Beroep kan ingesteld bij verschillende rechtbanken afhankelijk van de aard van het geschil, dus ook afhankelijk van de rechtbank die de eerste aanleg behandelde:
• de politierechtbank is de beroepsinstantie voor gemeentelijke administratieve sancties.
• de rechtbank van eerste aanleg behandelt het hoger beroep tegen uitspraken die in eerste aanleg gedaan zijn door het vredegerecht of de politierechtbank
• de vijf hoven van beroep behandelen het hoger beroep tegen vonnissen die in eerste aanleg geveld zijn door de rechtbank van eerste aanleg of de rechtbank van koophandel
bij vonnissen in burgerlijke zaken is dat een burgerlijke kamer van het hof van beroep
bij vonnissen in strafzaken (van de correctionele rechtbank) is dat een correctionele kamer van het hof van beroep
bij vonnissen in jeugdzaken (van de jeugdrechtbank) is dat een jeugdkamer van het hof van beroep
• de vijf arbeidshoven behandelen het hoger beroep tegen vonnissen van de arbeidsrechtbank
• in bestuurszaken is er vaak een bezwaarprocedure voorzien, mogelijk gevolgd door een (cassatie)beroep bij de Raad van State
• in belastingzaken is er vaak eerst een bezwaarprocedure voorzien, mogelijk gevolgd door een eerste aanleg (bij de rechtbank van eerste aanleg) en een beroep (bij het hof van beroep).
Beroep is mogelijk in de meeste zaken. Geschillen waarvan de uiteindelijke waarde onder de 2.000 euro ligt die in eerste aanleg uitgesproken zijn door de vrederechter of onder de 2.500 euro ligt voor zaken uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank voor koophandel worden gewezen in eerste en laatste aanleg, dus zonder dat hoger beroep mogelijk is. Voor zulke zaken staat echter wel altijd Cassatieberoep open.
Het recht op hoger beroep is geen absoluut recht. Er bestaat dus geen absoluut recht op een tweede aanleg. De wet voorziet tal van uitspraken die in laatste aanleg worden gewezen zonder dat hiertegen hoger beroep mogelijk is.
In het civiel recht kan een van de partijen, of beide partijen hoger beroep instellen. Het hoger beroep dat als eerste wordt ingesteld heet principaal appel. Wanneer de andere partij daarop ook hoger beroep instelt tegen dezelfde uitspraak, heet dat beroep incidenteel appel.
Ingevolge art. 812, tweede lid, Ger. W. kan de tussenkomst tot het verkrijgen van een veroordeling niet voor de eerste maal plaatsvinden in hoger beroep (zie: Cass. 9 maart 1972, Arr. Cass. 1972, 650; Cass. 24 november 1972, Arr. Cass. 1973, 298; Cass. 21 oktober 1977, Arr. Cass. 1978, 243; Cass. 21 januari 1983, R.W. 1982-83, 2546; Cass. 3 oktober 1983, R.W. 1983-84, 2126, met noot; Cass. 26 oktober 1987, R.W. 1987-88, 1431; Cass. 11 januari 2001, Arr. Cass. 2001, 60; zie ook: zie Hof van Beroep te Antwerpen, 2e Kamer bis 10 mei 2007, R.W. 2007-2008,1158, met NOOT van Mosselmans Geen nieuwe procesverhouding in hoger beroep
Dit verbod tot tussenkomst slaat zowel op de (vrijwillige dan wel gedwongen) agressieve tussenkomst (hiermee wordt bedoeld de tussenkomst tot het verkrijgen van een veroordeling) en op de tussenvordering waarbij tussen reeds in het geding zijnde partijen een (nieuwe) procesverhouding wordt gecreëerd (M. Castermans, Gerechtelijk privaatrecht Algemene beginselen, bevoegdheid en burgerlijke rechtspleging, Gent, Academia Press, 2004, p. 461, nr. 861; B. Deconinck, Incidentele vorderingen in hoger beroep: nieuwe eis tegeneis addenda, R.W. 1986-87, p. 443, nr. 13 en J. Laenens, noot onder Brussel 26 november 1981, R.W. 1981-82, 2177). S. Mosselmans, Tussenvorderingen in het civiele geding, in A.P.R., Mechelen, Kluwer, 2007, p. 23-24, nrs. 34-35).
Het toelaten van de tussenvordering die voor het eerst in hoger beroep wordt gesteld schendt het beginsel van de dubbele aanleg evenals het recht van verdediging.
Maar deze verbodsbepaling geldt niet ten aanzien van de ambtshalve tussenkomst van het openbaar ministerie op grond van art. 138 Ger. Wetboek.
