De foutaansprakelijkheid houdt in dat een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of zelfs een overheid die een wettelijke of reglementaire norm heeft geschonden, dan wel een gedraging heeft gesteld die niet door een normale voorzichtige gemiddelde dan wel gelijkaardige persoon zou gesteld zijn, gehouden is tot integrale schadevergoeding aan de schadelijder, mits deze geschonden (voorzichtigheids)norm aan de oorzaak ligt van de schade en wel in die zin dat zonder de tekortkoming deze schade zich niet zou hebben voorgedaan.
Voor de feiten die zich voordoen vanaf 1 januari 2025 is boek 6 van het Burgerlijk wetboek van kracht. Deze bepalingen worden hierna weergegeven, gevolgd door de bepalingen van het oud BW waarvan de bepalingen va kracht blijven voor feiten voorafgaand aan 1 januari 2025.
De bepalingen van het (nieuw) BW inzake de buitencontractuele aansprakelijkheid zijn van aanvullend recht tenzij uit de tekst of de draagwijdte ervan blijkt dat ze geheel of gedeeltelijk een karakter van dwingend recht of van openbare orde hebben (art. 6.1 (nieuw) BW.
Art. 6.1 (nieuw) BW Aanvullend recht
De bepalingen van dit boek zijn van aanvullend recht tenzij uit de tekst of de draagwijdte ervan blijkt dat ze geheel of gedeeltelijk een karakter van dwingend recht of van openbare orde hebben.
Art. 6.2 (nieuw) BW Niet-exclusieve werking
Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, belet de toepassing van een bepaling van dit boek niet de toepassing van andere bepalingen van dit boek, van andere delen van dit Wetboek of van andere wetten.
Art. 6.3 (nieuw) BW Buitencontractuele en contractuele aansprakelijkheid
§ 1 Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wettelijke bepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van zijn medecontractant, kan deze medecontractant de verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit zijn contract met de benadeelde, uit de wetgeving inzake bijzondere contracten en uit de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract. Dit is niet het geval bij vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout begaan met het opzet schade te veroorzaken.
§ 2 Tenzij de wet of het contract anders bepaalt, zijn de wetsbepalingen inzake buitencontractuele aansprakelijkheid van toepassing tussen de benadeelde en de hulppersoon van zijn medecontractanten.
Indien de benadeelde echter op grond van de buitencontractuele aansprakelijkheid schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vordert van een hulppersoon van zijn medecontractant, kan deze laatste dezelfde verweermiddelen inroepen als zijn opdrachtgever op grond van paragraaf 1 kan inroepen met betrekking tot de verbintenissen aan de uitvoering waarvan de hulppersoon meewerkt.
De hulppersoon kan eveneens de verweermiddelen inroepen die hij zelf in dit verband tegen zijn medecontractant kan inroepen op grond van paragraaf 1.
Art. 6.4 (nieuw) BW Gelijke behandeling van rechtspersonen en natuurlijke personen
Tenzij de wet anders bepaalt, zijn de bepalingen van dit boek van toepassing op zowel private en publieke rechtspersonen als natuurlijke personen.
Art. 6.5 (nieuw) BW Beginsel
Eenieder is aansprakelijk voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt.
Art. 6.6 (nieuw) BW Definitie fout
§ 1 De fout bestaat uit de schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag oplegt of verbiedt of van de algemene zorgvuldigheidsnorm die geldt in het maatschappelijk verkeer.
§ 2 De algemene zorgvuldigheidsnorm vereist een gedrag dat overeenkomt met dat van een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst.
Bij de toepassing ervan kan onder meer rekening gehouden worden met:
1° de redelijkerwijze voorzienbare gevolgen van het gedrag;
2° de evenredigheid van het risico dat de schade zich voordoet, haar aard en haar omvang ten opzichte van de inspanningen en maatregelen nodig om haar te vermijden;
3° de stand van de techniek en van de wetenschappelijke kennis;
4° de eisen van goed vakmanschap en goede beroepspraktijken;
5° de beginselen van goed bestuur en goede organisatie.
Art. 6.7 (nieuw) BW Overmacht
Er is overmacht wanneer het onmogelijk is de toepasselijke gedragsregel na te leven.
De persoon die zich in de onmogelijkheid bevindt de toepasselijke gedragsregel na te leven is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5, tenzij deze onmogelijkheid te wijten is aan zijn fout.
Bij de beoordeling van deze onmogelijkheid wordt rekening gehouden met het onvoorzienbare of onvermijdbare karakter van het feit dat de naleving van de regel verhindert.
