroordeling die tegen hem mocht zijn gewezen op klacht of op verzoek van die partij.
Art. 938. De rechter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een partij, aan de getuige alle vragen stellen waardoor het getuigenis kan worden verduidelijkt of aangevuld.
De rechter kan bevelen dat de door de getuige overgelegde stukken in origineel of in afschrift bij het dossier van de rechtspleging worden gevoegd. Het afschrift wordt zo nodig terstond gemaakt door toedoen van de griffier.
Art. 939. Het getuigenis wordt op schrift gesteld.
Het wordt voorgelezen en aan de getuige wordt gevraagd of hij daarin volhardt.
Bij deze voorlezing en in voorkomend geval na de opmerkingen van de partijen, kan de getuige daarin zodanige verbeteringen en toevoegingen aanbrengen als hem goeddunkt; zij worden onder of op de kant van het getuigenis geschreven; zij worden evenals het getuigenis voorgelezen en in het proces-verbaal wordt daarvan melding gemaakt.
Het getuigenis, alsmede de aangebrachte verbeteringen en toevoegingen, worden ondertekend door de getuige, de rechter en de griffier; indien de getuige niet wil of niet kan tekenen, wordt daarvan melding gemaakt.
Art. 940. Er mogen geen andere getuigen worden gehoord dan degene die aangezegd zijn overeenkomstig artikel 922.
Art. 941.Niettemin kan de rechter, indien het hem tijdens het getuigenverhoor gevraagd wordt door een partij, aan deze toestaan om andere getuigen voor te brengen onder opgave van hun naam, voornaam [
1 ...]
1 en woonplaats, voor zover uit de reeds gehoorde getuigenissen volgt dat het horen van die getuigen kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen.
De beschikking wordt door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de partijen en de getuigen worden opgeroepen zoals bepaald is in artikel 923.
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 131, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 942. De rechter kan in de loop van het getuigenverhoor, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een partij, de getuigen confronteren of opnieuw horen.
Art. 943. Ingeval het getuigenverhoor niet kan worden afgedaan in een enkele zitting, zet de rechter de zitting voort op de dag en het uur door hem bepaald. De getuigen worden hiertoe opgeroepen staande de vergadering, of zoals bepaald is in artikel 923. De partijen die niet verschenen zijn, worden door de griffier ervan verwittigd bij gewone brief.
Art. 944. De beschikkingen gegeven tijdens het getuigenverhoor zijn niet vatbaar voor verzet; hoger beroep vó6r het eindvonnis kan alleen worden ingesteld indien bij die beschikkingen veroordelingen zijn opgelegd.
Onderafdeling 4. _ Sluiting van getuigenverhoor en vonnis.
Art. 945. De rechter beveelt de sluiting van het getuigenverhoor zodra de desbetreffende verrichtingen gedaan zijn. De verrichtingen worden als gedaan beschouwd wanneer hetzij de getuigen gehoord zijn, hetzij de wettelijke formaliteiten vervuld zijn.
Hij hoort de conclusies van de partijen staande de vergadering, of bepaalt de plaats, de dag en het uur van de zitting waarop zij zullen worden gehoord.
In dat geval geeft de griffier aan de niet verschenen partijen bij gerechtsbrief kennis van de rechtsdag.
Art. 946. <W 15-7-1970, art. 36> De rechter die het getuigenverhoor heeft gehouden, neemt zitting wanneer er uitspraak wordt gedaan over de uitslag van de getuigenissen, tenzij hij verhinderd is.
Indien verscheidene rechters het getuigenverhoor hebben gehouden geldt de regel van het eerste lid alleen voor de laatste onder die rechters.
Die regel is niet van toepassing op de rechter die een getuigenis bij ambtelijke opdracht heeft afgenomen.
Art. 947. Indien het getuigenverhoor geheel of ten dele nietig is, kan de rechter, totdat de debatten gesloten worden, zelfs ambtshalve bevelen dat het getuigenverhoor wordt heropend in de mate die hij bepaalt en nodig acht om de waarheid aan de dag te brengen.
Het vonnis waarbij heropening van het getuigenverhoor wordt bevolen, is niet vatbaar voor verzet. Het wordt door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van de partijen.
Onderafdeling 5. _ Proces-verbaal van getuigenverhoor.
Art. 948. Van ieder getuigenverhoor wordt proces-verbaal opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 949 en 950.
Art. 949.Het proces-verbaal vermeldt :
1° de partijen in het geding, de dag en het uur van de zitting, het verschijnen of het verstek van partijen en getuigen, de verdaging met opgave van dag en uur indien zulks bevolen wordt;
2° de beslissingen en beschikkingen door de rechter genomen tijdens het getuigenverhoor; indien de beschikkingen niet rechtstreeks in het proces-verbaal worden opgetekend, wordt de desbetreffende akte erbij gevoegd;
3° de verzoeken en verklaringen door de partijen tijdens het getuigenverhoor gedaan, indien de geldigheid van een proceshandeling ervan afhangt of indien een van hen vordert dat daarvan akte wordt genomen;
4° de naam, de voornaam [
1 ...]
