Haat is een dwangmatige langdurende overheersing van een persoonlijkheid.
Soorten haat
• Haat tegen een bepaalde persoon
• Haat tegenover bepaalde groepen (hele families, vereniging, godsdienst, beroepscategorieën...)
voorbeelden van haat tegen groepen mannenhaat (misandrie), vrouwenhaat (misogynie) en mensenhaat (misantropie), homofobie (tegen homoseksuelen), advocatenfobie (haat tegen advocaten), haat tegen de maatschappij, haat tegen buren...
Haat en fixatie
Haat resulteert in een haatrelatie bestaande uit een negatieve aantrekking. Door deze negatieve aantrekking wordt haat soms verkeerdelijk gedefinieerd als het omgekeerde van liefde. Vooral de haat tegen bepaalde personen resulteert vaak in fixatie, waardoor het gehele denken en handelen gericht wordt naar de gehate persoon. Hierdoor is de persoon die haat ook een slachtoffer, in die zin dat hij zonder hieraan weerstand te kunnen bieden elke minuut van de dag met zijn of haar haatobject geconfronteerd wordt.
De naam van de gehate persoon wordt honderden malen per dag inwendig gereciteerd en vaak ook uit uitgesproken. Hierdoor ontstaan in de hersenen verbindingen naar het haatobject, waardoor andere verbindingen worden verbroken of vertroebeld. Elk oordeel en elk handelen wordt zo niet uitsluitend, dan wel medebepaald in functie van de haat. Dit proces deterioreert, zolang de haat niet wordt losgelaten, hetgeen voor de meeste personen zonder therapie niet mogelijk is, met als gevolg een destructie van de persoonlijkheid en vooral het oordeelsvermogen. Dit obsessief gedrag is dwangneurotisch en verwordt aldus een obessieve compulsieve stoornis.
Gewettigde haat
In religieuze teksten, zoals in het boeddhisme en in het christendom wordt elke vorm van haat als afkeurenswaardig gezien en wordt als plicht, dan wel als remedie voor het eigen ik (met alle voordelen voor de gemeenschap, bestaande uit de instandhouding van de groep en de vrede binnen de groep) de vergeving en de afstand van de haat vooropgesteld.
Vanuit ethisch standpunt dient de vraag gesteld of slachtoffers van extreme misdrijven, zoals deze gepleegd door religieuzen op kinderen, op plegers van genocide mag haten of moet haten. Deze haat is vooreerst zeer begrijpelijk. Maar is ze ook nuttig en zinvol? Haat is nooit een remedie, ze is een bijkomend schade-effect, zelfs een onderdeel van de morele schade. Hierbij mag haat niet verward worden met kwaadheid en drang naar wettelijke gerechtigheid.
De vraag beantwoorden kan ingeleid worden met een voorafgaande vraag:
Is priesterhaat verantwoord gelet op het feit dat vele priesters de meest gruwelijke misdrijven hebben gepleegd?
Is haat tegen Duitsers verantwoord gelet op de voorgeschiedenis van het Duitse Nazisme?
Deze vragen zijn eenvoudig te beantwoorden met 2 maal neen.
Maar is het ethisch dat een slachtoffer van een gruwelijk feit diens dader haat?
Wanneer we haat ontleden zoals we in het aanhef hebben gedaan, is het zeer begrijpelijk dat dergelijke slachtoffers hun dader haten. Net zoals we kunnen begrijpen dat een bedrogen en verstoten echtgenote die zonder één cent wordt achtergelaten, na slagen en beledigingen haar ex echtgenoot haat.
In een bredere context kunnen we aldus begrijpen dat deze negatieve fixaties ontstaan telkens wanneer een persoon de perceptie heeft dat onrecht werd aangedaan.
Maar is haat het juiste antwoord, zeker wanneer we weten dat haat zo destructief is voor de persoon die begint te haten en die door haat overmeesterd wordt tot op het punt dat zijn persoonlijkheid en leven overheerst wordt?
Vergeven kan een antwoord zijn. Maar is het vaak niet. Zeker niet bij bv. pedoseksualiteit, genocide. Van vergeving kan enkel aan de orde komen nadat het verhaal volledig verteld is en er een herstelproces heeft plaatsgevonden, lees voor ernstige misdrijven dat het recht haar werk heeft kunnen doen. Vandaar dat het (assisen)proces vaak een noodzakelijke stap is om de slachtoffers in de gelegenheid te stellen, de dader te zien, antwoorden te zoeken, gebeurtenissen gereconstrueerd te zien, de dader leren kennen, diens familie, diens relaties en psyché (doorheen de getuigenverklaringen) op zoek te gaan naar motieven...