Aangezien dit verbod zoals ingeschreven in art. 812 Ger. Wetboek, de openbare orde niet raakt, noch een bepaling van dwingend recht uitmaakt, mag de rechter dit verbod niet ambtshalve inroepen en dient het bezwaar tegen een tussenvordering, tussenkomst of uitbreiding van een vordering voor het eerst in hoger beroep gesteld, opgeworpen worden door één van de partijen, tenware de in tussenkomst opgeroepen derde verstek laat. In dit geval mag de rechter in graad van beroep toch ambtshalve de tussenkomst ontoelaatbaar verklaren.
Voorbeeld:
In graad van beroep kan een schuldenaar niet voor het eerst een vordering in vrijwaring stellen.
Dezelfde regel geldt overigens ook voor de uitbreiding van de vordering (art. 807 Ger. Wetboek) die niet voor het eerst in graad van beroep kan gesteld? zie: Cass. 29 november 2002, Pas. 2002, I, 2297; Cass. 29 november 2002, Pas. 2002, I, 2301, R.W. 2002-03, 1299, met noot S. Mosselmans; Cass. 11 februari 2005, R.A.B.G. 2007, 263, R.W. 2004-05, 1619, met noot S. Mosselmans; Cass. 1 juni 2007, inzake A.R. nr. C.05.0444.N; S. Mosselmans, «De aanpassing van de vordering in de zin van art. 807 Ger. W.», in Goed procesrecht Goed procederen, XXIXste Postuniversitaire cyclus Willy Delva 2002-03, Mechelen, Kluwer, 2004, p. 331-332, nr. 50; zie ook: G. Closset-Marchal, «Demande principale et demande incidente: Dépendance ou autonomie?», in Storme, M. en Taelman, P. (red.), Het proces in meervoud Le procès au pluriel, Diegem, Kluwer, 1997, p. 48, nr. 40; G. Closset-Marchal en J. van Compernolle, o.c., R.C.J.B. 1997, p. 546, nr. 62; A. Fettweis, Manuel de procédure civile, Luik, Faculté de Droit de Liège, 1987, p. 92, nr. 77).
De regel die de uitbreiding van de vordering in hoger beroep verbiedt dient evenwel genuanceerd te worden. volgens de bepalingen van artikel 807 en 1042 van het gerechtelijk wetboek kan de oorspronkelijke eisen ook in hoger beroep zijn oorspronkelijke vordering uitbreiden of wijzigen, indien het voorwerp van de uitgebreide of gewijzigde vordering gesteund is op feiten of handelingen die in de gedingsinleidende akte werden aangevoerd. (Zie cassatie 1 juni 2007, RABG 2008/11, 666).
Een akte van hoger beroep dient op straffe van nietigheid de uiteenzetting van de grieven te bevatten. Dit impliceert dat de appellant duidelijk maakt waarom en in welke mate hij zich gegriefd voelt door de bestreden beslissing. De grieven dienen dermate duidelijk geformuleerd te worden zodat de de geïntimeerde zijn conclusies kan voorbereiden en zodat de rechter een graad van beroep de draagwijdte van het hoger beroep kan nagaan. Maar deze vereiste verhindert niet dat de appellant in de loop van het hoger beroep bijkomende grieven tot staving van zijn oorspronkelijke vordering aanvoert. (Zie cassatie 1 juni 2007, RABG 2008/11, 666 met noot Sidney Berneman, over nieuwe grieven, en nieuwe middelen en nieuwe vorderingen in hoger beroep: what's in a name?)
Tegen ieder vonnis kan hoger beroep worden ingesteld, tenzij de wet anders bepaalt. Maar indien de wet bepaalt dat er geen hoger beroep mogelijk is bestaat hiertegen geen verhaal en schendt dit gebrek aan hoger beroep niet de rechten van verdediging, noch een (onbestaand) algemeen rechtsbeginsel dat een recht verschaft op dubbele aanleg of de fundamentele mensenrechten. Noch de Grondwet, noch het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens waarborgen immers een dubbele aanleg.
Vonnissen van de arbeidsrechtbank zijn steeds vatbaar voor hoger beroep, ongeacht het bedrag van de vordering. In tegenstelling tot de vrederechter, de politierechtbank, de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van koophandel oordeelt de arbeidsrechtbank dus nooit in laatste aanleg, wanneer het bedrag van de vordering een bepaalde grens niet overschrijdt. Een zodanige grens wordt immers sociaal onrechtvaardig geacht.
Maar dit betekent niet dat alle beslissingen van de arbeidsrechtbank vatbaar zijn voor hoger beroep. Er zijn een aantal sociale wetten die bepalen dat bepaalde vonnissen van de arbeidsrechtbank niet vatbaar voor hoger beroep.
Deze uitzonderingen vindt men vooral terug in geschillen waar collectieve arbeidsbelangen op het spel staan. Voor deze geschillen waarborgt de gerechtelijke procedure een snelle beslechting ten gronde met het oog op het bewaren van de sociale vrede.
Klik hier voor update hoger beroep strafzaken Potpourri II