Art. 6.8 (nieuw) BW Andere gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid voor fout
De persoon die de toepasselijke gedragsregel niet naleeft, is niet aansprakelijk op grond van artikel 6.5:
1° wanneer hij een onoverwinnelijke dwaling begaat, in feite of in rechte;
2° wanneer hij ingevolge fysieke of psychische dwang onmogelijk de in de wet bepaalde gedragsregels kan naleven;
3° wanneer een noodtoestand hem ertoe brengt een belang te vrijwaren dat aan een ernstig en dreigend gevaar is blootgesteld en waarvan de waarde hoger is dan het belang dat hij prijsgeeft;
4° wanneer hij handelt op grond van een bevel van de wet of van de overheid, tenzij dit bevel klaarblijkelijk onwettig is;
5° wanneer hij handelt uit wettige verdediging doordat een verweer noodzakelijk is ingevolge een onrechtmatige aantasting van zijn fysieke integriteit of een acute dreiging hiervan en dit verweer proportioneel is aan deze aantasting of dreiging;
6° wanneer de benadeelde geldig heeft toegestemd in de aantasting van belangen waarover deze kon beschikken.
Art. 6.9 (nieuw) BW Minderjarigen van minder dan twaalf jaar
De minderjarige van minder dan twaalf jaar is niet aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
Art. 6.10 (nieuw) BW Minderjarigen van twaalf jaar of meer
De minderjarige van twaalf jaar of meer is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechter kan echter oordelen dat de minderjarige geen schadeloosstelling verschuldigd is of de door hem verschuldigde schadeloosstelling beperken. Hij doet uitspraak naar billijkheid, rekening houdend met de omstandigheden en met de economische en financiële toestand van de partijen.
Wanneer de aansprakelijkheid van de minderjarige gedekt is door een verzekeringsovereenkomst, kan de rechter niet oordelen dat geen schadeloosstelling verschuldigd is, noch deze beperken tot een bedrag dat lager is dan dat waarvoor deze verzekeringsovereenkomst dekking verleent.
Art. 6.11 (nieuw) BW Personen met een geestesstoornis
De persoon die lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast, is aansprakelijk voor schade veroorzaakt door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechter kan echter oordelen dat die persoon geen schadeloosstelling verschuldigd is of deze beperken op de wijze bepaald in artikel 6.10, tweede lid, rekening houdend met artikel 6.10, derde lid.
Art. 6.12 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van titularissen van het gezag over de persoon van minderjarigen
Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van minder dan zestien jaar, zijn foutloos aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden.
Ouders, adoptanten, voogden en pleegzorgers, voor zover zij het gezag hebben over de persoon van een minderjarige van zestien jaar of meer, zijn aansprakelijk voor de schade die deze laatste door zijn fout of door een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaakt aan derden. Zij zijn niet aansprakelijk indien zij aantonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van hun kant.
Art. 6.13 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van personen belast met het toezicht op anderen
De persoon die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren, is aansprakelijk voor de schade die deze laatsten door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder zijn toezicht staan. Hij is niet aansprakelijk indien hij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van zijn kant.
Een onderwijsinstelling is aansprakelijk voor de schade die haar leerlingen door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder haar toezicht staan. Zij is niet aansprakelijk indien zij aantoont dat de schade niet te wijten is aan een fout in het toezicht van haar kant.
Art. 6.14 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van de aansteller
§ 1 De aansteller is foutloos aansprakelijk voor de schade door zijn aangestelde aan derden veroorzaakt tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie, als gevolg van zijn fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De aansteller is de persoon die voor eigen rekening in feite gezag over en toezicht op het gedrag van een ander kan uitoefenen.
§ 2 De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn personeelsleden aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit, ook wanneer de toestand van deze personeelsleden statutair is geregeld of zij gehandeld hebben in de uitoefening van de openbare macht.
Art. 6.15 (nieuw) BW Aansprakelijkheid van rechtspersonen voor hun bestuursorganen en de leden ervan
De rechtspersoon van privaat recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn bestuursorganen of door de leden, in rechte of in feite, van die organen aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
De rechtspersoon van publiek recht is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn organen of de leden van zijn organen die geen deel uitmaken van zijn personeel aan derden tijdens en naar aanleiding van de uitoefening van hun functie, als gevolg van hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit.
Art. 6.16 (nieuw) BW Aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken
De bewaarder van een zaak is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek van die zaak.
De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over de zaak. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van de zaak te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.
Een zaak is gebrekkig wanneer zij door een van haar kenmerken niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten in de gegeven omstandigheden.