Het strafproces in de brede betekenis van het woord werkt daarom helend ten aanzien van slachtoffers van misdrijven. Pas na het proces kan de echte verwerking van de gruwel beginnen. Het is dan ook de taak van de advocaat van de burgerlijke partij in het assisenproces om zijn cliënten in deze verwerking door de procedure met zin voor waarheidsvinding bij te staan.
Elke assisenpleiter heeft reeds meegemaakt hoe groot de vijandigheid is tussen de families van de dader en deze van het slachtoffer. Om tijdens elke volgende zitting ze dichter bijeen te zien schuiven en waarbij ze op het einde van het proces mekaar in de armen vliegen en troosten, want zij zijn beide slachtoffers.
Sinds kort worden slachtoffers gehoord door de strafuitvoeringsrechtbank, wanneer de veroordeelde vervroegde invrijheidstelling vraagt. Niet zelden dringen de slachtoffers zelf aan op de vrijlating, weze het onder bepaalde voorwaarden waarbij zij inspraak hebben. Dit gebaar is de ultieme verwerking. Het slachtoffer dient niet te vergeten, zelfs niet te vergeven, maar de feiten een juiste plaats te geven, desnoods te verdringen wanneer dit helpt. Beter, het boek af te sluiten, het in het mentaal archief te plaatsen met een dikke rekker rond en verder te gaan met het leven.
Haat is een slechte raadgever, verblindt het eigen inzicht, resulteert in verkeerde verdediging of het verkeerd formuleren van eisen. Door het verlies van zelfcontrole is de hater niet meer in staat de eigen risico's in te schatten, die zeker aan de orde komen wanneer de haat haar oorzaak niet vindt in misdrijven maar in een (relatie)breuk een burgerlijk geschil.
Haat is het slechtste motief om een burgerlijke procedure op te starten. Elke burgerlijke procedure wordt voorafgegaan door een kosten-baten analyse, door het inschatten van de kansen, door een volledig onderzoek in rechte en in feite, door een risicoanalyse inzake kosten, verlies, tegeneisen die het hoofdeis overtreffen. Elke aanval wordt meestal beantwoord door een tegenaanval.
Volgens de psychologie komt haat die niet voorkomt uit misdrijven waarvan men slachtoffer is, voort uit een psychologische projectie van de eigen schaduwzijde op het object. Een schaduwzijde die bij zichzelf ontkend wordt en daardoor in het object ontdekt. Haat vertekent de werkelijkheid. Meestal is dat object dus iemand die juist die eigenschap mist en zuiver is. Daarom bestaat er dan een onvermogen om de werkelijkheid te zien en een onbewust weten dat men zelf schuld heeft aan dat verwijt aan die ander. Dat is dan het begin van haat.
Haat een emotie?
Volgens Paul Ekman, hoogleraar psychologie aan de afdeling psychiatrie van de University of Calfornia Medical School, in zijn boek "Emotions revealed" (2004) is haat evenals blijvende wrok geen emotie, want daarvoor duren ze te lang. Ook geen stemming, omdat we weten waarom we haten of wrok koesteren, hetgeen bij een stemming meestal niet het geval is. Hij ziet wrok als een emotionele attitude [een bewust geloof of mening in combinatie met emotionele toon of gevoel en een neiging tot handelen] en haat als een emotionele gehechtheid. Beide zijn doortrokken van woede, maar zijn zelf geen woede.
Haat is volgens hem een blijvende, intense antipathie gepaard aan afschuw en minachting als gevolg van aangedaan leed. Haat is gericht op een persoon, terwijl wrok is verbonden aan een speciale grief of reeks van grieven. Haat knaagt en neemt de hater zodanig in beslag, dat hij gepreoccupeerd raakt met de gehate man of vrouw. Wrok knaagt ook, zit contant in het achterhoofd en neemt de geest voortdurend in beslag. Een persoon met wrok piekert buitensporig veel over het hem of haar aangedane wel of niet vermeende onrecht. Wrok en haat kunnen door versterkende omstandigheden escaleren tot spontane of doordachte wraakneming.
Haat en recht
Hoe controversieel ook dienen we te beseffen dat de grondslag van het recht, geweld is, terwijl anderzijds het recht een antwoord is op het zelfde recht.
Het huidige recht is niet uit het niets ontstaan, het gaat terug op de vestiging van de Belgische staat die met geweld werd werd afgedwongen, terug op de Napoleontische codificaties, die met geweld en verovering werden ingevoerd, terug op canonieke teksten, Keizerlijke decreten van overheersers.