1, de plaats en datum van geboorte en de woonplaats van de gehoorde personen, hun eed en getuigenis, alsmede hun andere verklaringen of verzoeken;
5° de datum waarop het getuigenverhoor gesloten is en, indien daartoe grond bestaat, de dag en het uur van de zitting waarop de partijen zullen worden gehoord;
6° de lijst van de stukken die er bijgevoegd zijn.
----------
(
1)<W
2018-12-21/09, art. 130, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 950. Het proces-verbaal wordt achteraf ondertekend door de rechter en de griffier, alsmede door de partijen indien zij het willen of kunnen; in geval van weigering wordt daarvan melding gemaakt.
Art. 951. Een eensluidend verklaard afschrift van het proces-verbaal wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de partijen gezonden. Daarbij wordt een eensluidend verklaard afschrift van de aan het proces-verbaal gehechte beschikkingen gevoegd, indien zij nog niet betekend zijn of ter kennis gebracht.
(Een niet ondertekend afschrift van het proces-verbaal wordt door de griffier bij gewone brief aan de advocaten van de partijen toegezonden.) <W 1982-04-21/40, art. 1, 012;
Inwerkingtreding : 1990-06-30>
Onderafdeling 6. _ Woordelijke opname van getuigenverhoor.
Art. 952. Iedere partij kan verzoeken dat alle vragen, verklaringen, aanmaningen en antwoorden, in de loop van het getuigenverhoor geuit, woordelijk worden opgenomen; dit verzoek moet echter alleen worden ingewilligd, indien het ten minste acht dagen vó6r de aanvang van het getuigenverhoor schriftelijk op de griffie gedaan is.
Wanneer de partij rechtsbijstand heeft bekomen, kan zij als zodanig enkel de woordelijke opname van het getuigenverhoor vorderen, indien die mogelijkheid wordt verleend bij de beslissing waarbij op het verzoek om rechtsbijstand beschikt werd, of door de rechter die het getuigenverhoor houdt.
De griffier kiest voor de woordelijke opname iemand uit de personen die daartoe zijn erkend. De Koning bepaalt de regels van erkenning, alsmede de geoorloofde procédés voor woordelijke opname. Ieder stenografisch, mechanisch of ander procédé voor opname van het gesprokene mag worden aangewend, op voorwaarde dat aldus een getrouwe en zekere weergave wordt verkregen.
(De persoon, aangewezen voor het opnemen van het verhoor, legt bij de aanvang ervan de volgende eed of :
"Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk zal vervullen."
of :
"Je jure de remplir ma mission en honneur et conscience avec exactitude et probité."
of :
"Ich schwöre, den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu erfüllen".) <W 27-05-1974, art. 9>
De woordelijke opname mag gebruikt worden bij het opmaken van het proces-verbaal.
(De overschrijving van het woordelijk opgenomene, eensluidend en volledig verklaard door de opnemer van het verhoor, wordt enkel als inlichting gevoegd bij het proces-verbaal. Zij wordt bij een eensluidend verklaard afschrift door de griffier ter kennis gebracht van de partijen, en een niet-ondertekend afschrift ervan wordt door de griffier, bij gewone brief, aan de advocaten van de partijen toegezonden. In geval van tegenstrijdigheid heeft het proces-verbaal bewijskracht.) <W 1982-04-21/40, art. 2, 012;
Inwerkingtreding : 30-06-1990>
De aantekeningen of de materialen die gediend hebben om het gesprokene op te nemen, worden ter griffie neergelegd, na verzegeling door de opnemer en door de griffier.
De griffier doet ze vernietigen na verloop van tien jaar tenzij een van de partijen de rechter of de rechtbank die het getuigenverhoor heeft bevolen, verzoekt om verlenging van die termijn.
Onderafdeling 7. _ Kosten van getuigenverhoor.
Art. 953. De partij die vraagt dat een getuige zal worden gehoord, is gehouden vóór dat verhoor een voorschot ten belope van het getuigengeld en van de terugbetaling der kosten aan de griffier in consignatie te geven. In de loop van het verhoor kan een aanvullend voorschot worden geëist, indien daartoe grond bestaat.
De partij die vraagt dat het verhoor woordelijk zal worden opgenomen, moet eveneens een voorschot storten in verhouding tot de kosten welke die opname medebrengt.
(De consignatie van het voorschot moet worden verricht door de partij die volgens bijzondere wetten of artikel 1017, tweede lid, steeds in de kosten wordt verwezen.) <W 6-7-1979, enig artikel>
Indien de partij nalaat het aldus vereiste voorschot te storten, wordt zij, naar gelang van het geval, geacht af te zien hetzij van het horen van de getuige, hetzij van de woordelijke opname van het verhoor.