Art. 6.17 (nieuw) BW Aansprakelijkheid voor dieren
De bewaarder van een dier is foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door dit dier.
De bewaarder is de persoon die de niet-ondergeschikte macht van leiding en controle heeft over het dier. De eigenaar wordt vermoed bewaarder van het dier te zijn, tenzij hij bewijst dat de bewaring bij een ander berust.
Art. 6.18 (nieuw) BW Noodzakelijke voorwaarde
§ 1 Een tot aansprakelijkheid leidend feit is oorzaak van de schade indien het een noodzakelijke voorwaarde is voor deze laatste. Een feit is een noodzakelijke voorwaarde voor de schade indien de schade zich zonder dit feit, in de concrete omstandigheden die bestonden ten tijde van het schadegeval, niet zou hebben voorgedaan zoals deze zich heeft voorgedaan.
Indien een tot aansprakelijkheid leidend feit geen noodzakelijke voorwaarde is voor de schade om de enkele reden dat een of meer andere gelijktijdige feiten, afzonderlijk of samen, een voldoende voorwaarde zijn voor de schade, is het niettemin ook een oorzaak.
§ 2 Er is evenwel geen aansprakelijkheid indien het verband tussen het tot aansprakelijkheid leidende feit en de schade dermate verwijderd is dat het kennelijk onredelijk zou zijn de schade toe te rekenen aan de persoon die wordt aangesproken. Bij deze beoordeling wordt in het bijzonder rekening gehouden met het onwaarschijnlijke karakter van de schade in het licht van de normale gevolgen van het tot aansprakelijkheid leidende feit en met de omstandigheid dat dit feit niet op betekenisvolle wijze heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
Art. 6.19 (nieuw) BW Aansprakelijkheid in solidum
§ 1 Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor onderscheiden tot aansprakelijkheid leidende feiten die oorzaak zijn van eenzelfde schade, zijn in solidum aansprakelijk voor deze schade.
§ 2 Meerdere personen die aansprakelijk zijn voor eenzelfde tot aansprakelijkheid leidend feit zijn in solidum aansprakelijk voor de door dit feit veroorzaakte schade.
Wie een andere persoon aanzet om een fout te begaan of hem met dit doel helpt, is met deze persoon in solidum aansprakelijk voor de door deze fout veroorzaakte schade.
Art. 6.20 (nieuw) BW Feiten waarvoor de benadeelde aansprakelijk is en die een van de oorzaken zijn van de schade die hij lijdt
§ 1 Indien een feit waarvoor de benadeelde aansprakelijk is, een van de oorzaken is van de schade die hij lijdt, wordt zijn recht op schadeloosstelling verminderd in de mate waarin dit feit heeft bijgedragen tot het ontstaan van deze schade.
§ 2 Een persoon voor wie een ander aansprakelijk is op grond van de bepalingen over aansprakelijkheid voor andermans daad kan deze bepalingen niet inroepen tegen de persoon die op grond ervan voor hem aansprakelijk is.
Een persoon door wiens fout de voorwaarden vervuld zijn op grond waarvan een ander foutloos aansprakelijk is, kan deze foutloze aansprakelijkheid niet inroepen tegen de persoon die foutloos aansprakelijk is.
§ 3 De benadeelde heeft geen recht op schadeloosstelling indien een fout die hij zelf beging met het opzet schade te veroorzaken een van de oorzaken is van de schade die hij lijdt. Hetzelfde is het geval indien deze fout begaan werd door een persoon voor dewelke de benadeelde aansprakelijk is.
De benadeelde heeft recht op schadeloosstelling voor het geheel indien een van de oorzaken van de schade die hij lijdt een fout is die een aansprakelijke derde beging met het opzet schade te veroorzaken. Hetzelfde is het geval indien deze fout begaan werd door een persoon voor dewelke de derde aansprakelijk is.
Indien zowel de benadeelde als de aansprakelijke derde of een persoon voor wie zij aansprakelijk zijn een fout begingen met het opzet schade te veroorzaken, is paragraaf 1 van toepassing.
§ 4 Wanneer de benadeelde minder dan twaalf jaar is, wordt zijn recht op schadeloosstelling niet verminderd.
Art. 6.21 (nieuw) BW Regresvorderingen onder medeaansprakelijken
§ 1 Wanneer meerdere personen aansprakelijk zijn voor eenzelfde schade, kan degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld regres uitoefenen tegen elke medeaansprakelijke in de mate waarin het feit waarop diens aansprakelijkheid berust heeft bijgedragen tot het ontstaan van de schade.