Elke staat wil echter onmiddellijk zijn bestaan legitimeren en in in stand houden waartoe recht onontbeerlijk is. Als legitimatie van de macht is het recht repressief tegen elke opstand tegen deze macht of in democratische rechtsstelsels tegen de organisatie van deze macht, die volgens rechtsregels wordt gewisseld met een meerdere of mindere graad van instemming en inspraak van het volk.
Anderzijds is het recht een instrument van maatschappelijke ordening, als antwoord op de eigenrichting en het geweld. Naast het en los van het positieve geldende recht, is er de perceptie van recht en rechtvaardigheid, het natuurrecht en het recht van hogere orde.
De perceptie van het recht
Elke burger en rechtsonderhorige heeft een perceptie van het recht. In deze perceptie hoort recht rechtvaardig te zijn. Maar wat rechtvaardig is, is een ethisch en niet juridisch begrip dat bovendien bepaald wordt door individu, groep, cultuur, moment, filosofie, religie. En aangezien rechtvaardigheid een perceptie is, is zij zelfs van mens tot mens verschillend en hebben zelfs gestoorde personen en criminelen een vaak even gestoorde gevaarlijke perceptie van rechtvaardigheid.
Wanneer deze gestoorde percepties niet door een collectieve groepshysterie zijn teweeggebracht (bv. de criminele uitspattingen tijdens de repressie met het kaalscheren van vrouwen en het verbranden van woningen), dienen deze gezocht binnen het brein. Wij zijn immers niets meer en niets minder dan een brein, waarbij we afhankelijk zijn van de constructie van onze hardware (onze hersenen), de ene al beter geconstrueerd dan de andere en de software onder meer gevoed door onze opvoeding, onderwijs, ervaringen, geschiedenis en onze omgeving die we waarnemen met input devices, zoals ogen, oren, gevoel, neus, tong. Inputdevices die echter verre van perfect zijn, ons vaak misleiden, al dan niet opgeslagen worden, al dan niet correct worden opgeslagen, al dan niet correct worden bewaard. De vrije wil in de zin van onbevangen van elke externe of interne invloed ontdane mogelijkheid om keuzes te maken is dus een illusie. Dit betekent niet dat we geen keuzes kunnen maken en dat we niet de indruk kunnen hebben van vrijheid bij deze keuzes.
Geen enkel mens heeft met bewuste vrije keuze gekozen voor het kwade. Dit betekent zeker niet dat dit de legitimiteit van de bestraffing ontneemt, maar impliceert wel dat elke crimineel zijn perceptie heeft van recht en rechtvaardigheid, die kan neerkomen op een perceptie van het recht op wraak, vergelding, eigenrichting.
In het recht kennen we rechtvaardigingsgronden en verschoningsgronden. Sommige eigen percepties worden aldus wettelijk erkend, zoals het recht op zelfverdediging wanneer men in de eigen perceptie fysiek bedreigd wordt, hetgeen resulteert in een vrijspraak, of de provocatie die resulteert in strafvermindering.
Het recht kent zelfs de onweerstaanbare drang op grond waarvan vrijspraak kan bekomen worden, weze het dat deze slechts zelden en onder zeer strikte voorwaarden wordt aanvaard door de gewone rechtbanken en iets meerdere mate kans maakt voor het hof van assisen.
Er bestaat bij een burger een onder meer subjectief gevoel van onrecht, wanneer:
• de toegang tot de rechter niet verzekerd is
• de rechter in de perceptie van de veroordeelde ten onrechte/verkeerd oordeelt of overbestraft
• wanneer de rechtsonderhorige zijn argumenten niet beantwoord ziet
• wanneer uitspraken onuitvoerbaar zijn of niet worden uitgevoerd
• wanneer ernstige feiten niet vervolgd worden en straffen niet worden uitgevoerd
• wanneer er een gevoel is van onmenselijkheid en het niet meer kunnen krijgen van een nieuwe kans
• wanneer de rechtsgang tergend traag is
• wanneer hij het gevoel heeft dat er andere invloeden hebben meegespeeld en bv. plots op het internet vaststelt dat rechter X lid is van dezelfde loge, Rotaryclub Lionsclub, Kiwani-club, golfclub ...) als de advocaat van de tegenpartij alwaar het lidmaatschap synoniem staat voor onvoorwaardelijke vriendschap.
• wanneer de burger zichzelf of zijn advocaat op de rechtbank onvoldoende gehoord zag of met disrespect werd benaderd.
Wanneer de burger het al dan niet correcte gevoel krijgt dat hij geen recht krijgt of verkeerd recht gekregen heeft kan deze op die manieren reageren:
• Hij aanvaardt dat het recht des mensens is en niet over goddelijke middelen beschikt, dat mensen zich kunnen vergissen; dat het recht een door de maatschappij aanvaarde feilbare procedure is om geschillen te regelen en berust.
