Door de principes van het briefgeheim kunnen in rechtzaken enkel brieven worden overgelegd wanneer zowel de afzender als de geadresseerde hiermee hun instemming verlenen.
De vraag stelt zich dan ook in hoeverre een echtgenoot briefwisseling kan voorleggen die geschreven is tussen zijn echtgenote en derden.
Voorbeeld :
briefwisseling tussen een echtgenote haar vader waarin zij zich op bepaalde beledigende wijze uitlaat over haar echtgenoot;
brieven van de echtgenote aan de kinderen met dito beledigingen.
Het hof van beroep te Gent oordeelde dat niettegenstaande het briefgeheim dergelijke briefwisseling toch kon worden voorgelegd en kon ingeroepen worden als bewijsmiddel. Om tot deze stelling te komen, oordeelde het hof van beroep te Gent op 18/11/2004 dat de echtgenoten door het huwelijk een wederzijdse controlerecht op elkaar hebben inzake de naleving van de huwelijksverplichtingen waardoor deze briefwisseling als bewijsmiddel aanvaard werd.
Maar anderzijds dient ten aanzien van de inhoud van dergelijke briefwisseling vrij genuanceerd geoordeeld. Wil dergelijke briefwisseling als bewijsmiddel ook effectief tot resultaat leiden, dan zal een loutere belediging zoals gericht aan een familielid niet volstaan. Er zullen andere gekwalificeerde bijkomende elementen dienen te zijn.
Op 18/11/2004 oordeelde het hof van beroep te Gent dat er rekening dient gehouden met de context en de psychologie van het ogenblik. Het is volgens het hof van beroep niet abnormaal dat men het moeilijk heeft om een scheiding onmiddellijk te verwerken waardoor er wel eens naar familie grove woorden kunnen worden gebruikt. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat deze briefwisseling niet als ernstig genoeg kon worden beschouwd om als grove belediging een echtscheidingsvordering te gronden.
Waren er bijkomende omstandigheden geweest zoals bvb. een cascade van briefwisseling en/of het toezenden van tientallen of honderden brieven aan derden, dan had het hof wellicht anders kunnen oordelen.
Herhaaldelijk werd reeds geoordeeld aanwenden van briefwisseling uitgewisseld tussen een echtgenoot en een derde in een echtscheiding mogelijk is voor zover de brieven niet gedekt zijn door het beroepsgeheim en niet op een onrechtmatige wijze werden verkregen.
Het Europees hof van de rechten van de mens acht het gebruik van dergelijke briefwisseling een inmenging op de privacy doch acht deze veroorloofd gelet op het legitieme doel, met name de bewijsvoering bij echtelijke moeilijkheden die onvermijdelijk met zich meebrengt dat elementen uit het privéleven van de echtgenoten ter sprake komen. Zeker hof voor mensenrechten 13 mei 2008 in de Juristenkrant 28 mei 2008 pagina 3 en www.echr.coe.int
De ene huwelijkspartner echtgenoot mag anderzijds zonder problemen een brief hem of haar gericht door de andere huwelijkspartner voorleggen. Wel zal de rechtbank dienen na te gaan in hoeverre de brief geen collusie uitmaakt.
Brieven uitgaande van kinderen of kleinkinderen dienen van partijen uit bet debat te worden geweerd uit welvoeglijkheid en beveiliging van de morele belangen van de familie. Hiervan dient uitzondering gemaakt indien deze een getuigenis inhouden aangaande feiten waarvan de descendent persoonlijk bet slachtoffer is geweest (Cass, 30 april1970, R. W., 1970-71, 124; Pas., 1970, I, 745, concl. DUMON; Cass.).