§ 2 Een persoon voor wie een ander aansprakelijk is op grond van een aansprakelijkheid voor andermans daad kan tegen de persoon die voor hem aansprakelijk is geen regres uitoefenen op basis van deze aansprakelijkheid.
Een persoon die foutloos aansprakelijk is kan regres uitoefenen voor het geheel tegen de persoon door wiens fout de voorwaarden voor deze aansprakelijkheid vervuld zijn.
§ 3 Degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld, kan geen regres tegen een medeaansprakelijke uitoefenen indien hij aansprakelijk is op grond van een fout die hijzelf of een persoon voor wie hij aansprakelijk is, beging met het opzet schade te veroorzaken.
Degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld, kan regres uitoefenen voor het geheel tegen elke medeaansprakelijke die aansprakelijk is op grond van een fout die hijzelf of een persoon voor wie hij aansprakelijk is, beging met het opzet schade te veroorzaken.
Indien zowel degene die de benadeelde heeft schadeloosgesteld als de medeaansprakelijke of een persoon voor wie zij aansprakelijk zijn, een fout begingen met het opzet schade te veroorzaken, is paragraaf 1 van toepassing.
Art. 6.22 (nieuw) BW Onzekerheid over het causale karakter van de fout – Verlies van een kans
Wanneer het onzeker is of de fout van de persoon die wordt aangesproken een noodzakelijke voorwaarde is voor de schade omdat de schade zich ook kon hebben voorgedaan indien deze persoon zich rechtmatig had gedragen eerder dan een fout te begaan, heeft de benadeelde recht op een gedeeltelijke schadeloosstelling voor de schade in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee de fout de schade heeft veroorzaakt.
Deze bepaling vindt overeenkomstige toepassing bij aansprakelijkheid voor fouten begaan door een persoon voor wie men aansprakelijk is op grond van hoofdstuk 2, afdeling 2.
Art. 6.23 (nieuw) BW Onzekerheid over de identiteit van de aansprakelijke – Alternatieve oorzaken
Indien meerdere soortgelijke feiten waarvoor verschillende personen aansprakelijk zijn de benadeelde hebben blootgesteld aan het risico op het ontstaan van de schade die zich heeft voorgedaan, maar niet kan worden aangetoond welk van deze feiten de schade heeft veroorzaakt, is elk van deze personen aansprakelijk in verhouding tot de waarschijnlijkheid waarmee het feit waarvoor hij instaat de schade heeft veroorzaakt. Wie bewijst dat het feit waarvoor hij instaat geen oorzaak is van de schade, is evenwel niet aansprakelijk.
Art. 6.24 (nieuw) BW Basisregel Schade
Schade bestaat uit de economische en niet-economische gevolgen van de aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang.
Schade die bestaat in het verlies van een voordeel dat rechtstreeks zijn oorsprong vindt in een onrechtmatige gebeurtenis of activiteit die aan de benadeelde kan worden aangerekend, leidt niet tot schadeloosstelling.
Art. 6.25 (nieuw) BW Zekere schade
Enkel zekere schade leidt tot schadeloosstelling.
Toekomstige schade leidt tot schadeloosstelling indien zij het zekere gevolg is van de actuele aantasting van een juridisch beschermd persoonlijk belang.
Art. 6.26 (nieuw) BW Patrimoniale en extrapatrimoniale schade
Patrimoniale schade omvat alle economische gevolgen van de aantasting. Zij omvat zowel verliezen en kosten als winstderving en waardevermindering.
Extrapatrimoniale schade omvat alle niet-economische gevolgen van de aantasting van de fysieke of psychische integriteit. Deze schade is vergoedbaar in hoofde van de rechtspersoon, voor zover zij verenigbaar is met de aard van deze laatste.
Art. 6.27 (nieuw) BW Schade bij terugslag
Schade bij terugslag leidt tot schadeloosstelling. Schade bij terugslag is de eigen schade die een persoon lijdt ten gevolge van een eerdere aantasting van het belang van een andere persoon met wie de eerste een juridische band of een voldoende nauwe genegenheidsband heeft.
De aansprakelijke kan aan de benadeelde bij terugslag zowel de fout van de rechtstreekse benadeelde tegenwerpen als de andere verweermiddelen ten gronde die hij aan deze laatste had kunnen tegenwerpen.