Dit artikel is niet van toepassing wanneer de partij die een voorschot verschuldigd is, rechtbijstand geniet.
Art. 954. Aan iedere getuige, zelfs al verschijnt hij vrijwillig, wordt gevraagd of hij getuigengeld verlangt.
Het getuigengeld wordt door de rechter toegekend.
Art. 955. De Koning stelt regels voor de inning en de teruggave van de voorschotten bedoeld in artikel 953, eerste en tweede lid. Hij bepaalt de wijze waarop het getuigengeld wordt betaald. Hij bepaalt tevens het tarief van de woordelijke opname van de verklaringen.
Onderafdeling 8. _ Geldigheid van getuigenverhoor en bewijskracht van getuigenissen.
Art. 956. De nietigheid van een proceshandeling gaat niet over op het getuigenverhoor, tenzij dit verhoor zelf nietig is.
De nietigheid van het getuigenverhoor heeft geen nietigheid van de getuigenissen ten gevolge, indien deze niet aangetast zijn door een eigen gebrek.
Art. 957. De nietigheid van de rechtspleging, zelfs wegens onbevoegdheid van de rechter, heeft niet tot gevolg dat het getuigenverhoor dat op tegenspraak is gehouden tijdens deze rechtspleging, nietig is.
De nietigverklaring van de getuigenissen heeft niet tot gevolg dat het getuigenverhoor voor het overige nietig is.
Art. 958. De rechter kan in de loop van het getuigenverhoor zelfs ambtshalve voorzien in iedere nietigheid ten aanzien van vorm of inhoud waardoor een handeling in de verhoorprocedure is aangetast; hij kan met name een onregelmatig verhoor opnieuw beginnen of aanvullen.
Art. 959.Het geldige getuigenis kan in iedere rechtspleging tussen dezelfde partijen worden toegelaten als getuigenbewijs in de zin van [
1 artikel 8.28]
1 van het Burgerlijk Wetboek.
----------
(
1)<W
2019-04-13/28, art. 18, 183; Inwerkingtreding : 01-11-2020>
Art. 960. Een getuigenis dat op tegenspraak tussen dezelfde partijen afgenomen is voor een Belgisch gerecht, opgenomen in de vorm zoals bij dat gerecht gebruikelijk is en niet aangetast door een nietigheid als vermeld in artikel 961, 1° tot 3° , kan als getuigenbewijs worden toegelaten.
Art. 961. Nietig is het getuigenis :
1° dat uitgaat van een persoon die onbekwaam is om in rechte te getuigen;
2° dat niet onder ede is afgenomen;
3° dat afgenomen is met miskenning van de rechten van de verdediging;
4° dat niet in het proces-verbaal opgenomen is in de vorm voorgeschreven bij artikel 939.
Afdeling Vbis - [
1 Overlegging van schriftelijke verklaringen]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-16/04, art. 4, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
Art. 961/1. [
1 Zo het getuigenbewijs toelaatbaar is, mag de rechter van derden verklaringen in schriftelijke vorm aannemen die hem inzicht kunnen verschaffen in de betwiste feiten waarvan zij persoonlijk weet hebben.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-16/04, art. 5, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
Art. 961/2.[
1 De schriftelijke verklaringen worden door de partijen of op verzoek van de rechter overgelegd. De rechter bezorgt aan de partijen deze verklaringen die hem rechtstreeks worden toegezonden.
De schriftelijke verklaringen moeten worden opgesteld door personen die aan de vereiste voorwaarden voldoen om als getuige te worden gehoord.
De schriftelijke verklaring bevat het relaas van de feiten waarbij de opsteller ervan aanwezig was of die hij zelf heeft vastgesteld.
De schriftelijke verklaring vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum en -plaats [
2 en de woonplaats]
2 van de opsteller ervan alsook, zo nodig, diens graad van bloed- of aanverwantschap met de partijen, of er sprake is van ondergeschiktheid tegenover de partijen, of ze samenwerken dan wel of ze gemeenschappelijke belangen hebben.
De schriftelijke verklaring vermeldt voorts dat ze is opgesteld voor overlegging aan de rechtbank en dat de opsteller ervan weet heeft van het feit dat hij zich door een valse verklaring aan straffen blootstelt.
De schriftelijke verklaring wordt geschreven, gedagtekend en door de opsteller ervan ondertekend. Hij moet daaraan als bijlage het origineel of een fotokopie toevoegen van elk officieel document dat zijn identiteit aantoont en waarop zijn handtekening voorkomt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-16/04, art. 6, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 132, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 961/3. [
1 De rechter kan van de opsteller van de schriftelijke verklaring te allen tijde een verhoor afnemen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2012-07-16/04, art. 7, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>