De verhuurder is net zoals de verpachter uit de aard van het contract en zonder dat daartoe enig bijzonder beding nodig is, verplicht de huurder of de pachter het rustige genot van het gehuurde of verpachte goed te doen hebben zolang de huur of de pacht duurt (artikel 1719, ten derde van het BW).
De verhuurder en de verpachter zijn niet verplicht de huurder of de pachter te vrijwaren voor de stoornis die derden hem door feitelijkheden toebrengen in zijn genot, zonder dat zij overigens beweren enig recht op het verhuurde of verpachte goed te hebben; onverminderd het recht van de huurder of de pachter om hen in eigen naam te vervolgen (zie artikel 1725 van het BW).
De verhuurder en de verpachter is de huurder of de pachter vrijwaring verschuldigd voor de genotstoornis als die stoornissen het gevolg zijn van rechten die de verhuurder of de verpachter heeft verleend (zie Cassatie 16.05.1991, AC 1990-1991, 921 RKW 1993-1994, 643). De vrijwaring onderstelt dat de verhuurder of de verpachter tekort is gekomen aan zijn contractuele verplichtingen om de huurder of de pachter het rustig genot te verschaffen (Cassatie 01.02.1974, AC 1974, 599).
De huurder en de pachter die in hun genot gestoord worden door een derde zijn verplicht zich tot de verhuurder of de verpachter te wenden in die mate dat deze derde zich zou steunen op een recht dat bij van de verhuurder of de verpachter, dan wel diens rechtsvoorhangers of een persoon waarvoor de verhuurder of de verpachter dient in te staan, heeft verkregen.
De verhuurder of de verpachter begaat een contractuele fout als hij aan derden rechten toekent die het genot van de huurder of de pachter storen, of als hij de huurder niet in kennis heeft gesteld van de rechten die derden reeds op het verhuurde of verpachte goed hebben op het ogenblik van het afsluiten van de huurovereenkomst of pachtovereenkomst.
Wanneer derden zich op dergelijk rechten beroepen, dient de verhuurder of de verpachter de huurder of de pachter te vrijwaren voor de genotstoornis die hij ondervindt.
Dit is echter niet het geval als de derde die het genot van de huurder of de pachter stoort, zich niet beroept op een recht dat hem door de verhuurder of de verpachter is toegekend of door de verhuurder of verpachter dient te worden eerbiedigt.
De verhuurder of de verpachter dient in een dergelijk geval de pachter niet te vrijwaren.