Art. 6.28 (nieuw) BW Preventie van schade
De kosten van dringende en redelijke maatregelen door de benadeelde genomen om dreigende schade of de verergering van schade te voorkomen, vallen ten laste van de aansprakelijke of van degene die aansprakelijk zou zijn indien de schade zich zou hebben voorgedaan, ook wanneer zij vruchteloos zijn geweest.
De rechter kan de aansprakelijke een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is om de verergering van de schade te voorkomen die zou kunnen ontstaan door de herhaling of verderzetting van het schadeverwekkend feit.
Art. 6.29 (nieuw) BW Voorbeschiktheid en vooraf bestaande toestand van de benadeelde
De benadeelde die een voorbeschiktheid tot schade vertoont, heeft recht op integrale schadeloosstelling voor zijn schade, ook al is deze voorbeschiktheid één van de oorzaken ervan.
De benadeelde die zich reeds voorafgaand aan het tot aansprakelijkheid leidende feit in een gekende eerdere toestand bevond die al tot schadelijke gevolgen heeft geleid, heeft enkel recht op schadeloosstelling voor de nieuwe schade veroorzaakt door hetzelfde feit of voor de verergering van de bestaande schade.
Indien de aansprakelijke bewijst dat het tot aansprakelijkheid leidende feit tot gevolg heeft dat schade vroeger is opgetreden dan het geval zou zijn geweest zonder dit feit, leidt enkel de schade die het gevolg is van het vervroegde optreden tot schadeloosstelling.
Art. 6.30 (nieuw) BW Integrale schadeloosstelling
Degene die aansprakelijk is voor schade, is gehouden tot integrale schadeloosstelling ervan, rekening houdend met de concrete toestand waarin de benadeelde zich bevindt.
Art. 6.31 (nieuw) BW Doelstellingen en wijzen van schadeloosstelling
§ 1 Schadeloosstelling voor patrimoniale schade strekt ertoe de benadeelde te plaatsen in de toestand waarin hij zich zou hebben bevonden indien het tot aansprakelijkheid leidende feit zich niet zou hebben voorgedaan.
Schadeloosstelling voor extrapatrimoniale schade heeft tot doel de benadeelde een billijke en passende vergoeding toe te kennen voor deze schade.
§ 2 Schadeloosstelling vindt plaats door herstel in natura of door schadevergoeding.
Deze wijzen van schadeloosstelling kunnen gelijktijdig toepassing vinden indien dit nodig is om integrale schadeloosstelling te verzekeren.
§ 3 Wanneer de aansprakelijke, opzettelijk en met de bedoeling winst te realiseren, inbreuk heeft gemaakt op een persoonlijkheidsrecht van de benadeelde of zijn eer of reputatie heeft aangetast, kan de rechter de benadeelde een bijkomende vergoeding toekennen gelijk aan het geheel of een deel van de nettowinst gerealiseerd door de aansprakelijke.
Art. 6.32 (nieuw) BW Ogenblik van de bepaling van de omvang van de schade
De omvang van de schade wordt bepaald op de datum die het tijdstip van de effectieve schadeloosstelling zo dicht mogelijk benadert.
Art. 6.33 (nieuw) BW Herstel in natura
§ 1 Het herstel in natura strekt ertoe de schadelijke gevolgen van een tot aansprakelijkheid leidend feit in werkelijkheid ongedaan te maken.
De rechter kan hiertoe de rechtstoestand van partijen wijzigen of bevel geven maatregelen uit te voeren door de aansprakelijke of, op diens kosten, door een derde en kan de benadeelde machtigen zich hiervoor in de plaats te stellen van de aansprakelijke.
§ 2 Wanneer de benadeelde dit vordert, wordt het herstel in natura bevolen, tenzij dit onmogelijk of kennelijk onredelijk is, de uitoefening van dwang op de persoon van de aansprakelijke vereist of in strijd is met de menselijke waardigheid.
De aansprakelijke kan aanbieden om de schade in natura te herstellen. De benadeelde kan evenwel dit aanbod weigeren indien hij hiervoor gegronde redenen heeft.
Art. 6.34 (nieuw) BW Toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit
Toekomstige schade die het gevolg is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit wordt vergoed onder de vorm van een bedrag vastgesteld op forfaitaire wijze, door kapitalisatie of onder de vorm van een rente, naargelang dit passend is. Hierbij wordt, onder meer rekening gehouden met de toestand van de partijen en de belangen van de benadeelde.
De rechter kan een rente opleggen ook al wordt zij niet gevorderd, wanneer doorslaggevende motieven in verband met de bescherming van de benadeelde dit verantwoorden.