• Hij blijft via het recht naar andere mogelijkheden zoeken
• Hij koestert wrok en haat tegen recht, rechters, advocaten, wet, overheid, tegenpartij en neemt het recht soms in eigen handen.
Het is opvallend dat op plaatsen waar het recht en het gezag plots wegvalt, onmiddellijk het recht van de straat geldt, waarin alle oude afrekeningen worden vereffend met het meest brute geweld en op basis van kunstmatig gevoede haat er zelfs genocide kan optreden.
Voorbeelden:
• Genocide Joegoslavië
• Genocide in Rwanda
• De uitspattingen van de repressie
Maar het meest beangstigend is de confrontatie met plegers van genocide.
De criminologische wetenschap heeft aangetoond dat de massamoordenaars van de concentratiekampen, de massamoordenaars (vaak kindsoldaten) in Rwanda, de uitvoerders van de genocide in Joegoslavië verassend "gewone" mensen bleken, die niet voldeden aan het klassieke patroon van crimineel. De massahysterie, de rassenhaat, het racisme, bracht hen tot een declick, waarbij zij op het ene moment de meest gruwelijke daden stelden en daarna als van een dagtaak terug naar huis gingen, liefdevol voor hun kinderen en huwelijkspartner zorgden, plezier maakten, uitstapjes pleegden.
Een en ander maakt de daden op zich nog afschrikwekkender. Zeker wanneer we beseffen dat het kwaad geen entiteit is die buiten ons bestaat maar in meerdere of mindere onderdrukte wijze in elk mens zit.
Het bewijs hiervan wordt bewezen door de neurologie:
Wanneer bepaalde delen van de hersenen beschadigd of gestimuleerd worden kan dit resulteren in het meest onbegrijpelijke gedrag.
Wie in bejaardenhuizen werkt of er vaak komt ken de demente mannen die met hun broek op hun enkels achter de verpleegsters hollen en hun levenslang zeer voorname burgers zijn geweest.
Mensen met hersenletsel, kunnen plots compulsief, impulsief en gevaarlijk gedrag vertonen.
Alcoholmisbruik gaat juist hand in hand met snelheidsmisdrijven, maar ook met geweldmisdrijven, kan resulteren in het syndroom van Korsakov met verregaande gedragsstoornissen.
Echtparen die jarenlang harmonieus en liefdevol hebben samengeleefd kunnen bij dementie bijzonder agressief worden tegenover mekaar, met messen achter mekaar zitten, de begrafenisondernemer opbellen in plaats van de ziekenwagen bij een beenbreuk door partnergeweld.
Middels drugs en alcohol worden morele waarden van strijdende troepen weggeveegd om ze vlak voor de aanval tot moordmachines te maken.
De drift van de demente die met enkels op de broek verpleegsters lastig viel bestond ook tijdens zijn leven, maar hij had een werkend normen en waardensysteem waardoor dit in bedwang werd gehouden.
Het killersinstinct is een instinct tot zelfbehoud in elk mens aanwezig verborgen in het oerbrein, dat door het wegvallen van bepaalde functies in de hersenen, door brainwashing, conditionering tot leven kan komen.
Het roedelinstinct, het volgen van de leider en van de groep is een instinct dat veel hoger aan de oppervlakte ligt en zeer gemakkelijk kan aangewakkerd worden.
Het bewijs hiervan vraagt geen grote criminologische kennis:
• Een drugprobleem op een school is in de regel geen individueel probleem van een leerling maar van een hele klas.
• Wanneer er gepest wordt op de werkvloer, drijven pesters collega's mee, zodat het pestgedrag het gedrag van een heel bedrijf (of toch een groot deel van de werknemers kenmerkt).
• Godsdienstfanatisme met gewelddadige uitspattingen van kruistochten tot Jihad, zijn daden waartoe wordt opgeroepen en waarbij honderdduizenden volgen.
• Racisme is een keuze voor de eigen soort en de eigen clan, is eigen volk eerst, is een oerinstinct dat afstamt van ons brein als holbewoner, strijdend voor ons eigen hol eerst. Daarom zeggen zoveel mensen: "Ik ben geen racist maar...' of "ik ben een racist en ben er fier op"). Het vergt weinig moeite om door de aanwezigheid van dit oerinstinct mensen tot de meest idiote en gevaarlijke gedachten en daden te brengen.
De aanwezigheid van het kwaad in ons brein en de afwezigheid van absolute vrije wil, maakt ons niet onverantwoordelijk en dus ook niet onstrafbaar. Wel begrijpbaar en aanpakbaar, vaak behandelbaar.