Een grief is iets anders dan de blote uiting dat men niet akkoord is met de eerste rechter
De formulering van een louter onbehagen en een argument in de akte van “hoger beroep” is des te minder een grief, wanneer de eerste rechter reeds zeer uitvoerig is ingegaan op de argumentatie van de appellant aangehaald in zijn beroepsakte en deze pertinent heeft weerlegd zonder dat op deze weerlegging door de eerste rechter een concrete grief werd geformuleerd of gefundeerd.
Al te vage nietszeggende en onduidelijke geformuleerde stellingen (“grieven” geheten) in een akte van hoger beroep zijn dan ook niet van aard om een vlotte afhandeling van het hoger beroep te verzekeren, noch in hoofde van geïntimeerde, wiens voorbereiding van zijn verdediging hierdoor ernstig werd bemoeilijkt, noch in hoofde van het hof dat de draagwijdte van het hoger beroep niet behoorlijk kon inschatten op de inleidingszitting, waarbij en waardoor een kans gemist wordt tot afbakening van het geschil tot de beroepsgrieven.
Summiere en onduidelijke redenen tegen een zeer uitvoerig gemotiveerd en helder gestructureerd vonnis met het louter hernemen van de argumentatie van een partij zoals ze deze in eerste aanleg heeft geformuleerd maken de afwezigheid van grieven en het ontbreken van motivering, in de akte van hoger beroep.
Dit belet het goede vlotte verloop van de rechtspleging en leidt bijgevolg tot nietigheid van die akte, aangezien dit de belangen geschaad heeft van geïntimeerde die niet binnen een redelijk tijdsbestek te weten is gekomen waarop zij zich moest verweren en heeft moeten concluderen zonder kennis te hebben van de precieze aard, inhoud en omvang van de bezwaren van de appellant tegen het vonnis van de eerste rechter.
Het voeren van verweer tegen een wirwar van beschouwingen, die noch inhoudelijk, noch vormelijk als middel worden verpakt, belemmert een efficiënt verweer. Dit veroorzaakt onnodig tijdverlies en kosten en vooral de zekerheid om ad rem (gevat en ter zake) adequaat verweer te voeren. Dit schaadt de belangen van de geïntimeerde onder meer door vertraging van de procedure, hogere kosten van verweer, verwarring.
Hoger beroep is geen terugmatch, of een recht het juridisch gevecht gewoon eens over te doen.
De grieven in hoger beroep bepalen de saisine van de rechter in graad van beroep. Zonder (duidelijke) grieven, heeft het hof geen duidelijke welomlijnde saisine en de verdediging geen duidelijk kader om haar als geïntimeerde een duidelijk afgebakend verweer te voeren. Zie in die zin met letterlijke weergave van voormelde argumenten (Antwerpen, 29 september 2014 NJW 330, 756 en Antwerpen, 02/12/2019, RW 2010-2011, 1477); Cass. (1°e k.) AR C.99.0359.F, 14 december 2000, Arr. Cass. 2000, afl. 10, 1994, Bull. 2000, afl. 12, I947, TBBR 2002, afl. 4, 228; Cass. (1e k.) AR C.99.0171.F, 7 september 2000, Arr.Cass. 2000, 1321, Bull. 2000, I295).
Een appellant die geen grieven formuleert, lijkt een impliciet beroep te doen op het beschikkingsbeginsel, “Da mihi factum, dabo tibi ius” (geef mij de feiten en ik geef u recht). De rechter in eerste aanleg is weliswaar verplicht een geschil te beslechten conform de rechtsregels die op het geschil van toepassing zijn, onafgezien of deze rechtsregels worden opgeworpen door de partijen. Aldus kan een rechter in eerste aanleg uit een feitenrelaas aangehaald door de partijen rechtstreeks rechtsregels afleiden en toepassen, onverminderd de rechten van verdediging waarbij een ambtshalve opgeworpen middel dient te resulteren in de gelegenheid voor een partij om hierop te antwoorden. Anderzijds dient hierbij opgemerkt dat appellante sommige van haar “middelen” verpakt in haar feitelijke uiteenzetting en in haar stukken en hierin ook “pseudo grieven” formuleert, al dan niet om deze feiten als middel beantwoord te zien zonder verdere heropening van het debat.
Weze benadrukt dat voormeld beschikkingsbeginsel niet onverkort geldt in graad van beroep, waarbij het hoger beroep van de appellant beperkt en afgebakend wordt door de beroepsgrieven geformuleerd in de beroepsakte. Minstens dient dus het debat in hoger beroep afgelijnd tot de beweerde grieven van appellante zoals geformuleerd in haar beroepsakte en niet tot het hernemen van haar argumenten zoals in eerste aanleg geformuleerd of later in haar conclusies voor uw hof ontwikkeld.