Art. 6.35 (nieuw) BW Uitkeringen en voordelen ontvangen door de benadeelde
De uitkeringen en voordelen die de benadeelde niet zou hebben ontvangen zonder het tot aansprakelijkheid leidende feit en die strekken tot schadeloosstelling van de door de aansprakelijke veroorzaakte schade, worden in mindering gebracht op de schadevergoeding.
Uitkeringen en voordelen toegekend met het oogmerk de benadeelde te begiftigen, worden niet in mindering gebracht op de schadevergoeding.
Art. 6.36 (nieuw) BW Afzonderlijke bepaling van de elementen van de schade
Onverminderd het derde lid bepaalt de rechter afzonderlijk elk van de elementen van de schade waarvoor hij schadevergoeding toekent.
De rechter kan de omvang van de schade bij benadering ramen wanneer de exacte bepaling ervan onmogelijk is of buitensporige kosten met zich meebrengt.
Wanneer de omvang van de schade op geen enkele andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen.
Art. 6.37 (nieuw) BW Nieuwe schade en verergering van de schade
De benadeelde die vergoed werd voor schade als gevolg van een aantasting van zijn fysieke of psychische integriteit kan een bijkomende schadevergoeding vorderen voor de nieuwe schade of een verergering van de schade die het gevolg is van dezelfde aantasting maar die nog niet in rekening is gebracht en waarvan hij op het ogenblik van de beslissing van de rechter of van de buitengerechtelijke regeling redelijkerwijze geen kennis kon hebben.
De afstand van dat recht blijft zonder uitwerking.
Art. 6.38 (nieuw) BW Zaakschade
In geval van beschadiging van een zaak heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten van het herstel ervan. Indien deze kosten hoger zijn dan de kosten van vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken, is de vergoeding beperkt tot het bedrag van deze laatste. De benadeelde heeft ook recht op vergoeding van de eventuele waardevermindering van de zaak na het herstel ervan.
In geval van tenietgaan van de zaak of wanneer het herstel ervan niet mogelijk is, heeft de benadeelde recht op vergoeding van de kosten die nodig zijn voor vervanging van de zaak door een zaak met dezelfde kenmerken die dezelfde functies vervult.
Art. 6.39 (nieuw) BW Vrije beschikking over de schadevergoeding
Het bedrag van de schadevergoeding is niet afhankelijk van het gebruik dat de benadeelde ervan zal maken. Deze beschikt vrij over de schadevergoeding.
Art. 6.40 (nieuw) Bevel of verbod
Bij vaststaande of ernstig dreigende schending van een wettelijke regel die een bepaald gedrag voorschrijft, kan de rechter, op vordering van een partij die aantoont hierdoor een aantasting van een van zijn zaken of van zijn fysieke integriteit te zullen lijden, een bevel of verbod opleggen dat erop gericht is deze wettelijke bepaling te doen naleven.
Bijzondere aansprakelijkheidsregimes
Art. 6.41 (nieuw) BW Beginsel
De producent is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een gebrek in zijn product.
Art. 6.42 (nieuw) BW Product
Onder “product” wordt verstaan elk lichamelijk roerend goed, ook indien het een bestanddeel vormt van een ander roerend of onroerend goed, of indien het door bestemming onroerend is geworden.
Onder product wordt ook elektriciteit verstaan.
Art. 6.43 (nieuw) BW Producent
Onder “producent” wordt verstaan de fabrikant van een eindproduct, de fabrikant van een onderdeel van een eindproduct, de fabrikant of de producent van een grondstof, alsmede eenieder die zich als fabrikant of producent aandient door zijn naam, zijn merk of een ander herkenningsteken op het product aan te brengen.
Art. 6.44 (nieuw) BW Andere als producent beschouwde personen
Onverminderd de aansprakelijkheid van de producent, wordt eenieder die, in het kader van zijn economische werkzaamheden, een product in de Europese Unie invoert, met het oogmerk het te verkopen of het gebruik ervan aan derden over te dragen, als producent beschouwd; zijn aansprakelijkheid is dezelfde als die van de producent.
De leverancier van het product dat de schade heeft veroorzaakt, wordt als producent beschouwd wanneer:
1° in het geval het product vervaardigd is op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, niet kan worden vastgesteld wie de producent van het product is, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan de benadeelde de identiteit meedeelt van de producent of van degene die hem het product heeft geleverd;
2° in het geval het product ingevoerd is in de Europese Unie, niet kan worden vastgesteld wie de invoerder van het product is, ook al is de naam van de producent aangegeven, tenzij de leverancier binnen een redelijke termijn aan de benadeelde de identiteit meedeelt van de invoerder of van degene die hem het product heeft geleverd.
