uittreksel uit het
burgerlijk wetboek: Art. 499/7.[
1 § 1. Onverminderd de bepalingen opgenomen in bijzondere wetten moet de vrederechter de bewindvoerder over de persoon bijzondere machtiging verlenen om :
1° de verblijfplaats van de beschermde persoon te wijzigen;
2° de rechten bedoeld in de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt overeenkomstig artikel 14, § 2, van voornoemde wet uit te oefenen;
3° de beschermde persoon in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij rechtsplegingen en handelingen.
De vrederechter kan de machtiging bedoeld in het eerste lid, 2° , verlenen voor de uitoefening van alle rechten die verband houden met een bepaalde medische behandeling.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de bewindvoerder die bevoegd is om op te treden krachtens de voornoemde wet van 22 augustus 2002, in geval van dringende noodzakelijkheid, zonder voorafgaande bijzondere machtiging van de vrederechter de rechten opgesomd in die wet uitoefenen. Hij brengt de vrederechter, de vertrouwenspersoon en de bewindvoerder over de goederen onverwijld op de hoogte van zijn optreden.
§ 2. De vrederechter moet de bewindvoerder over de goederen bijzondere machtiging verlenen om :
1° de goederen van de beschermde persoon, met uitzondering van de vruchten en de onbruikbare voorwerpen, te vervreemden, tenzij het beheer is opgedragen aan een in artikel 499/5, tweede lid, bedoelde instelling;
2° een lening aan te gaan;
3° de goederen van de beschermde persoon te hypothekeren of in pand te geven of toestemming te geven tot doorhaling van een hypothecaire inschrijving, met of zonder kwijting, en van de overschrijving van een bevel tot uitvoerend beslag zonder betaling en van het ontslag van ambtshalve inschrijving;
4° een pachtcontract, een handelshuurovereenkomst of een gewone huurovereenkomst van meer dan negen jaar te sluiten, alsook een handelshuurovereenkomst te hernieuwen;
5° een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat onder algemene titel te verwerpen of te aanvaarden, wat slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving kan geschieden. De vrederechter kan bij een met redenen omklede beschikking machtiging verlenen om een nalatenschap, een algemeen legaat of een legaat [
2 onder algemene titel]
2 zuiver te aanvaarden, rekening houdende met de aard en de omvang van het geërfde vermogen en voor zover de baten kennelijk de lasten van het geërfde vermogen overschrijden;
6° een schenking of een legaat onder bijzondere titel te aanvaarden;
7° de beschermde persoon in rechte te vertegenwoordigen als eiser bij rechtsplegingen en handelingen, behoudens voor :
- rechtsplegingen en handelingen bedoeld in de artikelen 1150, 1180, 1°, 1187, tweede lid, en 1206 van het Gerechtelijk Wetboek;
- burgerlijke partijstelling;
- geschillen met betrekking tot huurcontracten of met betrekking tot bewoning zonder akte of bewijs en
- vorderingen tot toepassing van de sociale wetgeving ten gunste van de beschermde persoon;
8° een overeenkomst van onverdeeldheid te sluiten;
9° een onroerend goed aan te kopen;
10° een dading aan te gaan of een overeenkomst tot arbitrage te sluiten;
11° een handelszaak voort te zetten. Het bestuur van de handelszaak mag worden opgedragen aan een bijzondere bewindvoerder onder het toezicht van de bewindvoerder voor de goederen. De bijzondere bewindvoerder wordt aangewezen door de vrederechter. De vrederechter kan zijn toestemming tot voortzetting van de handelszaak te allen tijde intrekken;
12° souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen, zelfs als het om voorwerpen van geringe waarde gaat, te vervreemden onverminderd artikel 499/9;
13° te berusten in een vordering betreffende onroerende rechten;
14° de betalingsdienstaanbieders te machtigen op de betaalinstrumenten van de beschermde persoon enig onderscheidingsteken aan te brengen;
[
3 15° een door de wet toegelaten erfovereenkomst aan te gaan, in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de vermelde erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de verzaking aan rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben.]
3 De afhaling en overschrijving van gelden geplaatst op een rekening van de beschermde persoon worden voor de toepassing van het eerste lid, 1°, niet beschouwd als vervreemdingen, voor zover zij voldoen aan de eisen bepaald bij artikel 499/4.
§ 3. Ingeval een rechtshandeling of proceshandeling zowel de persoon als het vermogen van de beschermde persoon betreft, kan de vrederechter de bewindvoerder tevens machtigen om alleen op te treden. Indien de zaak slechts door de bewindvoerder over de persoon of de bewindvoerder over de goederen bij hem aanhangig wordt gemaakt, wordt de andere gehoord of tenminste bij gerechtsbrief opgeroepen. Door die oproeping wordt hij partij in het geding. De bewindvoerder die de machtiging verkrijgt, brengt de andere bewindvoerder onverwijld op de hoogte van zijn optreden.
§ 4. De vrederechter kan de bewindvoerder over de goederen een bijzondere machtiging verlenen om te schenken ingeval de beschermde persoon daar zelf wilsonbekwaam toe is en uit de verklaring bedoeld in artikel 496, tweede lid, of uit vroegere schriftelijke of mondelinge verklaringen van de beschermde persoon, geuit op een tijdstip waarop hij wilsbekwaam was, de wil tot schenken uitdrukkelijk blijkt. De schenking moet in verhouding staan tot het vermogen van de beschermde persoon en mag bovendien de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden niet behoeftig dreigen te maken. De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/14, art. 91, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>
(
2)<W
2014-04-25/23, art. 195, 062; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(
3)<W
2017-07-31/25, art. 9, 083; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 499/8. [
1 De verkoop van de roerende en onroerende goederen van de beschermde persoon vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek IV, hoofdstukken IV en V, van het Gerechtelijk Wetboek.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-03-17/14, art. 92, 061; inwerkingtreding : 01-09-2014 (W
2014-05-12/02, art. 22)>