Art. 6.45 (nieuw) BW Gebrekkig product
Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men gerechtigd is te verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met name:
1° de presentatie van het product;
2° het normaal of redelijkerwijze voorzienbaar gebruik van het product;
3° het tijdstip waarop het product in het verkeer is gebracht.
Een product mag niet als gebrekkig worden beschouwd uitsluitend omdat er nadien een beter product in het verkeer is gebracht.
Art. 6.46 (nieuw) BW In het verkeer brenging
Onder “in het verkeer brengen” wordt verstaan de eerste daad waaruit de bedoeling van de producent blijkt om aan het product de bestemming te verlenen die hij aan dat product geeft door overdracht aan derden of door gebruik ten behoeve van laatstgenoemden.
Art. 6.47 (nieuw) BW Bewijslast
Het bewijs van de schade, van het gebrek en van het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de schade moet door de benadeelde worden geleverd.
Art. 6.48 (nieuw) Gronden van uitsluiting van aansprakelijkheid
De producent is uit hoofde van deze afdeling aansprakelijk, tenzij hij bewijst:
a) dat hij het product niet in het verkeer heeft gebracht;
b) dat het, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat het gebrek dat de schade heeft veroorzaakt, niet bestond op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer heeft gebracht, dan wel dat het gebrek later is ontstaan;
c) dat het product noch voor de verkoop of voor enige andere vorm van verspreiding met een economisch doel van de producent is vervaardigd, noch vervaardigd of verspreid in het kader van de uitoefening van zijn beroep;
d) dat het gebrek een gevolg is van het feit dat het product in overeenstemming is met dwingende overheidsvoorschriften;
e) dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het product in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken;
f),dat, wat de producent van een onderdeel of de producent van een grondstof betreft, het gebrek te wijten is aan het ontwerp van het product waarvan het onderdeel of de grondstof een bestanddeel vormt, dan wel aan de onderrichtingen die door de producent van dat product zijn verstrekt.
Art. 6.49 Hoofdelijke aansprakelijkheid
Indien uit hoofde van deze afdeling verscheidene personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, is elk van hen, onverminderd het regresrecht, hoofdelijk aansprakelijk.
Art. 6.50 (nieuw) BW Bedingen tot beperking van de aansprakelijkheid
§ 1 De aansprakelijkheid van de producent kan ten aanzien van de benadeelde niet worden uitgesloten of beperkt bij contract.
§ 2 Zij kan worden uitgesloten of beperkt wanneer de schade wordt veroorzaakt, zowel door een gebrek in het product, als door schuld van de benadeelde of van een persoon voor wie de benadeelde verantwoordelijk is.
Onverminderd het regresrecht, wordt de aansprakelijkheid ten aanzien van de benadeelde niet uitgesloten of beperkt wanneer de schade wordt veroorzaakt, zowel door een gebrek in het product, als door toedoen van derden.
Art. 6.51 (nieuw) BW Vergoedbare schade
§ 1 De schadeloosstelling die uit hoofde van deze afdeling kan worden bekomen, dekt de schade toegebracht aan personen, met inbegrip van morele schade en, onder voorbehoud van de hiernavolgende bepalingen, de schade toegebracht aan goederen.
§ 2 Schade toegebracht aan goederen levert alleen grond tot schadeloosstelling op indien de goederen gewoonlijk bestemd zijn voor gebruik of verbruik in de privésfeer en door de benadeelde hoofdzakelijk zijn gebruikt voor gebruik of verbruik in de privésfeer.
Schade toegebracht aan het gebrekkig product levert geen grond tot schadeloosstelling op.
Schadeloosstelling voor schade toegebracht aan goederen is slechts verschuldigd onder aftrek van een franchise van vijfhonderd euro.
§ 3 De Koning kan het in paragraaf 2 bepaalde bedrag wijzigen teneinde het in overeenstemming te brengen met de besluiten die de Raad heeft vastgesteld met toepassing van artikel 18.2 van de Richtlijn 85/374/EEG van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken.
Art. 6.52 (nieuw) BW Verval- en verjaringstermijnen
§ 1 Onverminderd artikel 2277ter van het oud Burgerlijk Wetboek, vervalt het recht van de benadeelde om van de producent schadevergoeding te bekomen uit hoofde van deze afdeling na een termijn van tien jaar, te rekenen van de dag waarop deze het product in het verkeer heeft gebracht, tenzij de benadeelde gedurende die periode op grond van deze afdeling een gerechtelijke procedure heeft ingesteld.
§ 2 Onverminderd artikel 2277ter van het oud Burgerlijk Wetboek, verjaart de rechtsvordering ingesteld op grond van deze afdeling door verloop van drie jaar, te rekenen van de dag waarop de benadeelde redelijkerwijs kennis had moeten hebben van de schade, het gebrek en de identiteit van de producent.
De bepalingen van het oud Burgerlijk Wetboek betreffende schorsing en stuiting van de verjaring zijn op die rechtsvorderingen van toepassing.
Art. 6.53 (nieuw) BW Samenloop met andere aansprakelijkheidsgronden
Deze afdeling laat de rechten die de benadeelde ontleent aan het recht inzake contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid onverlet.
Art. 6.54 (nieuw) BW Samenloop met sociale zekerheidstelsels
Uitkeringsgerechtigden uit hoofde van een regeling inzake sociale zekerheid, arbeidsongevallenvergoeding of beroepsziektenverzekering blijven, ook met betrekking tot schadeloosstelling voor schade die door deze afdeling wordt gedekt, onderworpen aan de wettelijke bepalingen betreffende bedoelde regeling.
In zoverre de schade niet wordt vergoed uit hoofde van een regeling bedoeld in het eerste lid, hebben die uitkeringsgerechtigden het recht, op grond van deze afdeling, schadevergoeding te vorderen, mits zij tegen de aansprakelijke persoon een vordering naar gemeen recht kunnen instellen.
De personen of instellingen die, op grond van de in het eerste lid genoemde regelingen, uitkeringen hebben gedaan aan hen die schade hebben geleden welke door deze afdeling wordt gedekt, of aan hun rechtverkrijgenden, kunnen overeenkomstig deze afdeling tegen de producent het regresrecht uitoefenen dat hun door die regelingen wordt toegekend.
Art. 6.55 (nieuw) BW Kernenergie
Deze afdeling is niet van toepassing op de vergoeding van schade gedekt door de wet van 22 juli 1985 betreffende de wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, alsmede door de ter uitvoering van die wet genomen besluiten.
Oud Burgerlijk wetboek
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1382 : Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht diegene door wiens schuld de schade is ontstaan deze te vergoeden.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1383 : Ieder is aansprakelijk, niet alleen voor de schade die hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1384 : Men is aansprakelijk voor de schade welke wordt veroorzaakt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men men onder zijn bewaring heeft.
De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen.
De meesters en zij die anderen aanstellen, voor de schade door hun dienstboden en aangestelden veroorzaakt in de bediening waartoe zij hen gebezigd hebben.
De onderwijzers en de ambachtslieden, voor de schade door hun leerlingen en leerjongens veroorzaakt gedurende de tijd dat deze onder hun toezicht staan.
De hierboven geregelde aansprakelijkheid houdt op, indien de ouders, onderwijzers en ambachtslieden bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1385 : De eigenaar van een dier, of, terwijl hij het in gebruik heeft, degene die zich ervan bedient, is aansprakelijk voor de schade die door het dier is veroorzaakt, hetzij het onder zijn bewaring stond, dan wel verdwaald of ontsnapt was.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1386 : De eigenaar van een gebouw is aansprakelijk voor de schade door de instorting veroorzaakt, wanneer deze te wijten is aan een verzuim aan onderhoud of door een gebrek in het gebouw.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1732 : Hij is aansprakelijk voor de beschadigingen of de verliezen die gedurende zijn huurtijd zijn ontstaan, tenzij hij bewijst dat die buiten zijn schuld hebben plaatsgehad.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1733 : Hij is aansprakelijk voor brand tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 1735 : De huurder is aansprakelijk voor de beschadigingen en de verliezen die ontstaan door toedoen van zijn huisgenoten of van zijn onderhuurders.
Oud Burgerlijk Wetboek artikel 544 : Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen.
Wettelijke bepalingen waarbij de aansprakelijkheid wegens foutief gedrag beperkt wordt tot hetzij zware fouten, hetzij lichte fouten:
art. 18 Arbeidsovereenkomstenwet: werknemers zijn slechts aansprakelijk zijn voor zware fouten en voor lichte fouten die zij regelmatig
begaan;
art. 48 Wet Politieambt van 5 augustus 1992 ;de wet van 30 augustus 1988, art. 90 van de wet van 20 mei 1994, art. 2 van de wet van 10 februari 2003 houdt zelfde beperkingen in voor loodsen, militairen, politiebeambten en statutair personeel in dienst van openbare rechtspersonen.